Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 6
(1967)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2221. 1635 augustus 6. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot12.Mijn Heer, Het is mijn ongeluck, dat de brieven, die het uEd. mij gelieft te schrijven, off seer traech off niet en werden bestelt. Tis vijff dagen geleden, dat mij ter hant is gecommen een cleyn couverte over een brieff, die ick datelijck voorts sont naer Amsterdam ende was van den twintychsten Julij. Daerwt verstont ick, dat uEd. denselven dach over lant mij breeder hadt geschreven, ende tot noch toe heb ick dien brieff niet gesien, hoewel de brieven van den twintichstenGa naar voetnoot13, 22 ende 24 al over vier, vijff dagen sijn behandycht. | |
Tsedert sal uEd. van mij hebben verstaen het verlies van Schenkenschans, dat inderdaet groot is ende niet minder van die de situatie kennen en wert geacht. De quade sorge, die, niettegenstaende soo ernstych gestadych waerschouwen van den gouverneur WeldereGa naar voetnoot1, is gedragen, geeft bij veele veel onsteltenisse. Den viant souckt sijne victorie niet alleen te meinteneren, maer ist mogelijck te vervolgen, waertoe den cardinaelGa naar voetnoot2 met alle sijne macht alreede is gecommen in de Duffel, recht over het fort aen de Cleeffsche sij(d)e; heeft versocht secours van den keyserGa naar voetnoot3, dat hij aen de andere sijde des Rhijns schijnt te willen gebruycken, om soo off over d'Isel te commen off met het belegeren van Emmerick alles, wat hoger leyt, aff te snijden. Doch alle die steden sijn soo wel versorcht dat, tensij den viant te machtych wert, alle vorder danger wel is te precaveren. D'intentie was, dat Sijn Ex.tieGa naar voetnoot4 met het gansche leger, bij preventie, aen de Cleeffse sijde soude hebben gaen liggen, dan den viant soo haest aencommende met een macht van 14000 paerden, 28000 te voet, verde d'onse, nu de Franse infanterye tot op 7000 is gesmolten, overtreffende, was geen tijt om eenych retranchement op te [werpen]Ga naar voetnoot5 ende ongeraden soo dicht op de frontieren een bataille in sodanyge gelegentheyt van tijt te hazarderen, behalven andere reden van consideratie, die haer vrucht mettertijt geven sal. Anders soude hetselve hebben gedient om het fort niet te secoureren van volck ende vivres ende beter bij ons te benauwen. Men laet evenwel niet naer hetselve van de sijde van de Betuwe te attaqueren ende heeft graeff WillemGa naar voetnoot6 de halve mane, die voor de brugge lach, ingenomen, daer een (ba)tterye wert gemaeckt, waerdoor men meent de viant te beletten sijn brugge, die hij van correspondentie op het fort heeft, onbruyckbaer te maecken. Oock soo is den viant wt alle de buytenwercken gedreven, ende met sulcken confusie, dat van driehondert mannen, die sij daerin hadden, wel hondert haer musquetten, soo schrijven de gedeputeerde, hebben achtergelaten. Sulckx dat men hoopt den viant, nu geredigeert sijnde binnen de vesten van het fort, dat cleyn is van begryp, middel sal wesen het te vermeesteren ende met vierwerken haer sulckx te incommoderen, dat sij het niet sullen in connen houden; gelijck d'onse Papemuts voor desen daerdoor hebben moeten verlaten. Hetselven al manquerende, soo meent men, ende met apparentie, den viant te benemen de hope van soo grote effecten als hij wt die victorie verwacht. Doch reservere de middelen tot beter occasie. Eerstdachs meene ick vanhier te reysen. Sal hopen onse correspondentiën voortaen beter sullen gaen. Wat uEd. oordeelt van de ligue van Savoyen, den keuse van den conynck van DuytslantGa naar voetnoot7, verwachte ick metten eersten. Desen 6 Aug. 1635. | |
In dorso schreef Grotius: 6 Aug. 1635 N. Reig. Schenckeschans. |
|