Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 6
(1967)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2189. 1635 juli 20. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mon frère, Op huiden heb ick over Brabant uE. geschreven hetgunt hier passeert, alsoo die wegh door het debvoir van des paus nuntiënGa naar voetnoot2 geopent is, doch niet met volle seeckerheit. Een nieuwe occasie van te bestellen sijnde voorgecomen, sal ick uE. seggen, dat ick vandage bij Mijnheer den cardinaelGa naar voetnoot3 ben geweest, die toonde de saecken van Italië, Nederlant, Duitschlant te behartigen. Daer gaet bij provisie eenig volck om d'heer van FeuquièreGa naar voetnoot4, die bij hertogh BernhardGa naar voetnoot5 is, te stercken. God geve, dat het niet te laet en come voor Mentz. Den heer cardinael hadde eenige tijdinge van een nieuwe victorie ende van 't becomen van Herentals, was seer becommert van verlaeten te werden bij de bondgenooten off eenige vandien. Ick blijve uE. recommanderende mijne papieren, boecken ende 't stuck van RotterdamGa naar voetnoot6. Den Engelschen ordinarisse ambassadeurGa naar voetnoot7 is op wegh. UE. dienstwillige. | |
Den 20 Iuly 1635.
UE. gelieve desen brief op Amsterdam, alsoo daer haest aen is, met den eerste te bestellen. | |
In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 20 Iuly 1635. |
|