Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 5
(1966)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2124. 1635 mei 28. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot4.Mon frère, Den heer rijxcancelierGa naar voetnoot5 arriveerde voor Hellevoet woensdach den 23 ende vernachte te Delft, alwaer wt den naem van de heeren Staten wert's avonts ende donderdach middach getracteert. Naer den middach quam in den Hage, ingehaelt met sesthien coetsen, elck met vier paerden; wert gelogeert in het huys van de extraordinaire ambassadeurs, alwaer wert gedefroyeert. Vrijdach ontrent negen uyren hadde sijne Extie audientie bij de heeren Staten-Generael, dede sijne propositie int latijn cierelijck ende promt tot admiratie van alle, die daervan connen oordeelen. Naer een relaes van den staet der Duytse saecken, ten tijde den conynckGa naar voetnoot6 in Duytslant quam, hoe sij tsedert waren gegaen ende iegenwoordych stonden, heeft sijne Extie aen eenyge daertoe gecommitteert nader openynge in een camer apart van eenyge poincten gedaen ende duyrde de audientie ende conferentie meer als drie uyren, tot contentement, soo ick ben bericht, ter wedersijden. Iegenwoordych is sijne Extie ter maeltijt bij den heer ambassadeur CamerariusGa naar voetnoot7 ende verreyst desen naermiddach naer de maeltijt naer Leyden, alwaer de magistraet sijne Extie desen avont sal tracteren; ende morgen sullen de heeren van Haerlem op gelijcke nodynge van gelijcke doen. Int publyck is hier vorders niet besonders gepasseert, als dat sijne Extie de conynginneGa naar voetnoot8 saterdach, de princesseGa naar voetnoot9 sondach de visite elck wel van twee uyren | |
heeft gegeven ende van den ambassadeur van VenetiënGa naar voetnoot1 is gevisiteert, die oock een contravisite heeft ontvangen. Voorts is gedistraheert geweest met particuliere aenspraecken ende het schilderen van MiereveltGa naar voetnoot2. Dat yet in alle deselve beiegenyngen soude voorgevallen sijn, hetgene nodych is geweten, heb ick tot noch toe niet connen vernemen, dat mij nochtans niet verholen soude blijven, bijaldien het nomine publico ware geschiet. Wat te Leyden ende Haerlem vallen sal, weet ick niet. Maer soo daer buyten het spoor wert gegaen, twijfele niet, ofte sal bij EuripidesGa naar voetnoot3 werden geredresseert, waertoe IovinianusGa naar voetnoot4 ordre heeft gegeven. Het was saterdack 's avonts eer IrenaeusGa naar voetnoot5 ThucydidesGa naar voetnoot6 heeft connen (si)en, wanneer oock, alsoo het ontrent de maeltijt was, geen vorder aenspraeck heeft connen doen als men gewent is, wanneer men heeren van qualiteyt eerst comt salueren. Naer mij heeft gerelateert, soo toucheerde hij en passant met een woort onder de reden, die hem verbonden tot presentatie van sijnen dienst, de weldaet aen uE. geconfereert verterende, hoeveel ende wat personen in desen staet daerdoor haer particulierlijck vonden gedisponeert om neffens uE. die crones dienst te bevorderen. De antwoorde, die punctueel was van poinct tot poinct, gelijck dien heer verdacht hoort, nauw alles remarqueert ende niet onbeantwoort is latende, was oock vol van estime ende genegentheyt tot uE. persoon. Ende hoewel in de duplieken niet meerder en viel, soo soude ick echter weynych staet daerop maecken, die weet die formaliteyten niet anders en sijn als verba curialia, ten ware mij het humeur ende de capaciteyt deden oordeelen, dat sodanych verstant, capabel van alles ende om van alle te oordeelen, noyt meer andere als sijn eygen oogen ende ooren sal connen geloven. Irenaeus bleeff bij sijn Exte ter maeltijt met drie van Cimon'sGa naar voetnoot7 volck, die MartialemGa naar voetnoot8 wel hebben gelesen, daeronder ......Ga naar voetnoot9. Het onthael was ter wedersijden goet ende vriendelijk, ende hebben alle, die den heer rijxcancelier hier hebben gesien ende eerst door reputatie gekent, reden te geloven, dat de faem de grote qualiteyten van soo groten mannen naer haer waerde niet kan publiceren. MenanderGa naar voetnoot10 is eerst Saterdachavont thuys gecommen, soodat, bijaldien desen morgen de visite niet heeft connen doen, d'occasie voorbij sal [sijn]; soude anders van FelixGa naar voetnoot11 eenych vermaen soo behoorde hebben gedaen. Wat den doortocht van sijne Exte int regard van IustinusGa naar voetnoot12 sal opereren, weet ick niet. Men sal aen het goet onthael, dat hier heeft ontfangen ende dat alles, soo veel het publyck raeckt, stil is gepasseert, wel connen mercken, dat het pu- | |
blyck die saecke niet aen en treckt, gelijck men misschien wel soude willen doen geloven. Ick sal verder omhooren ende soo yet verneme uEd. oock mededeelen. Van degene, die bij den heere cancelier sijn, heb ick nyemant gesproocken als alleen mons. CamerariusGa naar voetnoot1, die, naer mij dunckt, hier wat blijft. Hebbe oock geen gelegentheyt gehadt om yemant te spreecken, want hem niemant aen mij heeft geaddresseert; ende hoe heb ick personen, die ick van naem noch van qualiteyt niet en kenne, connen rechercheren? Waeromme sonderlynge dienstych soude sijn geweest, bijaldien hadde geoordeelt ick den heer rijxcancelier ofte yemant van de sijnen dienst hadde connen doen, mij te toonen, hoe ende waerin, ende deselve met een addresse daertoe dienende den wech daertoe hadde gebaent. Waerop in gelijcke occurrentiën soude dienen geleth. De schriften, daervan uEd. hadde vermaentGa naar voetnoot2, hadde ick bij de hant niet, ende is de Apologie van goeden druck niet te becommen om te presenteren. Naer de defaite van de Spaensen bij de Fransoisen hebben wij geen tijdyngen, als dat die van Luyck beyde de legers toevoer doen. Off soodanyge nederlage bij de Spaensen, die hier gehouden wert op vijff duysent doden, acht hondert gevangenen, met verlies van 16 stucken geschut, 17 standaerts, 40 vaendelen, sonder acte van hostiliteyt sal werden geinterpretert (?) ende daer geen rupture wt sal volgen, twijfelen veelen. Maer het schijnt, dat ter wedersijden men alles dissimuleert, ende het Franse leger onder secours van desen staet off troupes van de gemisconteerde princen passeert. Ondertusschen wil men, dat wij geloven het een rupture is, want dat dienstych is om, volgens het eerste tractaet van CharnasséGa naar voetnoot3, geen gelt te geven ende ons vorder met het huys van Oostenrijck te engageren. Men meent beyde de legers desen dach sullen coniungeren. Den viant versterckt hem op (he)t reviercken de Gete. Wt Duytslant verwachten sij in Brabant secours. Godt geve een goet succes van saecken. Naer Rotterdam sal ick donderdach gaen, ten ware den heer BeaumontGa naar voetnoot4, die nu daer is, naer Zeelant, gelijck men hier meent, verreysde; want sonder sijne Ed. is niet raetsaem te beginnen. De brieven van den xi hebben wij eerst over twee dagen ontfangen; die van den xviii sijn noch niet gecommen. Den wint continueert noch oost, soodat den heer cancelier over zee niet sal connen vertrecken; anders werden de scepen, daermede van Diepe is gecommen, veerdych gehouden. Bidde om mijn gebiedenisse aen mijn suster. Desen 28 May 1635. UEd. dienstwillygen broeder
| |
Adres: Mevrouw Mevrouw de Groot Tot Paris. In dorso schreef Grotius: 28 aug. (sic) 1635 N. Reigersb. |
|