Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 5
(1966)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2009. [1635 maart 14.] Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot2.Mon frère, Ick schrijve alleenelijck om geen interruptie te maecken.
ZosimusGa naar voetnoot4 meent bij CimonGa naar voetnoot5 niet lange te blijven. AristotelesGa naar voetnoot6, ThemistoclesGa naar voetnoot7 ens. sullen soo haest niet gereet connen sijn, dat hij daerop mach wachten, de huit van den beerGa naar voetnoot8 is al gedeelt; staetGa naar voetnoot9 te verdragen waer de legers vanGa naar voetnoot10 VindexGa naar voetnoot11 ende Cimon sullen commen. Cimon spreeckt van AlexanderGa naar voetnoot12 te doen besoucken, doch is noch niet geresolveert; Vindex sage dat garen. Men vreest de LelyGa naar voetnoot13 met VirginiusGa naar voetnoot14 eens soude worden. Van AelianusGa naar voetnoot15 vertreck van Aristoteles heb ick noch niet gehoort; sijn wedervaren begint ruchtbaer te werden, met verwonderynge van die het hooren, tot cleyne eere van AeliusGa naar voetnoot16. Sal bij de eerste gelegentheyt met GracchusGa naar voetnoot17 daervan spreecken, alleen tot een preuve, hoe het tusschen PhilemonGa naar voetnoot18 ende TerentiusGa naar voetnoot19 | |
staet, opdat IustinusGa naar voetnoot1 in cas van accommodement te meer reputatie inlegge, waertoe de constitutie van tijt hem seer favorabel schijnt te willen wesen. Want Vindex ende Cimon tevergeeffs veel voornemen, soo het met de RoseGa naar voetnoot2 niet wel en gaet, hetwelck door LatouGa naar voetnoot3 ende AertbesieGa naar voetnoot4 tewege moet werden gebracht. Bij ons is iegenwoordych een Sweetse ambassadeur, eergisteren gearriveert, die naer Engelant gaet; sijn naem is SkitGa naar voetnoot5. Het Spaens schip, over eenygen tijt wt Westindiën commende bij eenyge avanturiers van Vlissynge verovert ende daerwt sij hondert duysent guldens in silver hadden geladen, is op de custen van Engelant gestooten, waerdoor het resterende goet in ander schepen sijnde geladen, sijn deselve door storm in Vallmyden in moeten lopen; waervan den ambassadeur van SpaengeGa naar voetnoot6 kennisse gecregen hebbende heeft sooveel tewege gebracht, dat die schepen ende het goet sijn gearresteert, ende wert devoir gedaen om hetselve goet ontslagen te crijgen. Wensche uEd. advys te weten, wat naer ius gentium ende de prattijcke van Europa is gefundeert. Naer ick Aelianus heb hooren spreecken, sal tusschen SophiGa naar voetnoot7 en ClaudiusGa naar voetnoot8 niet te doen sijn, ingevalle het met praeiuditie van OthoGa naar voetnoot9 moet geschieden, ende hoe kan dat anders werden gevonden? Mustafa BassaGa naar voetnoot10 hoort men niet dat hem beweecht. De brieven van Brussel seggen, men daer meer is onstelt over het verlies van ParaibaGa naar voetnoot11 als al hetgene tusschen Vranckenrijck ende dese landen wert gehandelt. Wt Dunckercken sijn twaelff schepen naer westen gelopen; die van Westindiën oordeelen, het wel naer Brasil soude sijn. Tijdynge wt Duitslant seggen, den heer rijxcancelierGa naar voetnoot12 all sijn troupes bijeen heeft ende selven daerbij is hem retirerende naer de Oostzee; waerop dat leyt, valle verscheyden discoursen. Sal apparent de Fransen ende Duytsen nader op het rijck Sweden doen letten. Den ambassadeur, naer mij, soo ick dus verde geschreven hadde, is geseyt, heeft hier vertoont de redenen, die Sweden heeft om SigismundiGa naar voetnoot13 prolem niet te erkennen maeckende genouchsaem paralela tusschen de oorsaecke, waerom Sigismundus bij haer ende Philippus de tweede bij ons is verlaeten; versouckt men de Polen geen toevoer van ammunitie van oorloge ofte wapenen soude willen doen. | |
Recommandere mij aen mijn suster (en)de vrienden; soo doet oock den heer van der MyleGa naar voetnoot1, die soo datelijck van mij gaet. Desen 14 Martij 1635. UEd. dienstwillygen broeder
| |
Adres: Mijnheer (Mijnhe)er de Groot, Ambassadeur van de Coninginne ende het Rijck van Sweden bij Sijne M.teyt van Vranckerijck. In dorso schreef Grotius: 14 Martij 1635. N. Reigersberg. |
|