Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 5
(1966)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1966. 1635 januari 22. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot2.Mon frère, Soo lange ick geen tijdynge hebbe van uE. arrivement tot Paris, kan ick mij niet begeven om mijnselven te informeren van hetgene uE. dienstych soude mogen wesen te weten. Men spreeckt oock hier nergens van dan van de handelynge, die met den conynck van VranckrijckGa naar voetnoot3, tusschen Duytslant ende dese landen valt, waervan men beter wtcomste nu schijnt te hopen als voor desen. Van de particulariteyten sal uEd. mij nader connen informeren, ende van alles wat voorder desen staet concerneert ende andere rijcken, behalve de croon Sweden, waervan ick wel weet niet te curieux te moeten sijn. Van groote crijchspreparaten aen de ander sijde hooren wij niet, evenwel is d'opinie, dat men dessein heeft Mastricht te belegeren. In Portugael equipeert men twintych schepen, die in twee esquadres wt sullen varen, soo om secours te brengen in Brasil als wt de Baya de todos los Sanctos te haelen de vlote scepen, wel van 70 seylen, met suycker geladen. Wij hebben hier tijdyngen gehadt van het beleg van Pariba, soo te water door onse scepen als te lande van de Brasilianen; dan eenyge Portugesen, bij de capers ingebracht, seggen, dat de onse naer een gedaen aenval ende verlies van drie, vier hondert mannen het beleg hadden verlaten. D'equipagie gaet in Engelant noch voort. Soo wanneer ick last ende instructie sal hebben becomen om met CaesarGa naar voetnoot4 nader te spreecken, sal ick het bij de hant nemen. De Engelsche court, residerende iegenwoordych tot Delft, heeft met Rotterdam gehandelt ende concluderen vandage. Mij was geseyt, gelijck ick voor desen hebbe geschreven, dat men hyer hem hadde geïnformeert, hoe d'ambassadeurs, die daer sijnGa naar voetnoot5, haer in uEd. regard souden hebben te dragen, dan nader ondersouck daerop doende kan ick niet vernemen, dat in de Generaliteyt vermaen daervan is gedaen. Evenwel meen ick ordre is gegeven om te volgen het gebruyck. | |
Saterdach is van Schevelynge met brieven Abbesteech aant. op Cales gedepescheertGa naar voetnoot1, soodat men alle dage verwacht eenyge wtcomste van het lanckduyrych tractaet verwacht, waervan veel discourssen vallen, maer geen seeckerheyt. De neven ReigersberchGa naar voetnoot2 bidde ick dat uEd. nevens uEd. soonenGa naar voetnoot3 mogen wesen gerecommandeert, als aen welcker goede opvoedynge de gansche familie veel is gelegen. Wensche uEd. bij alle occasiën te connen toonen, dat ick ben ende sal sterven UEd. gansch geaffectionneerden ende
| |
(Dese)n 22 Jann. 1635. | |
Adres: A Monsieur Monsieur de Groot, Ambassadeur de la Couronne de Suède auprès de Sa M.té très chrestienne A Paris. In dorso schreef Grotius: 22 Jan. 1635. N. Reig. |