Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 5
(1966)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1897. 1633 november 25. Van W. van OldenbarneveltGa naar voetnoot1.Mijn Heer, Ick hebbe die van den 2 deser wel ontfangen.
De Françoisen souden de avangarde schaede geleden hebben onder la ForceGa naar voetnoot5. Veele, die hier sijn geweest, sijn tseder de nederlage in Duytslant vanhier vertrocken, twelck groote suspitie geeft; oock hebbe die goede luyden veel inpertinente discourse gehouden, alsofte monsieurGa naar voetnoot6 hertoch van Brabant soude wesen, jae opentlijck. Maer onse wijse princesseGa naar voetnoot7 dissimuleert dat alles ende begeert niet, dat yemant yet souede doen tegens de Françoisen. Het is buyten alle apparentie van Gelder te blocqueren ofte Stevenswaert, mede sijn die van Luyck niet seer goet Fransch ende moeten sij niet dencken alle de werrelt te regeeren, ende de tijden konnen veranderen. Wij hooren, dat het accort tusschen den keyser ende Saxen ende Brandenburch gemaeck is, twelck weder een groote crack aen Sweed salGa naar voetnoot8 wesen. Men seyt hier, dat Saxen WeymeerGa naar voetnoot9 Regensberch genomen heeft, maer kan evenwel FrietlantsGa naar voetnoot10 dessein niet stuten. Hiermede blijve ick, Mijn Heer, UEd. ootmoedichste dienaer,
| |
Brusselle den 25en Novembr. 1633. | |
Adres (met andere hand): Aen Men Heer Men Heer de Groot etc. tot Hamborcht. Port. In dorso schreef Grotius: 25 Nov. 1633. Stoutenburg. |
|