Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 5
(1966)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1893. 1633 november 18. Van W. van OldenbarneveltGa naar voetnoot2.Mijn Heer, Die van den 26 Octobr is mij den 15en deser gelevert. Wij hebben vast over de victorie in Silesiën gevuert ende over de progressen van FeriaGa naar voetnoot3, dat verre van daer is, dat hij soude geslaegen sijn. Ick meene, de Sweedsche haer deelinge niet lange sal dueren. Mijne opinie is, dat met boecken te maecken de Pals niet in gerusticheyt te setten is, maer die de strackste is, sal daervan de dispositie houden. Het is niet sonder achterdencken, dat Vranckrijck den BeijerfürstGa naar voetnoot4 belooft te maintineren. De legers sijn albeyde in guarnison. Ick wil wel bekennen, dat grofe faulten bij de Spangnaerts begaen werden, maer dat sij het niet langer soude harderen als de Staeten, uEd. wil dat niet geloven ende is haer macht soo clein niet als men meent, ende heeft den koninckGa naar voetnoot5 niet te betaelen de interresten gelijck de Staeten. Van den trefves kan men niet oordelen soo haest, dewijle den hertoch van AerschotGa naar voetnoot6 eergisteren naer Spangnien getrocken is. Hier heeft men tijdinge wt keysersch hof, dat de Poolen groote advantage hebben op de MoscoviterGa naar voetnoot7, dat de Hungaren en TransylvaenGa naar voetnoot8 met den keyserGa naar voetnoot9 in vrede sijn. Naer mijne dienstige gebiedenis aen mejoffrou uEd. huysvrou ende huysgesin blijve ick, | |
Mijn Heer, UEd. ootmoedichste dienaer,
| |
Brussel den 18 Novembr. 1633. | |
Adres (met andere hand): Aen Men Heer Men Heer de Groot etc. tot Hamborcht. Port. In dorso schreef Grotius: 18 Nov. Stoutenburg. 1633. |
|