Bijlage no. 3
Bij no. 1403
Postscriptum van N. van Reigersberch aan Maria van ReigersberchGa naar voetnoot11. dd. 27 mei 1629.
Joffrou de Groot,
Ik heb niet goet gevonden den rentmeysterGa naar voetnoot12 ... te adviseren hetgeene hem dienstych waer geweten; sulcke officiën sijn dickmael den ouders niet aengenaem, die soo groote opinie van haer kinderen hebben, dat se geen feilen daervan konnen gelooven. Eergisteren heb ick hem op sijn soonGa naar voetnoot13 onderhouden. Ick vraechde, hoe lange daer was geweest; seyde bij de twee jaer. Ick meende het tijt was, dat hij thuys soude comen; seyde mij, wat soude hij thuys doen; ick kan hem daer soo goeden coop houden als ick hier soude doen; soo hij naer Italiën wil, sal hem laeten gaen. Sulckx merckende hij contentement heeft is niet geraden eenych miscontentement te geven. Dan heb het met BrasserGa naar voetnoot14 gecommuniceert, die mede oordeelt best is gelaten.
Met haest; laet mij eens tijdynge weten van mijn cleet.