Bijlage no. 4
Bij no. 1407
Postscriptum van Maria van Reigersberch aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1. dd. 16 juni 1629.
Mon frère,
Over XIIII dagen is hier een persoon bij mij gheweest, die mij quam sprecken ende vragen, of wij geen lust en hadden om van hier te gaen ende ons te begeven in een ander landt, datter een prins was nommende mij den prins, die mijn man verzocht in zijn dienst, zeide hem te willen geven zoo goen gage als hij hier hadde met veel andere voordeelen ende alzoo mijn man niet thuys en was, zoo antwoorde ic, dat ic het mijn man zeggen zoude. Dezen hadde last van een andere. Mijn man is daernaer meede hierover aengesproocken, die den prins met beleefde termen heeft doen bedancken. Vandage is hij wederom hier gheweest ende heeft mijn man ghezeidt, dat hij wel daerop zoude willen letten, dat de conditie beeter was als hij kost dencken, dat hij booven de kost van ons heele huysgesyn zooveel gage zoude hebben, als wij hier hebben ende dat, bijaldyen hij daer ghenegentheyt toe hadde, hij zijn conditie zoude connen maecken zooals hij zelffs wilde. Wilt ... wat op helpen letten; het is wat vaerde, onttrendt de ses weecken (reis)en vanhier. Wij sullen eens moeten resolveeren, als wij ...... (aff)gheslagen hebben, wat salt dan zijn? Den avondt doet (mij eyn)digen, want het is laedt ende ic ben vanavondt wat ....... (ghew)eest. Wilt aen de joffrouwen HoogerbeetsGa naar voetnoot2 doen zeggen, dat haer ......... ghesonden sal werden.