Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 4
(1964)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1407. 1629 juni 16. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot7.Mon frère, Uyt den uwen van den IIe Junij nevens veele advysen, waervan ick uE. ten hoochste bedancke, ontfang ick de tijding, dat uE. de mijne, dye op dye tijdt uE. hadde behooren behandight geweest te zijn, niet en is geworden. Ick had ten selven tijde aen mijn broeder de GrootGa naar voetnoot8 geschreven ende dye bryeff gesonden onder 't pacquet van den heer van LangeracGa naar voetnoot9, maer dye aen uE. had ick ronduyt gesonden aen uE. ende was daerin een brieff aen Sijn ExtieGa naar voetnoot10, waervan ick uE. de copye sende. Ick had daerbij aen uE. geschreven, dat ick twijffelde, off ick aen Sijn Extie over het uytgeven van 't belegh van GrolGa naar voetnoot11 behoorde te schrijven, eerst omdat ick niet wel en can flatteren, ten tweede omdat mij niet veel oorsaeck en wordt gegeven om voor 's lands eer te sorgen, ten derde omdat dye arbeyd te cleyn is, dan dat men daer veel wercx van soude behooren te maecken. Daerbij waeren de tijdingen van den tijdt, indyen de personen, dye mij soo veel quaeds gedaen hebben, dit daerbij hebben gevoecht, dat sij desen brieff hebben geintercipiert; ick magh wel lijden, dat sij haer daer vroolijck mede maecken. Men sal voortaen brieven over Brabant connen bestellen; maer om cort ende seecker te gaen most yemant te Antwerpen zijn, dye deselve waernaem. Nopende Orangie: den heer van ValckenburghGa naar voetnoot12 heeft een brieff geschreven aen EuskerckeGa naar voetnoot13, dye mij door HottomanGa naar voetnoot14 getoont is, waerbij hij denselve be- | |
danckt van de goede dyensten aen hem gedaen, oock aen de soon van Madame de RameGa naar voetnoot1, seggende voorts, dat de groote leugenen tegen hem uytgestroyt mettedaet werden beschaemt, clagende over eenige te licht gelovende, dye tot zijn naedeel advys in 't landt hebben gegeven, seyt dat dye van Orangie continueren in de neutraliteyt, nae gewoonte, dat den coning naebij is eer. 's Keyser'sGa naar voetnoot2 volck tot XVm zijn gepasseert de Valteline, hebben haer meesters gemaeckt van de beste plaetsen van de Grisons ende soo eenige verstandig oordeelen, mochten wel Casal belegeren ende soo de coning van Vranckrijck niet in tijds toe en zyet, emporteren. De coning heeft hem noch eenige dagen gehouden tot Privas, abolitie gegeven aen eenige cleyne plaetsen ende personen geretireert in de geberghte. St Ambroise ende Alais - de plaetse daer de synode van Dordrecht is geapprobeert geweest - hebben haer overgegeven. Privas ende 't fort de Toulon werden gedemoliert, tot welcken eynde een regiment ende een compaignie cavaillerie daer zijn gebleven. 's Conincx volck hebben een brieff geintercipieert aen ClauselGa naar voetnoot3, agent van den hertogh van Rohan in Spaignie. Eenige gedeputeerde van Nismes hebben begonnen met 's conincx commissarissen te handelen, waeruyt men hoopt, dat een generale vrede sal volgen. 't Is beter muyren te laeten vallen dan hoofden. De steden sullen te meer daertoe geperst worden, omdat alrede den prinsGa naar voetnoot4 alles heeft begonst te destrueren ontrent Montauban ende den mareschal d'EstréesGa naar voetnoot5 ontrent Nismes. Monsr de MarillacGa naar voetnoot6, broeder van mijnheer de guarde des seauxGa naar voetnoot7, is mareschal gemaeckt. Dit zijn de tijdingen van den VIII Junij uyt het leger, waernae bryeven zijn gecomen, dye de hoop van de vrede confirmeren. Den coning sal vrij wat doen om de armen vrij te hebben in Italië ende dat oorlogh sal onsen staet goed doen. Ick sagh vandaegh monsr de ChasteauneufGa naar voetnoot8, dye over eenige dagen vertreckt om te gaen in ambassade extraordinaire in Engelant. Hij vraegde mij weder nae DiocletianusGa naar voetnoot9, waerop ick antwoorde als voor desen, daernae, off daer gheen apparentie en was van mijn restablissement, waerop ick seyde, dat wij op de manier 't niet licht eens soude werden, alsoo sij altijdt stonden op de iustificatie van haere proceduyren, dye ick houde voor nul ende onrechtvaerdigh, ende had ick thyen jaer patientie gehadt, dat ick noch lyever thyen jaer soude wachten, dan mij ende de goede saecken eenigsins prejudiceren. Dat men most in zijn landt met eere woonen, ofte daer niet woonen. Hij seyde, dat ick gelijck had. Ick recommandeerde hem voort de saecken van ons landt ende van mijnheer den prins van Orangie. Dit is mijn manier ende daervoor onthoudt men mij mijn goedt, lastert men een arbeyd tot dilucidatie van de rechten ende cou- | |
stumen van ons landt, dye gelijcke bij niemant oyt en is aengevangen, ondersoeckt men mijne correspondentie ende wat niet? Wye en soude dit niet moede werden? Ick hoop, dat yemant eens dye boose menschen de toom in de mondt sal leggen. De ambassadeur LangeracGa naar voetnoot1 gaet binnen weynigh dagen nae het hoff, soo om te zyen, off hij daer can rechten een proces, dat hem bij het parlement is tegengewesen, als om de saecken van Orangie - soo hij seyt - ten beste te recommanderen. Aen mijn broeder de Groot schrijff ick niet, alsoo ick hem houde op reys te zijn. Hyermede, mon frère, sal ick nebs mijne huysvrouw ende kinderen Godt Almachtigh bidden uE. te houden in zijne protectie nebs alle andere vrunden. Den XVIen Junij XVIcXXIX. UE. dyenstwillige broeder
| |
Men houdt hyer, dat de marquys SpinolaGa naar voetnoot2 sal commanderen over het leger in Italië ende dat op Siciliën ende andere plaetsen ordre is gestelt tot de toevoer. De commandeur de PorteGa naar voetnoot3, oom van den heer cardinael de Richelieu, heeft binnen dese twee off drye dagen geseyt, dat des cardinaels intentie is met den eerste te vorderen het stuck van 't commercieGa naar voetnoot4, oock met vrijheyt van religie te Harfleur. | |
Adres: Mijn heer Mijn heer Reigersberg, raidt in den Hoogen Raide in Hollant. In 's Gravenhage. port. In dorso schreef Reigersberch: broeder ende suster de Groot den 16 Iunij 1629. |
|