Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 4
(1964)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1403. 1629 mei 27. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot5.Mijn Heere, Wt mijn voorgaenden sal uE. hebben verstaen tgene uE. in den sijnen van den XII Mey begeert te weten, alsoo wt den stant van de wercken, die doen ter tijt alreede voor den Bosch waren gemaeckt, wel affnemen cont, dat wij niet anders connen hoopen als een seer geluckyge wtcomste van die overgroote ende genereuse entreprinse van sijne Extie. Men heeft tot noch toe alleene besych geweest om de wercken te verswaren, verstercken ende verdubbelen, die nu naer het oordeel van de verstandycste - ick sal volgen de woorden die ConstantiusGa naar voetnoot6 mij schrijft der XXIII deser - ‘sont desja en tel estat que Dieu mercy nous sommes aultant que hors de peine d'estre forcez’. De fortificatiën sijn tot verwonderynge stercker als die voor Grol. De celeriteyt, daerin die sijn gemaeckt, gaet het gelooff te boven sijnde door het moras, daer den viant onmogelijck oordeelde, dat men de stat soude sluyten, tsestych roeden dijckx op een dach gemaeckt, ende dat op een extraordinaire maniere door industrie van de Hollantsche boeren van den Kinderdijck ende Dortse waert, waerom oock den dijck, dat haer seer encourageerde, bij sijne Extie den Hollantsen Dijck wiert genoemt. Sij hebben eerst ter plaetse, daer sij den dijck wilden leggen, het moras voor een cleyn spatie int viercante met berderen ende plancken beslooten, die sij brachten (?) tot op het sant, daernaer met gewelt van volck het moras daer wtgeschept ende datelijck rijs ende goede aerde daerin gestort ende soo ten effecte gebracht dat wonderlijck werck. Constantius in den selffden brieff van den XXIII geeft mij seer goede moet: ‘que nous viendrons au bout - ce sont ses termes - de ce noble et genereux dessein, auquel est admirable la diligence, le soing et la prudence de monseigneur le prince, qui jour et | |
nuict ne cesse à s'y trouver en personne’. Den viant sal naer het oordeel van veele te laet commen om de plaetse directelijck te secoureren. Constantius seyt mij: ‘Nos ennemys font des assemblées, mais assez froidement et qui semblent tirez à la longue’. Aen DiocletianusGa naar voetnoot1 schrijft hij, dat den viant vergadert tusschen Liere ende Mechelen in een dorp le Bellaert, dat het volck lancksaem bij comt, hetsij bij faulte van gelt ofte omdat men ordre wt Spaenge verwacht; datter advisen waeren, dat graeff Henderick van den BergeGa naar voetnoot2 1100000 dusent guldens tot betalynge van sijn volck hadde ontfangen. Seecker persoon gevonden den 16 deser, dewelke in de stat van sHertogenbosch meende te geraecken ende verdroncken was, hadde in den rant van sijn hoet brieven van de Infante, den graeff van den Berge ende VerreyckenGa naar voetnoot3 aen GrobbendonckGa naar voetnoot4. De substantie van den brieff van den Infante was, dat sij haer verliet op sijn goede courage ende beleyt ende niet en twijfelde ofte soude alles doen dat tot defentie noodych was; dat sij eenyge ordre om hem gelt te doen hebben hadde gestelt ende voorts de plaetse soude secoureren; dat graeff Hendrick van den Berge het commandement soude he(bben). Den graeff van den Berge schreeff, dat hij alles prepareerde tot een ontset; dat se goede courage souden willen toonen ende haer niet ontsetten, soo het secours wat langsaem bijquam; dat het soude wesen om alles soo veel te beter veerdych te hebben, dat om groote forces te gebruycken noodych was. Verreyckens brieff int cijfer geschreven was, doen wij de tijdyngen cregen, noch niet ontcijfert. Ondertusschen sijn hier aengecommen twee dusent uytgelesen Schotten ende is bij Hollant promptelijck als bij meer andere provintiën geconsenteert te lichten ses dusent waertgelders; Zeelants consent wert verwacht ende hoopen wij ordre te sullen connen stellen, dat den viant met een notable diversie de plaetse niet en secourere. D'approches sullen haest werden begonnen ende mocht wel op diversche quartieren de stat werden aengetast, maer het principaelste gewelt wil aencomen op de Vuchterschans, die men seyt seer sterck is van grachten, hoorenwercken, contreescarpe, faussebraye ende wallen. Dan men meent de cleyne Vuchterschans, die tusschen de groote schans ende de stat leyt, wel is te naderen, doordien eenyge lantscheydyngen niet wel sijn geslecht ende dat die cleyne de groote seer commandeert. Doch sonder groot verlies van volck sal dit dessein niet connen werden geexecuteert. Wij moeten Godt bidden, dat hij den persoon van sijne Extie in sijne heylyge protectie gelieve te nemen ende sijn leger bijstaen. CaracallasGa naar voetnoot5 agent heeft mij getoont een brieff, die Caracalla aen GalloGa naar voetnoot6 schrijft, daerbij hij hem verwittycht, dat AurelianusGa naar voetnoot7 aen AeliusGa naar voetnoot8 heeft geschreven, gelijck off hij autor et promotor ware van dit groot voornemen, alleen om VeroGa naar voetnoot9 daerin te gratificeren ende sijne saecken te seconderen. Die man kan daer sijnde FelixGa naar voetnoot10 wel met Caracalla stellen ende sal Felix hem dan connen gebruycken | |
tot sijn desseins, daer veele mede wt te rechten is, alsoo hij hier goede impressiën van Felix geven kan. Dat AnthemiusGa naar voetnoot1 Aurelianus seer caresseert, werde ick niet gewaer ende meene sulckx wert geseyt, omdat hij hem een visite wederom heeft gegeven, die hij van beyde haer, soo sij thuys quamen, hadde ontfangen, gelijck hij mij selffs heeft verhaelt. Dan ick kan wel mercken, dat hij hem voor clouck hout ende dat de vrouwen den anderen visiteeren. Maer gelijcke officiën heeft hij mij, soo wanneer ick een sal hebben, mede gepresenteert ende kan wel sien aen de beleeftheyt, die hij mij doet, andere mede souckt te obligeren. Wist ick, waerin uE. hem conde gebruycken, soude sien, off alle sijne offres eenyge realiteyt bij haer hebben. Dat de heer Wyts boven het majorschap gen. bij sijne Extie is versien met de plaetse van de heer SmelsynckGa naar voetnoot2 ende gemaeckt president van de chrijsraet, sal uE. misschien hebben gehoort. Ick mercke Anthemius sijn vrienschap seer rechercheert ende heb ordre van de heer Wyts om hem alle diensten wt sijn naem aen te bieden. Binnen Amsterdam is alles wel, doch blijven eenyge predicanten noch wat onstuymych. Ick meene uE. in mijnen lesten te hebben gecommuniceert de advisen, die ick van den 21 Ap. van Mr. AysmaGa naar voetnoot3 wt Hamborch heb ontfangen. Tsedert heb ick van sijn E. niet gesien dan heb van goeder hant, dat den conynck van SwedenGa naar voetnoot4 meent sijne progressen in Poolen te laeten rusten ende hem daer alleen te stellen op een defensive van hetgeene hij heeft geconquesteert ende sijn persoon ende macht te brengen in Pomeren, alwaer WallesteynGa naar voetnoot5 sijn principaelste forcen heeft. Sijne Mteyt wert te Straelsont verwacht ende, soo de saecken van Duytslant redressabel sijn, soo most het door sulck een instrument geschieden. Hij is een prince van seer overtreffelijcke qualiteyten, die veel soude connen uytrechten, soo hij met gelt van die meede interest in die saecken hebben, conde werden gesecoureert. Den Grooten vorstGa naar voetnoot6 bij de heeren Staten versocht sijnde om ettelijcke hondert dusent ponden salpeter wt sijn lant te mogen voeren, heeft haer hondert dusent pont vereert ende versocht acht dusent musquetloopen hier te mogen coopen. Ick meene hem oock eenyge sullen tot een present werden gesonden. Wij verwachten nader tijdynge, wat van ons dessein daer vallen sal; de groote avantage, die daeraen vast is, doet mij het vrij wat behertygen gelijck ick niet en twijfele, ofte sult van gelijcke doen. Het proces wacht op de heer CrommonGa naar voetnoot7. Den geopenden brieff weet ick niet dat heb ontfangen, maer weet wel mij eenen is gelevert, die overquam met brieven, die geopent waeren bij een misverstant van den bode; was van geen importantie. | |
Twee dagen geleden heb ick hier gesien ende gesproocken een raetsheer wt Vrieslant, genaemt SaccamaGa naar voetnoot1, qui magnos et liberos gerit spiritus. Hij is een groot vrient van uE. ende uwe saecke ende van aensien onder de sijne; heeft begeert ick uE. soude groeten, seyde selven met sijn soon, die met Mr. BillantGa naar voetnoot2 overcompt, te sullen schrijven. Den vader meriteert, dat den soon vrienschap geschiede, die oock een jongman is van apparentie. UE. sal tsijnder comste, als wanneer ick hem met een brieff sal accompangeren, veel van de gelegentheyt van Vrieslant wt hem connen verstaen. Tis mijns oordeels niet buyten apparentie, dat de heer Saccama in de Staeten-Generael soude mogen werden gebruyckt, dat ick seer garen sage. De predicanten in Zeelant sijn seer t'onvreden omdat haer het houden van een sinode is geweygert; men vreest sij tegens de resolutie van de Staten willen woelen. Hier gaet alles redelijcke stille; hetgene daer voorvalt, sal ick mede soo wijtloopych garen verstaen, opdat ick mack verseeckert sijn, dat ick het uE. niet te lanck en maecke; recommandere mij aen U huysvrouwe ende blijve UE. dienstwillyge. | |
Desen 27 Mey 1629. | |
Adres: A Madamoiselle Madamoiselle Grotius A Paris. In dorso schreef Grotius: 27 Mey 1629. N. Reigersberch. S ..... anvis .. la femme du feu premier président de Grenoble, mère de madame de Bla ... nt, n'estait pas seur de feu monsr. le chancellier de ... tterent .......... |
|