Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 4
(1964)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1404. 1629 juni 1. Van W. van OldenbarneveltGa naar voetnoot3.Mijn heer, Die van den 25 Mey is mij behandicht. Tsedert hebbe vernomen eenen genaemt de BrielGa naar voetnoot4, die in geselschap was van BrassertGa naar voetnoot5, maer geene boecken vernomen. Niet dat ick daer haestich mede sij, maer omdat uEd. mij tselve in sijnen brief vermaent ende opinie hebbe, dat het die sijn, die van uEd. kennis sijn. Van RubbensGa naar voetnoot6 geloove niet, dat eenige handelinge drijft, ten waere in Engelant, alwaer hij gereyst is. Wt Duytslant scrijft men mij van den 23 Mey, dat alles sich tot oorloge van Italiën ende tegens Vranckrijck bereyt. Alhier is noch graf Heyndrick van den BergeGa naar voetnoot7 wachtende naer secours wt Duytslant, twelck men seyt te marcheren. Hier is mede tijdinge, dat RohanGa naar voetnoot8 dapper geslaegen is ende dat Privas met den eersten sal moeten tot reden kommen. Het pasport door de groote affairen van | |
de princesGa naar voetnoot1 is verleyt geweest, maer laet mij soo daetelijck weten te sullen depescheren, sal het met den eersten oversenden, twelck ick hebbe doen waerschouwen aen uEd. broederGa naar voetnoot2. Hiermede naer mijne dienstige gebiedenis aen mejoffrou uEd. huysvrou ende familie sal eyndigen ende blijven, Mijn Heere, UEd. dienstwillichste dienaer
| |
Met grooten haest. Brussel den 1en Junij 1629. Ick verneme niet van uE. | |
Adres: A Monsieur Monsieur de Groot. In dorso schreef Grotius: 1 Iunii 1629. Stoutenburgh. |
|