Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 4
(1964)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1610. 1631 maart 27. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijnheer, Ick danck uE. van de continuatie van de groote debvoiren bij den XVII Martij geadviseert, alsoock de vrunden, dye voor ons sorgen. Ick danck Godt van één ding, dat het lang ophouden eens een eynde sal nemen ende dat wij sullen hebben te letten, wat ons te doen staet. UE. doet zeer wel, dat hij vrijmoedigh spreeckt. Dat is noodigh. Dat van dye van LouvesteynGa naar voetnoot2 gaet noch vrij crepel. Dat van Utrecht, te weten aengaende dye van AmersfordGa naar voetnoot3, gaet beter. 't Is wonder, dat men niet cloucker en gaet tegen dye groote usurpatie der predicanten, dye buyten twijffel door impuniteit ende verdeeltheyt der overheden aenwassende tot groot quaed sal uytbersten. De saecken hyer gaen noch niet wel. De coninginneGa naar voetnoot4 versoeckt te Compiègne te mogen blijven. Men stroyt uyt, dat de coninginne, des conings huysvrouwGa naar voetnoot5, swanger is, om den loop nae 's conincx broederGa naar voetnoot6 te stuiten, bij denwelcken haer begeven hebben le comte de MouretGa naar voetnoot7, le duc d'ElboeufGa naar voetnoot8, le duc de BellegardeGa naar voetnoot9. Men houdt hij nu sal geweecken zijn op groote offres van Spaignie nae de Fransche Comté, 'twelck ick beter gelooff dan dat andere seggen nae LorraineGa naar voetnoot10, alsoo den cardinaelGa naar voetnoot11 daer lichter hemselve soude connen wel stellen. Plaetsen verclaeren haer noch ghene, uytgenomen Amboise, waervan het casteel bij een edelmanGa naar voetnoot12, bij 's conings broeder gestelt, neeff van PuislaurenGa naar voetnoot13, werdt bewaert met 700 man. Den heer van ChastillonGa naar voetnoot14 heeft de commissie om de plaets te belegeren ende voorts het gouvernement door de landen van de appannagie van 's conings broeder, een scabreuse commissie, doch dye hij niet wel en conde excuseren. Den hongersnoot is schyer heel Vrancrijck deur grooter als bij gedachtenisse van menschen ofte historiën. Op eenige plaetsen hebben haer de luyden op doode paerden geworpen. Te Bourdeaux zijn gerabraeckt een man ende wijff, dye haer nichte gedoot ende opgegeten hadden. Veele dyergelijcke geschyedenissen werden | |
verhaelt, dye eenyder machtigh zijn te doe[n] schricken. Hyer, daer alles in overvloet is, neemt de duyrte schrickelijck aen. Dit gebreck belet den coning, dye nu te Dijon is, verder te trecken. Ick bid om de gebyedenisse aen de vrunden. Den XXVII Maert 1631. | |
Adres: Mijn Heer, Mijn Heer Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant Port in 's Gravenhage. In dorso met andere hand: Den 27 Maert 1631. |
|