Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 4
(1964)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1550. 1630 oktober 18. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot6.Mijnheer, Den uwen van den 7 Oct. gelijck oock dye van de naestleste reyse zijn mij door het volck van den ambassadeur wel gewerdenGa naar voetnoot7. Op de propositie aen MaximinianusGa naar voetnoot8 gedaen, heeft mijn huysvrouw haer bedencken uE. wat breder geschrevenGa naar voetnoot9 als ick. Wat mij belanght, ick houde mij zeer geobligeert aen den heer Maximinianus, et nolim esse canis in praesepio. Maer hetgunt uE. daeruyt verwacht dunckt mij buyten apparentie te zijn. Dye stadt heeft noyt twee in sulcke qualiteyt gehadt ende is niet gewent geldt voor niet te geven. Met hyer te blijven zye ick oock geen voordeel te doen; ende van mijne restitutie oordeelt uE., dat niet en can vallen dan met quade clausullen; soo moeten wij dan zyen wat ons te doen staet. Off het oirboir soude zijn soo te comen, gelijck van MedeGa naar voetnoot10 ende anderen, heeft zijn bedencken. De resolutie van stadt ende landen staet mij wel aen, 't en waer het leste conde geduyt werden tot executie van de placcaten. HottomanGa naar voetnoot11 - dye voor seecker door ValensGa naar voetnoot12 raedt, dye brieven heeft helpen vorderen - den ignorant maeckende, vraeghde deser daeghen le ministre Maistre- | |
satGa naar voetnoot1 off hij gheen copye en hadde van de brieven van Genève ende de Switsers aen de Staten van onse landenGa naar voetnoot2. Maistresat seyde neen, vougende daerbij: on suspend ces gens. Les affaires requièrent plustost conseils de paix. Dit is mij gerelateert bij monsr MarbautGa naar voetnoot3, dye daerbij was. JustelGa naar voetnoot4 seyt mij, dat tot Sedan den prinsGa naar voetnoot5 in volle possessie is van 't gebyet over het kerckelijck, oock soo dat altijdt yemant uyt zijne naem is bij 't consistorie. Ick verstae hyer uyt Engelsche van qualiteyt, dat haere paix met Spaignie is gesloten ende dat CottingtonGa naar voetnoot6 uyt Spaignie gaet nae Regensbergh om daer hetgunt resteert te verrichten. De Franchoysen seggen noch de citadelle van Casal binnen dese leste veerthyen dagen van October te willen ontsetten. Evenwel zye ick, dat PriandiGa naar voetnoot7, agent van Mantoue, meent, dat de paix genoech claer is, doch niet zeer tot glorie van Vrancrijck. Mij is in de sin gecomen, off Valens, dye te Rotterdam kennisse heeft, dat beroep van Maximinianus wel soude hebben geprocureert om twee slagen te slaen: hemselve vrij te maecken van sulcken compagnon ende mij de deur te sluyten. Hottoman in geselschap spreeckende van 'tgunt AhenobarbeGa naar voetnoot8 is wedervaeren seyde, dat het licht GallusGa naar voetnoot9 soude berouwen. Hij hout gestaedige correspondentie met Valens. Van Spinola hebben wij nu seeckerheyt dat hij den XXIII Sept. is gestorven te landewaert drye mijlen van NovioGa naar voetnoot10. Wij hebben brieven van de vrouw van ValckenburghGa naar voetnoot11, haere affairen van Chasteaurenard beletten haer te comen voor noch XIIII dagen ofte drye wecken. De Baron de DonauGa naar voetnoot12 is van Lion nae Orange vertrocken ende, naedat monsr van SantenGa naar voetnoot13 mij adviseert, gaet alles daer wel. Mij dunckt, dat het niet quaed en waer, dat mijn bouck de Antiquitate Reip.Ga naar voetnoot14 Batavicae oock in het Duytsch herdruckt wierd om alle de werelt van mijne intentie te doen blijcken. Vale, den XVIII October XVIcXXX. | |
Adres (met een andere hand geschreven): Mijnheer Mijnheer Reigersberg, raed | |
in den Hoogen Raede in Hollant, ten huise van de heer rentmeester van Bewesterscheld tot port. Middelburgh. In dorso (niet van de hand van Van Reigersberch): den 18 Oct. 1630. |
|