Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 4
(1964)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1497. 1630 mei 5. Van J. de Hertoghe van OsmaelGa naar voetnoot5.Mijn Heere, De onsekerheit der affairen rontom ons ende ten deele de swaricheit van de peste zijn oorsaeck geweest, dat ic mijne antwoort op uE. brieff van den 17 December een wijl tijts wtgestelt hebbe, alsoock de verscheydene swaere affairen, die mij geoccupeert hebben wt oorsaeck vant overlijden van mijn vaderGa naar voetnoot6, schoonbroederGa naar voetnoot7, eenen cousyn germainGa naar voetnoot8 ende de gravinne van BryliaGa naar voetnoot9, over de successie der welcker men mij buyten propoost ende sonder fondament vier of vijff processen gesusciteert heeft. Dit heeft mij dry of vier maanden lanck werck gegeven om mijne papieren te visiteren ende memoriën voor mijne advocaten ende raet in Neerlant te dresseren, soodat ic verhope uE. mij desen faulte lichtelijck sult ten besten houden. Ende van alle dat en heeft mij niet meer verdroten, alst overlijden van mijn schoonbroer sijnde een slach, die niet voorsien en was; want alhoewel mijn vader mij veel naerder was, soo hadde deselve nu al over vier jaaren beginnen te sterven, d'welck siende hadde mij allencxkens tot dien slach geprepareert, maer considererende de gestaltenisse vant huys van mijn schoonvader zael.Ga naar voetnoot10 ende de humeur ende lofflijcke qualiteyten van den overleden is het ons allen een overschadelijcke doot geweest. Doch den wil des Heeren moet in alles sonder contradictie goetgevonden worden. | |
Ic hebbe door verscheyde wegen verstaen de confirmatie der opiniën, die in Neerlant in swanck ghaen over t'aennemen of affslaen van de treves, maer niet soo wel gevonden gelijck deselve seer wijselijck in uE. voorsz. brieff van den 17 December voorgestelt zijn, waerwt claerlijck te sien is, dat degene, diet accort tegenspreken, naer mijn gevoelen seer swacke fondamenten hebben, haer steunende op de disordre van den vijant, onsekere conquesten in Indiën verre over see gelegen ende van de ongestadicheyt derselver dependerende, ende de twijfelachtige breking tusschen Spaingniën ende Vranckrijck om de geschillen van Italiën, alle sijnde redenen volcomelijck van andere ofte de fortuyne dependerende, daer ter contrarie mij dunct de swaricheit, die int lant is, ende de redenen, die tot accort mogen moveren, veel zijn en meest van haer eygen beleyt descenderen, dewelcke bij alle wereltwijse luyden altijt voor de andere prevaleren. De meeste swaricheit niettemin in zulcken gevalle consisteert in de predicanten, zijnde een punct, dat wat delicatelijck sal moeten getracteert worden, om de gemeente niet op de been te helpen, waertoe ic achte, dat de dexteriteyt van mijnheer den prince van Orange seer gerequireert wordet, want sijn opinie de meeste beweging tot d'een of d'andere resolutie geven sal. Ic verstae, dat hij en mevrou de princesseGa naar voetnoot1 de saeck wel habylijck beleyden, d'een den treves met alle discretie tegensprekende ende d'ander die voorderende, onder pretext van particuliere affectie ende vrese. Doch ten lesten sal men beyde partie moeten kiezen vast houdende, dat hij hem bij de sekerste opinie vougen zal; vele redenen van staet ende de kennisse, die ic hebbe van zijn humeur - soo vele als imant anders ter werelt ende men die hebben can -, doen mij tselve alsoo gelooven, maer de questie is den tijt wel waer te nemen, ende toe te sien, dat andere tot costen vant lant haer tractaet niet eerst en maecken ende tselve niet alleen in den oorlooch en laeten blijven, alsoo door intrinsicque swaricheyden en de cortheit van de finantiën door de gantsche christenheit. De saecken van Italiën schijnen te inclineren tot eenich tractaet, dat ic nochthans voorsie sijn effect niet sorteren zal, yder van beyde de partiën dit wtstel souckende te winnen om met meer voordeel naermaels malcander opt lijff te vallen. Ondertusschen en vinde niet vreemt te temporiseren, sonder absolutelijck het tractaet aff te snijden, om ondertusschen den viant over den Rhijn te jaagen ende doort veroveren van Lingen ende Rijnberck den Rijn onse frontier te maecken ende alsoo de provintiën van Vrieslant, Gruningen, Overijsel ende t'graeffschap Binthem voolcomelijck te bedecken, terwijl dat twee princen van verscheyde humeur oorsaeck geven tot de troublen van Italiën. Den hertoch van SavoyenGa naar voetnoot2 hem nu voor Spaingniën volcomelijck gedeclareert hebbende geeft oorsaeck door sijne subtiliteyt ende ambitie aen den Spaingnaert om sijne oude desseinen voorder te pousseren, ende den coninck van EngelantGa naar voetnoot3, die de swaricheit wel siet ende in den persoon van sijne naeste bloetGa naar voetnoot4 gevoelt, nochtans hem laet circumvenieren met woorden ende negotiatiën, sommige willen seggen soo verre, dat hij proiecteert Vranckrijck wederom aen te tasten. Het miscontentement van | |
's coninx broederGa naar voetnoot1 - alhoewel wat besoncken - en is geen cleyne swaricheit voor degene, die de affairen ende de directie derselver in handen hebben. Sommige houden voor den coninck selver, d'welck haer licht (?) wat beter gedaen als gelaeten is, dit zijnde eenen suyrdeesem, die metter tijt veel swacheit ende groote inconvenienten sal mede brengen, als die jonge clauwen wat meer sullen gewassen zijn. Wel is waer, dat het schijnt in Duytslant doort gewelt gedaen aen den ceurvorst van TrierGa naar voetnoot2 groote misnougen tegen den keyserGa naar voetnoot3 beginnen voet te nemen, d'welck de goede partije vrij soude steunen ende verstercken, de prelaten ende andere catholycke princen claerlijc siende, dat de religie maer eenen puren decmantel van de ambitie vant huys van Oistenrijck geweest en is. Soo dat ic mercke aen alle canten geen exercitie manqueren sal aen luyden van onse professie. Comende nu tot uE. particuliere affairen dunct mij wten voorsz. brieff, dat deselve weynich opening siet om alsnoch met contentement ende behoorlijck respect wederom in lant te comen, d'welck nochtans seer considerabel is tot eene wterlijcke resolutie aensiende de jaaren, daertoe uE. begint te comen, ende om niet altijt in eene onsekerheit te blijven, wel seker sijnde, dat het lant uE. in alle tijt meer van doen sal hebben, als uE. t'lant, welcke necessiteyt vermeerderen soude, indien uE. volcomelijck partije gecosen hadde, om vele gewichtige redenen, meynende datter occasiën voorvallen - aengesien het desseing van den cardinaelGa naar voetnoot4 over de restauratie van de commerce in Vranckrijck - daer door uE. sijne particuliere affairen in corten tijt wonderlijck soudet connen voorwaerts stellen, als uE. de publycke consideratiën vant lant voorbij siende alleen op uE. particulier soudt willen dencken, dat nochthans eens ten langen lesten sal dienen te geschieden, indien t'publyck geene andere consideratiën tot uE. en heeft als tot noch toe geschiet en is sijnde uE. voor Godt, alle de werelt ende uE. eygene conscientie geëxcuseert propter ingratitudinem patriae, ad minus eorum, qui rempublicam administrant. Verhopende niettemin, dat men int lant in tijts salutairder raet gebruycken zal ende uE. in die estremiteyt niet laeten vallen, .. immer (?) indien men wel beraeden is; d'welck verhopende sal blijven, Mijn heere,
| |
In Orange, desen 5 May 1630. De peste heeft in dese Principaulté geheel nu opgehouden, hebbende in desen stat bijcans een vierendeel van onse inwoonders verloren. | |
Adres: A monsieur Monsieur Grotius demeurant au Faubourg Ste Germain au devant l'hostel de Condé à Paris. In dorso schreef Grotius: 5 Mey 1630 Valckenburgh. |
|