Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 3
(1961)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1232. 1628 [februari] 28. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1Mon frère, Naedat ick gisteren over Brabant had geschrevenGa naar voetnoot2, heb ick gesproocken monsieur de la VillauclercqGa naar voetnoot3, secrétaire d'estat, die hier is ten dienste van de reine mèreGa naar voetnoot4. Hij seide mij 't selve, dat monsieur de HaiesGa naar voetnoot5; 't comt daerop uit, dat sij meenen, dat hijGa naar voetnoot6 met Sp[aigne] sal handelen. Ick segh, dat daertoe geene affectie en is, maer dat de finantiën (soo) sijn gestelt, dat nootelijck ons sal moeten meer assistentie gedaen werden off geprocureert een goedt accoord, (want) dat het anders in cortten tijdt een quaed eind sal nemen ende dat prins Mauris sulcx wel voorsien heeft, maer niet connen beteren. Dit segh ick om bestwil. Sal mij garen reguleren nae de ordre, die ick sal ontfangen. Maer voor mij vinde 't eenemael noodigh, dat hier wat apprehensie gegeven werde van handeling sonder haer; ende achte niet goedt, dat LangeracqGa naar voetnoot7 altijdt soo spreect tegens de trefves. Men bedrieght hemselve ende de geallieerden, tensij ick mij abusere in de kennisse van de beurs. 28 Jan.Ga naar voetnoot8 1628. | |
Adres: Mijnheer Mijnheer de Raedsheer Reigersberg. In dorso schreef Reigersberch: broeder de Groot, den 28 Ianu. 1628 tot Paris. |