Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 3
(1961)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1074. 1626 april 29. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot5.Mon frère, Ick heb uE. op uwe laeste geantwoordt, waeruyt uE. mijne consideratiën op de gemene saecke sult hebben verstaen. De tijdings, dye ick sedert successivelijck van 't gepasseerde tot AmsterdamGa naar voetnoot6 heb ontfangen, confirmeren mij daerin sonderling ende doen mij vastelick geloven, dat tijdt versuymt is. Doch in onsen tijdt zijn oock gelijcke fauten gedaen, dye ons (slecht) zijn becomen. God geve, dat dese mede niet t'avont ofte morgen beclaecht (word)en. Alle, dye ArsensGa naar voetnoot7 gehanteert hebben, oock de prins van Portugael, don ChristophoroGa naar voetnoot8, vind ick bitter ingenomen tegen CousijnGa naar voetnoot9. Menichte van leppige ..... tegen hem, Arsens ten hoochste verheven als het eenigh soustien van Europa ....., dat hij noch meer slagen wil slaen sulcx als dye van Bohemen. Anderen mogen haer daeraen spiegelen. Blinde slagen lucken niet altijdt wel. Den ........ don Christophoro seyt mij, dat sijn suster wil procederen tegen het testa(me)ntGa naar voetnoot10 op de goederen | |
gelegen in Brabant en Bourgocgne. Hij claeght zeer, dat men don Emmanuel in ons lant niet beter en tracteert. Nieus nae het gunt ick lest heb geschreven is hyer niet. Ick bidde om mijne gebiedenisse aen de vrunden. Den XXIX April XVIcXXVI. Tot Parijs. UE. dienstwillige
| |
De saeck van mijne ordonnantie blijft steecken naedat men mij op veele poincten heeft doen sonderen, daertoe ick niet en can verstaen, ten deele om de conscientie, ten deele om de affectie tot het lant ende 't huis van Nassau. | |
Adres: Mijn Heer Mijn Heer Mr. Nicolaes Reigersberg, raedt in den Hoogen Raidt in Hollant. In 's Gravenhage. Ten huyse van Mr. Willem de Groot ofte te Middelburg ten huize van d'Heer Rentemeester Reigersberg. In dorso schreef Reigersberch: (broeder) de Groot den (29 A)pril 1626; (af)fectie tot ... ende 't huys .... Nassau. |
|