Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 2
(1936)–Hugo de Groot– Auteursrecht onbekend959. [1625] Maart 28. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot2.Mon frère. 't Is my leedt dat het coffer U.E. ophoudt; de reden van het verlet sal U.E. uyt mijn huysvrouw verstaen. Ick en weet niet off U.E. daer langer nae behoort te beyden, alsoo de tijdt, nae dat ick uyt U.E. ende andre luyden schryven verstae, materie geeft om op alles te waecken. Ick ben besigh om te lesen alle de instantiën, brieven van den Coning ende VilleroyGa naar voetnoot3 aen Jannyn, ende van hem aen deselve, raeckend den handel van de Trefves. Ick can claer sien alle de desseigns; ende soo ick oyt raed heb te geven aen 't landt, sal ick niet soo zeer raden als een scherpe wet te maecken jegens 't uythemsch geldt. Wy sijn nu weder voor enige jaeren vast ende mogen niet handelen tot vrede of beystand dan met consent van onse voochden. Middlertijd de costen wassen ende 't schijnt dat eenige sulx begeeren. De secoursen, dye men ons geeft, sijn niet meer dan mondekens maet: waer wil dit heen? Ick heb altijd gehoopt dat men op redelycke conditie ons soude willen assisteren; maer wat sal ick seggen? De syecte van Sijn Extie. maeckt my hyer wat considerabler als voor desen, maer van mijn pension en verneme ick niet. Elckeen soeckt my uyt te hooren ende te engageeren. Ick en wil my aen geen desseigns verbinden, maer nae gelegentheyt van tyden doen dat best is voor 't landt. Ick hoor dat neeffGa naar voetnoot4 hem sal contenteeren met het gunt redelijck is. Soo hy dat wil doen, my dunkt dat alles te helpen sal sijn. Wy stellen onse menagie op 't spaerichste aen, off het nog lang duyrd. Mijn bouckGa naar voetnoot5 sal binnen twee weken connen uytcomen - gedediceert aen den Coning - met een brieff, dye by de vrunden alhyer goedt werdt gevonden; my dunckt dat de heeren niet en sullen connen laeten my daervoor eenige vereering te doen; wy sullen syen. God geve ons wijshijt ten beste van het Landt. Wilt | |
wel vernemen nae de discoursen van EspessesGa naar voetnoot1, oock van MarquetGa naar voetnoot2, de intentie van de Regierders van Dordrecht ende Amsterdam soo op de Regiering als op 't stuk van de Remonstranten. Ick vrees dat de betaeling - immers uyt Engelant - voor Mansfelds volck niet wel en sal volgen, waeruyt ondienst soude connen ontstaen. Onbetaelt crijgsvolck vindt licht een meester. Soubize heeft goed zeevolck ende schepen; gaet voort met roven. Intituleert hem ‘Chef et général des Armées de Saintoigne, pays d'Aunis, Poictou, Anjou, Bretagne, Normandie et iles adjacentes, Admiral des costes des susdittes provinces, pour le service du Roy à terre, églises reformées de France et souveraineté de Béarn’. Dese procedure maecken dye van de Religie haetelijck ende doen veele dencken op de middelen van haer exstirpatie. 't Fort van Chiavenne is becomen. Binnen Riva is slecht garnisoen: had men dat, soo waer dye saeck geclaert. Men houdt dat de ConnestableGa naar voetnoot3 ende de Hertog van Savoye alles prepareeren tot het belegh van Genua, welcke stadt zeer sober is in defensie. Resteert alleen dat men hem meester make van de zee, waertoe de onsen veel vermogen. Ick ben van U.E. advys dat wy in desen tijdt gestadigh moeten correspondeeren. U.E. dient neeffGa naar voetnoot4 te spreecken ofte deur anderen syne meening te verstaen. Ick hoor dat over Langerak by onse coopluyden werd geclaeght; hy heeft voorgenomen hem hyer te houden, al wierd hem zyne commissie opgeseyt. My dunckt dat yemant, die de saeck van Hollant ende Vranckrijck wat beter verstaet als hy, hyer treffelyke diensten soude connen doen. JoachimiGa naar voetnoot5 sal beter sijn voor het landt in Engelant als PauwGa naar voetnoot6. Ick wilde Joachimi's opinie over de gemeene saeck wel weten. De Cardinael BarbariniGa naar voetnoot7, neef van den Paus, comt hyer om de vrede te recommandeeren, ende alle geschillen te vereffenen; men sal zien met wat ...Ga naar voetnoot8. Ick bid om myne gebiedenisse aen de vrunden. Den XXVIII Maert XVIcXXIIII. U.E. dienstwillige broeder
| |
Adres: E. hooggeleerde wyse voorsienige Mr. Nicolas Reigersbergh ten huise van den heer Rentmr. Reigersberch tot Middelburg. In dorso schreef Reigersberch: 28 Maert 1624. |
|