Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 2
(1936)–Hugo de Groot– Auteursrecht onbekend750. 1622 April 29. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot4.Mon frère. De bygaende brieffGa naar voetnoot5 sal U.E. dienen daer 't U.E. oirbaer sal duncken. Wat het uytgevenGa naar voetnoot6 aengaet, ick heb lang daerop gelet, oock met becommertheyt ende gebeden. Eyntelick vinde goed te doen dat 349Ga naar voetnoot7 ende 78Ga naar voetnoot8 sullen goed vinden. U.E. vertreckende can de copye laeten by yemant van kennisse, daer geen peryckel is van gevonden te werden, alsoo lichtelick daerop ondersoeck soude connen geschieden. Soo haest ick de consideratie van U.E. ende anderen sal hebben ontfangen sal ick daerop resolveren. 94Ga naar voetnoot9 heeft weer in de allerbreedste termen zijn dienst hyer doen aenbieden. Men begint hyer te luysteren off 349Ga naar voetnoot7 yet wil doen ende werdt oock daerom geoordeelt, dat het voorsegde bouck moet uytgaen. Onlancx is een by my geweest, dye uyt hemselve | |
niet en sprack, ende sloeg voor 349Ga naar voetnoot1 te huwelicken aen mademoiselle VernueilGa naar voetnoot2. Jeannyen seyde my terstont dat 75Ga naar voetnoot3 hem niet en can vertrouwen op ons Land soo lang die luuden regeeren. Van betaeling werd my goede toesegging gedaen, maer eenige beginnen my weer doch sachtelick op het stuck van de Religie te ondersoecken. Ick spreeck recht uyt doch beleefd. 16Ga naar voetnoot4 ende 13Ga naar voetnoot5 moeten beleefdelick werden gesondeert. Ick en meen Holsteyn niet heel af te snyden, hoewel ick wel bevroede de consequentie voor de gemeene saecke. Maer ick moet anderen daervoor laeten sorgen, dye het beter connen doen. 591Ga naar voetnoot6 is flaeuw nae zijn gewoonte. Men soude misschyen - als 349Ga naar voetnoot7 sulcx goed vinde ende by 24Ga naar voetnoot7 genegentheyt waer tot accomodatie - 't beste yet uytrechten door . . . .Ga naar voetnoot8 dye ons onlancx heeft doen we[ten] dat veelen my daer garen sagen. 't Beste middel ingevalle als boven soude sijn - onder correctie - dat de vrunden uyt haer selve sonder mijn last een pasport wenschten. In welcke gevalle men soude mogen zien off men met 24Ga naar voetnoot7 eenig middel tot generale accommodatie soude connen beraemen. Doch het seeckerste waer dat de sententie te voren waer gecasseert met eenig goede verclaring (n)opende myne intentie. Dan als ick alles wel overleg can ick hyer van niet veel hoopen. U.E. sal gelieve d'heer van Stoutenburgh te seggen dat d'heer Jeannyn aen PellicardGa naar voetnoot9 heeft geschreven, oock aen den Coning om brieven ten selven eynde. 't Waer goed dat hy ende zyne vrunden in het Fransch deden oversetten ende drucken de remonstrantie van haer Vader aen de StatenGa naar voetnoot10, de missive aen Sijn ExcellentieGa naar voetnoot11 ende de historie van de gevanckenisse ende dootGa naar voetnoot12. Conde daerby comen een historie van zijn heel leven, het waer niet dan te beter. De vrese by 591Ga naar voetnoot6 gemoveert comt by my niet eens in consideratie. Anderen, dye grooter zijn, lopen dat peryckel soo wel als ick. De voorslagen, die ick hyervan heb gedaen, wilt die niet nemen off ick eenige lust had om in 't Landt te zijn. Gantsch niet. Maer ick crijgh dagelijcx brieven, die my 't peryckel van 't Landt seer swaer overschryven, noch onlancx van een persoon van qualiteyt, die my raed vraeght om te vertrecken. Hyermede, mon frère, sal ick bidden om myne gebiedenisse. Den XXIX April XVIcXXII tot Parys. U.E. dienstwillige broeder
| |
In dorso schreef Reigersberch: broeder de Groot den XXIX April 1622. |
|