Al dat denken óver en die projecten óp de Utrechtse Heuvelrug heeft het uiteindelijke resultaat van deze Geïllustreerde Beschrijving gevormd. Een van de uitvloeisels was bijvoorbeeld de wijze van weergeven van de parken. De 19de eeuwse tuinarchitecten hadden een uiterst fraaie en illustratieve manier ontwikkeld om hun plannen aan de opdrachtgevers te presenteren. In de trant van die kunstenaars heeft Ineke van der Burg zestien buitenplaatsen in vogelvlucht geschilderd. Misschien is het niet altijd op schaal, maar de essentie van een park kon niet beter dan op deze manier gevat worden.
Als complement van tekst en tekeningen zijn daar de foto's. Beeldmateriaal is doorgaans sterker dan woorden. De foto's uit het archief van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en recente opnamen, speciaal voor deze uitgave gemaakt door Ton van der Wal vertellen hun eigen verhaal. Zij zijn de blik naar buiten, de handvaten waar de beschrijver steun aan gevonden heeft en die de lezer dat verduidelijken wat in woord niet altijd goed mogelijk was.
Dan de tekst. De historisch-geografische inleiding, onontbeerlijk voor een goed begrip van een gebied, werd al in een vroeg stadium van het onderzoek door Marinus Kooiman geschreven. De zaken die daarin aan de orde gesteld worden, reiken verder dan het ontstaan van de buitenplaatsen alleen. De bewoningsgeschiedenis vóór en na de Middeleeuwen, de ontwikkeling van de nederzettingen, de infrastructuur en het grondgebruik zijn onderwerpen die de gevarieerde historie van de Utrechtse Heuvelrug recht doen.
De overige teksten zijn van de hand van Catharina van Groningen. De totstandkoming daarvan is het resultaat van een wisselwerking tussen de bouwhistoricus, de bewoners en beheerders van de buitenplaatsen, en van literatuur- en archiefonderzoek. Hoewel dat laatste zeker niet uitputtend is geschied - de tijd daartoe ontbrak helaas - is het toch in enkele gevallen noodzakelijk gebleken. Het steeds maar overschrijven of interpreteren van oudere literatuur dient niet het doel dat de samensteller van een Geïllustreerde Beschrijving voor ogen staat, namelijk een handvat te bieden aan de toekomstige onderzoeker die zich verder in een onderdeel wil verdiepen. Want dat bleek telkens weer: bij nader onderzoek kwamen gegevens naar boven die een nieuw of ander licht wierpen op tot dan toe gangbare historische opvattingen. Het zal de lezer niet altijd opvallen hoeveel tijd en moeite er geïnvesteerd is om bepaalde feiten ‘hard’ te kunnen presenteren. Een bijzondere bijdrage op dit vlak heeft de Zeister gemeentearchivaris Pierre Rhoen geleverd.
Met niet aflatende ijver wist hij steeds weer nieuwe gegevens boven water te krijgen. Hij is bijvoorbeeld degene die de bouwdatum van het Molenbosch ‘ontdekt’ heeft door minutieus de correspondentie van de bouwheer door te nemen.
Het Utrechtse Archief is een bron van informatie die met genoegen is geraadpleegd en die nog lang niet is uitgeput. Voor verder geïnteresseerde onderzoekers is daar nog veel aanvullend materiaal te vinden. Hetzelfde geldt voor de gemeentelijke archieven.
De meeste onderzoekstijd is evenwel doorgebracht in de bibliotheek en het fotoen tekeningenarchief van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. De daar aanwezige bestanden en collecties zijn van onschatbare waarde voor iedere onderzoeker die zich in de Nederlandse architectuurgeschiedenis verdiept.
Vroegere en hedendaagse bewoners van de buitenplaatsen zijn degenen die onontbeerlijk zijn voor het begrijpen van een wooncultuur die niet alledaags is en die zo'n belangrijke stempel heeft gedrukt op de Utrechtse Heuvelrug. Zij waren altijd bereid hun huizen en parken te laten zien, hun oude foto's uit te lenen en informatie te verstrekken over het verleden die men niet in archieven kan terug vinden. Hun verhalen zijn de ruggengraat waar de teksten aan zijn opgehangen. Aan hen past mijn welgemeende dank.
Het kijken naar en het begrijpen van de essentie van een buitenplaats en dan met name het groene deel, de parken en de tuinen, is iets dat men moet leren. Juist met parken is het zaak dat men die ter plaatse ervaart. Het waren de medewerkers van de Stichting Het Utrechts Landschap die vanaf het begin af aan met vurig enthousiasme bereid waren vragen te beantwoorden, rond te wandelen en uitleg te geven, teksten te lezen en te becommentariëren, kortom als klankbord te fungeren. Hun bereidwilligheid en geestdrift maakten dat dit project meer werd dan een verhaal over gebouwen in een stukje Nederland.