| |
| |
| |
Woonhuizen
Voor de bestudering van de woonhuizen in de Krimpenerwaard is gebruik gemaakt van een inventarisatie die door de gemeente Schoonhoven is verricht in 1986. Voorts stond ons een inventarisatie en analyse van de woonhuizen in Haastrecht ter beschikking, die in 1994 speciaal voor deze uitgave is gemaakt als stage-project. Bij deze analyse is met name uitgegaan van de gevels en de bouwvormen. Inwendige constructies en afwerkingen konden daar niet meer in extenso bestudeerd worden: heel veel is de laatste jaren bij renovaties verdwenen. Aanvullende gegevens tenslotte zijn verzameld in het najaar en de winter van 1994-1995 door onderzoek ter plaatse.
Het woonhuisonderzoek heeft zich dan ook, zeker wat het inwendige der huizen betreft, in hoofdzaak tot Schoonhoven beperkt. De woonhuizen elders in de Krimpenerwaard zijn wel in beschouwing genomen, maar slechts in incidentele gevallen systematisch onderzocht.
Met de vergaarde gegevens is getracht een ordening in het woonhuizenbestand te verkrijgen, zowel naar vorm en constructie als in stilistisch opzicht. Bepaalde
371 Overzicht van de huizen aan de Haven te Schoonhoven met op de achtergrond de Waag (foto RDMZ, 1995).
| |
| |
huizen komen derhalve meermalen terug, aangezien zij aspecten in zich bergen, die in de diverse paragrafen aan de orde komen.
De dateringen van de panden en hun onderdelen zijn tot stand gekomen door onderlinge stilistische en bouwhistorische vergelijkingen met als uitgangspunt de gedateerde exemplaren.
| |
Literatuur
Berkum, H. van, Beschryving der Stadt Schoonhoven, Gouda 1762; Historische stedenatlas van Nederland, onder redactie van P.A. Henderikx e.a., Aflevering 5, Schoonhoven en Nieuwpoort, Delft 1990; Hoogerdijk, W., ‘Schoonhovens onroerend goed in de eerste helft van de negentiende eeuw’, H.E.K. 16de jrg. (1991), nr. 3, 65-94; Jonge, C.H. de, Gids van het Museum der Stichting Bisdom van Vliet, zp, zj.; Kadastrale Atlas Zuid-Holland 1832: Schoonhoven, [eindred. B. de Keijzer], Utrecht 1994; Keijzer, B. de en Lans, C.C.J., De bouwgeschiedenis van het dorp Ouderkerk aan den IJssel. De ontwikkeling van een dijkdorp van het eind van de 15e eeuw tot het eind van de 19e eeuw, Rotterdam 1980; Kölker, A.J., Haastrecht. Hoofdstukken uit het ontstaan en de ontwikkeling van ‘die Steede ende Landen van Haestregt’ tot in het begin van de 19de eeuw, Dordrecht 1974; Lugard Jr., G.J., In 4 kwartier door Schoonhoven's historisch revier, z.p. 1938; Meischke, R. en H.J. Zantkuyl, Het Nederlandse woonhuis van 1300-1800, Haarlem 1969; De monumenten van Schoonhoven; overzicht van historisch waardevolle gebouwen en rijksmonumenten. Uitgave gemeente Schoonhoven, 1986; Visser, J.C., Schoonhoven. De ruimtelijke ontwikkeling van een kleine stad in het rivierengebied gedurende de Middeleeuwen, (diss.), Assen 1964.
| |
De omvang van het huizenbestand
Informatie over het aantal ‘haardsteden’ per stad en dorp, waarmee woningen bedoeld worden, is bekend vanaf de late 15de eeuw. Van de opgegeven aantallen wordt echter vrijwel nooit vermeld of zij in de ‘bebouwde kom’ of in het buitengebied liggen. Evenmin is niet altijd duidelijk of het daarbij om huizen of boerderijen gaat.
In 1494 is er in Schoonhoven, volgens de Enqueste sprake van 450 haardsteden. Een aanmerkelijke teruggang in vergelijking met de tijd van ‘hertog Karel’ († 1477), toen er sprake van 650 haardsteden zou zijn geweest (Enqueste, 188). In 1514 blijkt het aantal nauwelijks te zijn toegenomen. De Informacie spreekt over een aantal van 460 haardsteden waarmee ‘huysen’ bedoeld worden (Informacie, 389-390). Visser toont aan dat dit aantal te laag is geschat. In 1561 blijkt, volgens het kohier van de tiende penning, het aantal bewoonde huizen binnen de ommuring namelijk 575 te bedragen; de hele stad telde toen 634 huizen (Historische stedenatlas, 13; Visser, 1964, 97-98).
In de loop van de tijd groeide het aantal huizen maar weinig. Volgens het verpondingsregister van 1631 telde de stad toen ongeveer 640 gebouwen. Tot halverwege de 19de eeuw zou het aantal huizen min of meer gelijk blijven. In 1847 noteerde Van der Aa een aantal van 506 (Van der Aa, deel S., 1847, 256). De waarde van deze informatie analyserende komt men tot de conclusie dat de bebouwingsdichtheid van Schoonhoven en het aantal inwoners door de eeuwen heen, met uitzondering van het begin van de 19de eeuw, heel weinig gefluctueerd heeft (Kadastrale Atlas, 19).
Het aantal haardsteden van Schoonhoven wordt in geen enkel opzicht ook maar benaderd door dat in de andere nederzettingen in de Krimpenerwaard.
Lekkerkerk is aan het eind van de Middeleeuwen een goede tweede met ‘slechts’ 160 haardsteden in 1514. Bij die opgave wordt vermeld dat daarvan de meeste zijn afgebrand in de oorlog met de Geldersen, een lot dat bijna alle dorpen in de waard in die jaren (1511 en 1512) heeft getroffen (Informacie, 570-571). In het midden van de 19de eeuw tekent Van der Aa op dat het aantal huizen in de kom van Lekkerkerk 120 bedraagt (Van der Aa, deel L-M, 1846, 173).
Ouderkerk telde in 1514 90 haardsteden, waarmee het een der grootste dorpen van de Krimpenerwaard was (Informacie, 576). Een verhoudingsgewijs klein aantal van die haardsteden, twaalf woningen en zes hofsteden, bevond zich in de dorpskom rond de kerk. Dit aantal is tot 25 gegroeid rond 1600. In de eerste helft van de 17de eeuw is een toename te zien tot 41 door de uitgifte van de Kalverstraat.
| |
| |
In 1700 waren het 61. Tot ver in de 19de eeuw zou dit zo blijven (De Keijzer, 1980, 33).
In Haastrecht bedroeg het aantal haardsteden in 1494 74 binnen nederzetting èn ambacht. Ten tijde van het overlijden van hertog Karel de Stoute in 1477 stonden er nog 84 huizen (Enqueste, 183). Bij de Informacie van 1514 was het aantal huizen weer gestegen tot 80, maar recente schade was ook hier opgelopen door verwoesting en brandschatting door de Geldersen in 1511-1512 (Informacie, 391). In latere eeuwen groeide het dorp gestaag. In 1629 stonden er, volgens het verpondingskohier uit dat jaar, 134 huizen binnen en buiten de nederzetting. Dit waren echter niet uitsluitend woonhuizen. Vooral buiten de dorpskern werd en wordt het grootste deel van de ‘haardsteden’ door boerderijen gevormd. In 1734 is het aantal haardsteden toegenomen tot 286, in 1815 is dit teruggelopen tot 250 (Kölker, 124-125).
De overige dorpen in de Krimpenerwaard vertonen vanaf de Middeleeuwen tot halverwege de 19de eeuw een bescheiden groei. Met name langs de rivierdijken vond een verdichting van de bebouwing plaats na het midden van de 19de eeuw.
| |
De ligging
Voor de bestudering van de percelen en de daarop aanwezige gebouwen is gebruik gemaakt van stads- en dorpsplattegronden. De oudst betrouwbare gegevens die ons ter beschikking staan voor de steden en de dorpen zijn de kadastrale minuutplans, die voor dit deel van Zuid-Holland in 1828 en 1829 tot stand kwamen.
Oudere stadsplattegronden zijn alleen van Schoonhoven beschikbaar, zoals de kaarten van Jacob van Deventer uit omstreeks 1560, van Guicciardini van 1582 en Johannes Blaeu getekend in 1648, alle afgebeeld bij het hoofdstuk over de verdedigingswerken. Over de aard van de bebouwing verschaffen de kaarten geen gedetailleerde gegevens. Wel blijken zij, met uitzondering van de kaart van Guicciardini, opmerkelijk nauwkeurig te zijn op het gebied van de stadsstructuur en de bebouwingsdichtheid.
De oorspronkelijke diepte van de huiserven in de steden en dorpen is vaak nog van het kadastrale minuutplans af te lezen. Afbeeldingen van de minuutplans van Haastrecht (1829) en Schoonhoven (1828), alsmede die der huidige kadastrale kaarten zijn te vinden bij het inleidende hoofdstuk over de historische geografie. In Schoonhoven is de diepte van de kavels ten westen van de Haven en Oude Haven bepaald door de (prestedelijke) verkaveling van Bergambacht en varieert tussen de 50 en 60 meter. Ten zuiden van de kerk lopen de kavels nog steeds door tot aan de Koestraat. De opstallen aan de Koestraat behoorden tot de erven aan de Haven. Ten noorden van de kerk is de diepte van de erven opgesplitst tussen de panden aan de Oude Haven en de Koestraat.
Ten oosten van de Haven is de prestedelijke verkaveling vrijwel niet meer te herkennen, maar is zeker mede bepaald geweest door het tracé van de prestedelijke weg naar Willige-Langerak (Stadhuisstraat-Carmelietenstraat-Meent). De diepte van de erven ten zuiden van het Marktveld en ten oosten van de Zevender langs de Nes en Molenstraat, een 14de-eeuwse stadsuitbreiding, bedraagt ongeveer 40 meter. Voor de dwarsverbindingen gelden andere maten. Hier zijn de erven aanmerkelijk minder diep (Visser, 1964, 54, 113, 123).
Over de oorspronkelijke breedte der huiserven is geen duidelijk beeld. Visser veronderstelt dat vele smalle erven in het centrum van Schoonhoven tot stand gekomen zijn door deling van de oudste erven in de lengterichting. De breedte van de ongedeelde percelen bedroeg gemiddeld 10 meter. Aan de oostzijde van de Haven kan men die oorspronkelijke breedte nog in een enkel geval vinden (Haven 71 en 73). In het midden van de 16de eeuw is de gemiddelde perceelbreedte aan de Haven aan de westzijde 5,70 meter, aan de oostkant ten noorden van het stadhuis 6,05 en ten zuiden van het stadhuis 5,75 meter. Het patroon van de huiserven in het centrum van de stad blijkt tussen het einde van de Middeleeuwen tot in de 19de eeuw weinig tot geen veranderingen te hebben ondergaan. Visser veronderstelt dat dit te maken heeft met het feit dat de smalle percelen over de volle breedte zijn bebouwd. Zo zouden de bouwmuren van de panden een fixerende invloed uitgeoefend hebben op de perceelsgrenzen. De breedte van de
| |
| |
372 Steegje naast Oude Haven 2 in Schoonhoven (foto RDMZ, 1995).
meeste huízen op die erven was iets minder omdat zij doorgaans door een druipstrook of een osendrop van elkaar gescheiden waren (Visser, 1964, 69, 142).
In Haastrecht hebben de erven aan de noordkant van de Hoogstraat tot aan de IJssel een diepte die varieert tussen 30 en 60 meter. Ook de diepte van de erven langs de Vlist (Haven) is respectabel. Deze bedraagt gemiddeld 40 meter. In dit opzicht verschilt het weinig met wat wij in Schoonhoven aantreffen. De breedte van de erven is, evenals in Schoonhoven, variabel.
In de steden en dorpen staan langs de voornaamste straten, zoals gezegd, de huizen op smalle diepe percelen. De oudste huizen zijn lang niet altijd aaneengesloten gebouwd, dat wil zeggen zij hebben niet altijd de bouwmuren gemeenschappelijk. Veelal werden zij onderling door stegen of osendrops gescheiden.
Huizen met rieten daken hadden geen goten. De daken staken over de wanden heen en het regenwater viel naast het huis op de grond. Dit is nog te zien bij het pand Voorstraat 78 te Lekkerkerk uit het begin van de 17de eeuw. Bij de overgang naar een hard dak en naar het aanbrengen van goten verdwenen de druipstroken niet meteen. Dat gebeurde pas als de panden vernieuwd en verbreed werden en de gevels aan de buurpanden werden aangesloten.
Bij een groot aantal panden is een, meestal gedichte, osendrop nog steeds te herkennen. Langs de Haven in Schoonhoven tussen de nummers 9 en 7, 15 en 13, 19 en 17, 27 en 25, 33 en 31, 75 en 73. Aan de even kant tussen 80 en 82, 66 en 68, 64 en 66.
Voor de dorpskernen van bijvoorbeeld Haastrecht en Ouderkerk geldt het zelfde verhaal: het pand Dorpsstraat 24 te Ouderkerk uit 1686 heeft aan de rechterkant een osendrop. Links is in het eerste kwart van de 20ste eeuw een nieuw pand gebouwd. Men heeft de gevel aan nr. 24 doen aansluiten. In Haastrecht ziet men dat geschieden bij Hoogstraat 97 en 99. De voorgevel van nr. 99 is na het midden van de 19de eeuw vernieuwd. Door de osendrop aan de linkerkant bij de gevel te trekken kwam er meer ruimte vrij voor de voordeur. Tussen Hoogstraat 114 en 116 is de osendrop dichtgezet, maar nog duidelijk te zien.
Men ziet ook dat nieuw te bouwen panden bij een ouder buurpand worden ingebalkt. Een duidelijk voorbeeld is het laat 16de-eeuwse huisje aan de Tol 8 dat aan de linkerkant bij de oudere buurman nr. 9, het Gouden Hoofd is ingebalkt. Bij de verkoop van het terrein in 1588 werd deze mogelijkheid officieel vastgelegd: ‘(...) Des es voirsproken dat Jonck en z'n erven 't erf tot allen tijden moegen betimmeren ende huer anckeren en balcken leggen inde sijdelmuyr van 't voorsz. Gulden Hooft’ (OAS inv. nr. 2352).
Het verschil in niveau van de goten en de aansluiting van twee ongelijke panden op elkaar vroeg om moeilijkheden. De Schoonhovense stadskeuren en ordonnantiën geven uitvoerige voorschriften met betrekking tot gemene muren dan wel de osendrops tussen de huizen. De breedte van de ‘huisdrup’ moest in 1645 bijvoorbeeld minimaal 4½ duim bedragen buiten de eigen muur (Van Berkum, 307). Ook over de gemeenschappelijke goten bestonden stringente voorschriften met betrekking tot onderhoud, plaats en hoogte.
Opmerkelijk tenslotte is de ligging van de panden aan de oostzijde van de Voorstraat in Lekkerkerk bij een bocht in de rivier. Men ziet hier bij de huizen een trapsgewijze verspringing van de rooilijn. In de vrijstaande kleine stukjes rechterzijgevel is bij een aantal panden een venster aangebracht.
| |
De vroegste ontwikkelingen
De oudste bebouwing van Schoonhoven strekte zich uit langs de Haven, de westzijde van de Oude Haven, de Koestraat en de Havenstraat. Vanaf de 13de en 14de eeuw ontstond in dit deel van de stad de eerste bebouwing. Aan de oostkant van de stad bepaalde de loop van het riviertje de Zevender en de aanwezigheid van een kasteel met voorburcht de indeling van de stadsplattegrond. Omstreeks 1400 was de stad geheel ommuurd en lag het patroon van de straten, wegen en wateren vast.
De Haven rond het stadhuis was de belangrijkste openbare ruimte. Daar was
| |
| |
373 ‘Het Dorp Lekkerkerk, Van de Overzyde te Zien’, gewassen pentekening, 173 × 246 mm door H. Bos (z.j.). (coll. RPK, inv. nr. A 2860). Op deze 17de-eeuwse (?) afbeelding ziet men de smalle, diepe huisjes met hun topgevels, incidenteel door een dwars huis afgewisseld.
dan ook de meest grootschalige bebouwing geconcentreerd. Bovendien vormde de Haven met de Kerkstraat en het noordelijke deel van de Koestraat de voornaamste route door de stad (van Veerpoort naar Kruispoort), hetgeen aan het bebouwingsbeeld nog steeds afleesbaar is. Aan secundaire straten zoals het zuidelijke deel van de Koestraat, de Havenstraat, de Lange Weistraat en de Nes lagen en liggen de huizen van minder formaat, veelal gecombineerd met een bedrijfje. Het gedeelte aan het huidige Doelenplein ten noorden van de Lopikerstraat tussen Doelenstraat en Varkensmarkt werd pas na 1592 bebouwd. De betreffende panden, thans genummerd 22 tot en met 40, liggen een weinig terug ten opzichte van de rooilijn. Waarschijnlijk heeft het late vol bouwen te maken met de positie van dit terrein als voorburcht van het eerste kasteel en de marktfunctie die het had (Historische stedenatlas, 13 en 39 nt. 94). Aan de rand van de stad lagen houttuinen en leerlooierijen (wegens stankoverlast door de stedelijke overheid daarheen verbannen) en de gebouwen met een min of meer agrarisch karakter (zie voor de woon- en bedrijfsgebouwen in de 16de eeuw: Visser, 1964, 130-139).
Grote terreinen in de stad werden in de Middeleeuwen door kloosters ingenomen. Pas na de Reformatie kwamen deze terreinen vrij. De kloosters werden vrijwel alle afgebroken. Op de terreinen verscheen in de loop van de tijd bebouwing. Sommige stukken bleven echter nog lange tijd onbebouwd, zoals het terrein van het Cellebroedersklooster dat op de kadastrale minuut van 1828 nog grotendeels onbebouwd als ‘bosch van vermaak’ staat aangeduid.
Bij Haastrecht is de oudste bebouwing geconcentreerd langs de IJsseldijk, aan de dam, waar later de Havensluis is aangelegd, aan de Vlist en bij de kerk. Bedrijven als leerlooierijen waren, evenals bij Schoonhoven, wegens stankoverlast aan de rand van het dorp gesitueerd. Kleine bedrijfjes, koetshuizen en pakhuizen lagen en liggen tussen de woonhuizen in, zoals bij de secundaire straten van Schoonhoven ook te zien valt.
Pas na de Tweede Wereldoorlog heeft de stad zich grootschaliger uitgebreid. Een ferme ingreep in de structuur van het dorp betekende de aanleg van de Provinciale weg in 1936 en de demping van de Haven in 1969.
De vroegste woonhuisontwikkelingen bij Ouderkerk vonden plaats in de onmiddellijke nabijheid van de kerk, aanvankelijk binnen-, maar al snel ook buitendijks. Vanaf de eerste helft van de 17de eeuw kwam daar de haaks op de dijk staande Kalverstraat (ook Kerkestoep of Heerenweg genoemd) bij die toen in erfpacht werd uitgegeven. Ook hier lagen woonhuizen en bedrijfjes - doorgaans was het een met het ander gecombineerd - door elkaar. In de onmiddellijke nabijheid van de kerk lagen de belangrijkste gebouwen van het dorp, de pastorie aan de oostkant en het ambachtsherenhuis/veerhuis/herberg aan de westkant.
| |
| |
| |
De ouderdom en datering
De oudst aangetroffen huizen in de Krimpenerwaard liggen in Schoonhoven. Van vóór de 16de eeuw is heel weinig over gebleven; niet veel meer dan enige baksteenrestanten en hier en daar een (onderdeel van) een houtconstructie. Door stadsbranden in 1375, 1382 en 1518 werd aanmerkelijke schade aangericht, omdat, naar men mag aannemen, vrijwel alle huizen en hun onderdelen van hout en ander brandbaar materiaal waren opgetrokken. Bij de brand van 1382 bleef alleen de Nes gespaard. De brand van 1518 heeft ongeveer 320 (van de circa 500) huizen en drie kloosters in de as gelegd. Het gevolg was dan ook dat keizer Karel V, ‘Prince van Spanjen’, aan die van Schoonhoven op 22 augustus 1518 verordonneerde ‘geen Dak te maken, dan hard, ende met steene muuren; dus dat de luyden, die van Riet Dak hard Dak maken, ter subsidie van de Stadt genieten zullen 14 stuyvers, op de Roede’. Dezelfde bepaling wordt nog eens herhaald in een stadskeur van 1645 (Van Berkum, 62, 294). Daar werd tevens opgemerkt dat er op de scheidingen der erven geen nieuwe houten ‘heiningen’ gebouwd mochten worden. Houten gevels mochten niet vernieuwd, gerepareerd of geverfd worden. In geval zij vervallen waren moest men hen door stenen gevels vervangen (Van Berkum, 307, 317). Snel is die vervanging niet gegaan. Op een tekening van Cornelis Pronk uit 1733 van het stadhuis ziet men in de Stadhuisstraat nog de overkragende houten woonhuisgevels weergegeven (afgebeeld bij het hoofdstuk ‘Openbare gebouwen’).
De brandvoorschriften voor de dorpen waren minder dwingend. De maatregelen in Ouderkerk beperkten zich tot verordeningen omtrent het verwijderen van as, de verplichte aanwezigheid bij ieder huis van een ladder, haak en emmer en de noodzaak van watertonnen bij bakovens (De Keijzer, 1980, 20).
Ook Haastrecht is diverse malen het slachtoffer van plunderingen en branden
374 Hoogstraat 84-90 in Haastrecht met 17de- en 19de-eeuwse huizen (foto RDMZ, 1981).
geweest, bijvoorbeeld in 1511 en 1512: het dorp werd in die jaren afgebrand door de Geldersen. In 1575 is er waarschijnlijk aanmerkelijke schade aangericht door de Spaanse troepen ten tijde van het beleg van Oudewater. Hoogstwaarschijnlijk daarom dagtekenen de oudste sporen aan de woonhuizen van het einde van de 16de eeuw. In de 17de-eeuwse Haastrechtse resolutieboeken vindt men diverse voorschriften om het brandgevaar terug te dringen. Die bestonden uit beperkingen met betrekking tot het uitstrooien van as, het bezit van brandemmers, het verbod van branden van kaarsen en lampen en het roken van tabak op brandgevoelige plaatsen als baan- en pakhuizen. Pas in 1706 komt er een verordening die het leggen van een nieuw rieten dak verbiedt. In tegenstelling tot Schoonhoven mocht men in Haastrecht wel het oude dak repareren. Over aard en opbouw van gevels wordt echter nergens gerept (Kölker, 91-93). Het is heel waarschijnlijk dat men hier in een vroeg stadium al baksteen aan de huizen heeft toegepast. De Enqueste meldt in 1494 reeds ‘steenplaetsen’ in Haastrecht als bron van bestaan. In 1629 is er sprake van twaalf steenfabrieken rond Haastrecht. Het feit dat de dakbedekking wel ‘week’ bleef heeft misschien ermee te maken dat de baggerklei uit de Hollandsche IJssel niet geschikt was voor het bakken van tegels of pannen (Kölker, 131, nt. 71, 132).
De oudste onderdelen van de huizen vindt men nu nog terug aan fragmenten in het natuursteen- en baksteenwerk aan de buitenzijde en in het inwendige aan constructieve en sierende onderdelen als de houtconstructies en de tegels. In de 18de en 19de eeuw zijn veel oudere panden van een nieuwe gevel voorzien of hebben een afwerklaag gekregen, waardoor het oudere metselwerk aan het oog onttrokken is. Herkenbaar blijven de oude panden in de meeste gevallen wel. De steile dakhelling, de gevels op vlucht, gevelankers en in het interieur de balklagen en de houtconstructies geven doorgaans uitsluitsel over de ouderdom.
In de 18de eeuw verschijnen er nieuwe gevels met gootlijsten of de modernere klokgevels voor de 16de- en 17de-eeuwse huizen. Er wordt dan in verhouding weinig nieuwbouw gepleegd.
De 19de eeuw is visueel het best vertegenwoordigd in de steden en de dorpen. De eenvoudige baksteenarchitectuur van de 18de eeuw blijft men toepassen. Daarnaast komen gepleisterde lijstgevels in de mode, die in de loop van de 19de eeuw steeds rijker van versiering worden. Moderne vensters met grote ruiten doen
| |
| |
375 Lopikerstraat 23 en 25 in Schoonhoven, die beide rond 1900 tot stand gekomen zijn (foto RDMZ, 1980).
hun intrede. Vooral na de tweede helft van de 19de eeuw wordt er, in de steden en dorpen, veel nieuw gebouwd.
In de 20ste eeuw volgt men de landelijke architectuurstromingen zoals de Jugendstil, de Art-Déco en het Nieuwe Bouwen in een regionale, doorgaans bescheiden interpretatie. Bij de behandeling van het exterieur van de huizen zal hierop uitvoeriger worden ingegaan.
Geen van de woonhuizen in de steden en de dorpen is onveranderd tot ons gekomen. Zowel het exterieur als het interieur is altijd in later tijd gemoderniseerd. Dat is inherent aan de geschiedenis van een gebouw en zeker van het woonhuis: het groeit met de tijd mee. Vaak kan men aan de achtergevels nog wel de oorspronkelijke vorm en detaillering waarnemen. De lopende processen van schaalvergroting en functieverandering leiden nu eenmaal onvermijdelijk tot aanpassingen en vormveranderingen. Kwalijk is echter dat veel van die veranderingen, die noodzakelijk geworden zijn, gewoonlijk op een lompe en fantasieloze wijze worden doorgevoerd. Fataal zijn dan ook de moderniseringen die geen rekening hielden met de structuur van het gebouw. Vooral bij winkelpanden ziet men dat verschijnsel. De voorgevel, als die al niet door een moderne pui is vervangen, blijft dan misschien nog wel voor een deel staan, maar het gebouw wordt inwendig naar achter en naar opzij toe volledig uitgebroken, waarmee de historische waarde teloor gaat. Lopikerstraat 8 in Schoonhoven is daarvan een droevig voorbeeld. De inwendige indeling, tot in de jaren zestig van deze eeuw nog compleet 17de-eeuws, werd er ten behoeve van de winkelfunctie volledig uitgebroken.
Niet alleen de tijd en de daarmee gepaard gaande modieuze veranderingen hebben hun stempel op het uiterlijk van de woonhuizen gedrukt, ook de restauraties hebben daaraan bijgedragen. Het resultaat daarvan was niet altijd positief. Originele onderdelen werden niet als zodanig herkend of gewaardeerd en verdwenen daardoor. Van jongere toevoegingen werd de waarde niet onderkend. Zij moesten plaats maken voor reconstructies; wat er niet was werd bijgemaakt. Mooie 19de-eeuwse ramen werden ingeruild voor nieuwe ‘18de- of 17de-eeuwse’ exemplaren, gevels werden ontpleisterd om de ‘oorspronkelijke’ baksteen weer te tonen.
Voor het inwendige van de huizen geldt in veel gevallen hetzelfde. De originele indeling is door de voortdurende verandering in gebruik en wensen met betrekking tot het wooncomfort zowel bij de oude als bij de meer recente woonhuizen veelal niet meer, of zeer moeilijk, naspeurbaar. Trappen worden verplaatst, gangen worden afgescheiden van oorspronkelijk gangloze ruimten, schouwen worden toegevoegd, afgebroken, verkleind, wanden worden weggebroken of toegevoegd en plafonds verlaagd, bedsteden veranderde men, als zij niet werden uitgebroken, in kasten. Over het algemeen zijn de kelders, verdiepingshoogten, balklagen en de houtconstructie van de kappen het minst onderhevig geweest aan veranderingen.
Een ingrijpende verandering heeft het dorpscentrum van Gouderak ondergaan. Aangezien er in 1981 gif in de grond aangetroffen werd, gevolg van vuilstort in de jaren 1956-1960, moest een aanmerkelijk bestand aan oudere panden aan de noordkant van de Dorpsstraat worden afgebroken. In 1992 kon het schoongemaakte terrein en de daarop nieuw gebouwde huizen in gebruik genomen worden.
| |
De woonhuistypen
Zestiende en zeventiende eeuw
In de steden en de dorpen zijn de erven aan de hoofdstraten van oorsprong smal en diep. Het oudste type huis hier is dan ook het in de diepte uitgebouwde pand met de nokrichting haaks ten opzichte van de rooilijn. Aanvankelijk veel minder gangbaar is het dwarse huis, een type dat breder dan diep is en de nokrichting evenwijdig aan de straat heeft.
Men ziet dat het in de Middeleeuwen ontstane huizentype zo gangbaar èn bruikbaar was, dat het, vooral bij de eenvoudige huizen, tot ver in de 19de eeuw is toegepast.
| |
| |
| |
Het diepe huis
Bij het diepe of lange huis is de plattegrond dieper dan breed, en ligt, zoals gezegd, de nokrichting van de kap haaks ten opzichte van de straat. De balken van de inwendige constructie volgen de kortste overspanning en liggen derhalve evenwijdig met de voorgevel. In de steden en de dorpen is dit eenbeukige huis vanaf de Middeleeuwen het meest voorkomende type huis. Bij het diepe huis kan men verschillende subtypes onderscheiden: het diepe huis met een of meer volwaardige verdiepingen en een kap, het diepe huis met zijbeuk en het diepe huis met achterhuis.
Aan de hoofdstraten van Schoonhoven telt het diepe huis vrijwel altijd twee of meer bouwlagen en kan van een achterkamer of -huis zijn voorzien. In de achterstraten en in de dorpen heeft het diepe huis vaker één bouwlaag en een kap. Doorgaans ontbreekt daar een achterhuis.
| |
Het eenvoudige diepe huis
Het vroege eenvoudige diepe huis bestaat uit een begane grond en een kapverdieping en heeft een tweedelige plattegrond. Het voorste vertrek van de begane grond was direct via een voordeur toegankelijk en was, zelfs aan de voornaamste straten, over het algemeen als bedrijfsruimte in gebruik. Dit gedeelte van de begane grond had geen schouw. In het achterste deel bevond zich het woongedeelte dat wel verwarmd kon worden. Deze ruimte noemt men ook wel ‘binnenhaard’. De tweedeling van de plattegrond wordt bewerkstelligd door een afscheiding met een houten wand. De plaats van de schouw was meestal tegen de zijgevel. De oorspronkelijke plaats van de trap, thans veelal uitsluitend herkenbaar aan een raveling in de balklaag, zat over het algemeen op de scheiding van voorhuis en binnenhaard, bij voorkeur niet aan dezelfde kant als de stookplaats. De zolder diende als slaapvertrek en opslagruimte. Voor het laatste doel bracht men wel luiken in de gevel aan.
Bij een uitbreiding naar achteren met een kamer ontstaat een driedelige plattegrond: voorhuis, binnenhaard, achterhuis. Het achterhuis diende over het algemeen als keuken.
In Schoonhoven vindt men deze vroege bedrijfs-, annex woonpanden nog incidenteel langs de Koestraat, in Haastrecht langs de Hoogstraat (nrs. 88, 90, en 97) en Kerkstraat, in Ouderkerk langs de Dorpsstraat (nr. 9).
376 Haven 30 te Schoonhoven (foto RDMZ, 1995).
| |
Het diepe huis met een of meer verdiepingen
Bij het vergroten van het eenvoudige diepe huis konden een of meer verdiepingen worden toegevoegd. De verdiepingen dienden zowel voor opslag als voor wonen en slapen. Het huis met verdieping komt veel vaker voor dan het verdiepingsloze huis. Bij het huis met een of meer verdiepingen is het aantal bouwlagen meestal beperkt tot drie, waarbij de derde bouwlaag zich in de kap bevindt. Vier bouwlagen, een begane grond, eerste, tweede verdieping en kap ziet men bij de vroegste huizen heel weinig. In Schoonhoven staat een enkel exemplaar aan de Haven. Hierbij dient wel te worden aangetekend dat zij niet allemaal in één bouwperiode tot stand kwamen.
Een van de vrij gaaf bewaarde voorbeelden van dit type is Haven 30. Het pand telt drie bouwlagen en een kapverdieping en is vijf vakken diep. Op de begane grond zijn bij onderzoek restanten van een samengestelde balklaag gevonden. De eerste en tweede verdieping hebben een houtskelet. Onder de moerbalken zitten vroeg 16de-eeuwse sleutelstukken met peerkraalprofiel. Het huis heeft rechts tegen de achtergevel een onvolledige spiltrap. Het pand is met een tongewelfde kelder onderkelderd, die op dit moment niet toegankelijk is. Links van de trap vindt men op de beide verdiepingen sporen van een voormalig rookkanaal. In 1912 is het huis verbouwd. Toen is er aan de achterzijde een aanbouw gekomen met een verdieping, waarin een keuken, een trap en een WC ondergebracht werden. Men handhaafde op de begane grond de gang. De rest werd als kamer-en-suite ingedeeld. De plafonds werden in stuc met neorenaissance ornamenten uitgevoerd. De verdiepingen werden door middel van houten wanden onderverdeeld. Van dit huis is de indeling bekend uit 1828: De voorkamer op de begane grond gebruikte men als winkel/kantoor. Hierachter lag een binnenkamer die als ontvangstruimte en woonkamer diende. De inventaris uit 1828 vermeldt in dit vertrek namelijk tafels, stoelen en een buffet. In het achtergedeelte was, zoals
| |
| |
377 Schoonhoven, Haven 30. Plattegronden van de verdiepingen en doorsneden.
Schaal 1:300. Getekend door J.J. Jehee, 1995.
Poging tot reconstructie van de oorspronkelijke, vroeg 16de-eeuwse situatie. Op de begane grond is een moer- en kinderbalklaag zonder consoles aanwezig. De verdiepingen hebben eikehouten gebinten met peerkraalvormige sleutelstukken.
Gezien de hoogte van de begane grond is het denkbaar dat hier een insteek gezeten heeft. Bouwsporen in de muur en de balklaag doen vermoeden dat de oorspronkelijke schouw links tegen de achtergevel stond.
378 Schoonhoven, Haven 30. Situatie en plattegronden.
Schaal 1:300 en 1:3000. Opgemeten en getekend door J.J. Jehee, 1995.
Weergegeven is de toestand zoals die na 1912 is ontstaan. Het van oorsprong laat middeleeuwse huis is toen uitgebreid met een aanbouw op de begane grond en de eerste verdieping. Trap, balklagen en kapconstructie bleven op de verdiepingen in het zicht.
gebruikelijk bij dit type panden, de keuken. De keldertoegang lag in de keuken. Voorts was er op de begane grond een gang. Op de verdieping lagen vier vertrekken: drie slaapkamers en een portaal (bij de trap). Over de zolder wordt niets opgemerkt. Waarschijnlijk had deze uitsluitend een opslagfunctie (Hoogerdijk, 1991, 85).
Tol 11 is een klein diep pand met verdieping en een zolder van drie gebintvakken. Aan de houtconstructie: moer- en kinderbinten op de begane grond en muurstijlen met moer- en kinderbinten op de verdieping met peerkraal, is een bouwdatum in het begin van de 16de eeuw te verbinden. De muurstijlen op de begane grond zijn in een later stadium als extra versterking aangebracht.
De touw- en klompenhandel aan de Lopikerstraat 17 is een ander voorbeeld. In dit pand met zijn laat 19de-eeuwse gepleisterde gevel zit een midden 17de-eeuwse houtconstructie bestaande uit een enkelvoudige balklaag met in- en uitgezwenkte consoles. Voor is de winkel. Met een schot is die afgescheiden van het achterste deel waar men woont.
Tol 8 is een klein, waarschijnlijk vroeg 17de-eeuws diep pand dat aan de linkerkant bij de oudere buurman Tol 9 is ingebalkt. Op de begane grond is de indeling in de 19de en 20ste eeuw aanmerkelijk gewijzigd, door het afscheiden van een gang en het samentrekken van ruimtes. De kelder over de hele diepte van het huis is dichtgegooid. Op de verdieping is de oorspronkelijke indeling wel bewaard gebleven met voor-, tussen- en achterkamer. In de voor- en achterkamer zit een enkelvoudige balklaag met platte consoles en 17de-eeuwse consoles met in- en
| |
| |
379 Schoonhoven, Voorhaven 6 uit de 17de eeuw met de klokvormige, op vlucht staande voorgevel uit waarschijnlijk de 19de eeuw (foto RDMZ, 1977).
uitgezwenkt profiel. Tussen voor- en achterkamer is een onverlicht tussenvertrek of alkoof waarin vroeger bedsteden lagen. Zij waren toegankelijk vanuit de voorkamer. Ruggelings daartegenaan had men een soort bedkast gebouwd die toegankelijk was vanuit de achterkamer.
| |
Het diepe huis met insteek
Om meer ruimte in het huis te krijgen was het verdiept leggen van de binnenhaard met het doel een royale insteekkamer te krijgen een andere mogelijkheid. Van deze variant is Voorhaven 6 te Schoonhoven een goed voorbeeld. Vóór een desastreuze verbouwing in de jaren zestig had het pand Lopikerstraat 8 een zelfde indeling.
Voorhaven 6 telt twee en een halve (aan achterzijde drie) bouwlagen en een kap. Het huis staat op de plaats van de middeleeuwse stadsversterking. Aan de achterkant steekt het huis met ongeveer anderhalve meter uit buiten het beloop van de muur. In het muurwerk links zit een sprong. Gezien de inwendige houtconstructie dateert het pand uit het midden van de 17de eeuw. De voorzijde is in de 18de of 19de eeuw van een nieuwe gevel voorzien uit rode baksteen met een ingezwenkte klokvormige top. De achtergevel is nog oorspronkelijk.
Het pand heeft een trapeziumvormige plattegrond, gedicteerd door het beloop van de kavel ter plaatse. Het voor- en achterdeel zijn van elkaar door een dunne stenen en houten wand gescheiden. Hier tegenaan staat de, vrijwel geheel originele, spiltrap. Alleen het voorste stuk van het huis is (niet over de volle breedte) onderkelderd. Het gevolg is dat er vóór en achter een verspringing van de vloerniveaus is.
Te oordelen aan de tekeningen die ten behoeve van de restauratie in 1963 gemaakt zijn had het voorhuis op de begane grond aanvankelijk geen stookplaats. In de loop van de 18de eeuw heeft men alsnog een stookplaats in het voorhuis gemaakt. De beide tegeltableaus die daar zijn gevonden, zijn na de restauratie in het achterdeel gezet.
Het achterdeel is beneden en op de verdiepingen wel van stookplaatsen voorzien. Een enkelvoudige balklaag met geprofileerde consoles overdekt alle vertrekken.
| |
Het diepe huis met zijbeuk
Een andere mogelijkheid om wat meer ruimte te verkrijgen was het toevoegen van een zijbeuk aan het eenbeukige huis, indien de kavelbreedte daarvoor geschikt was. Een goed voorbeeld van een eenvoudig diep huis met een zijbeuk
380 Schoonhoven, Voorhaven 6. Plattegronden, doorsnede en situatie vóór de restauratie.
Schaal 1:300 en 1:3000. Getekend naar een opmeting van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg uit 1963 door J.J. Jehee, 1995.
Het nog vrijwel gave 17de-eeuwse pand is tijdens de restauratie van latere toevoegingen ontdaan. De kelder onder het voorste gedeelte is dichtgegooid, de niet oorspronkelijke gangmuur in het voorhuis is gesloopt. Het achterhuis is verruimd door het amoveren van de gang en het verplaatsen van de WC. Op de insteek werd een bedstee afgebroken, waardoor de 18de-eeuwse schouw weer in het midden van de wand kwam te staan. Tussenwanden op de verdieping werden vernieuwd en ontbrekende consoles naar voorbeeld van de bestaande bijgemaakt.
| |
| |
381 De deels in oorspronkelijke staat teruggebrachte voorgevel uit 1656 van Kleine Haven 5 in Haastrecht (foto RDMZ, 1995).
382 Haastrecht, Kleine Haven 5. Plattegrond, doorsnede en situaties (1829 en omstreeks 1970).
Schaal 1:300 en 1:3000. Tekeningen door J.J. Jehee uit 1995 naar een restauratieplan uit 1938 door het Rijksbureau voor de Monumentenzorg.
De structuur en de voorgevel van het pand zijn nog 17de-eeuws. Uit de kadastrale minuut uit 1829 blijkt dat het huis groter is geweest. Aan de achterkant bevonden zich toen twee uitbouwen.
is Kleine Haven 5 te Haastrecht uit de 17de eeuw. In het deurkalf is een jaartal gesneden: 1656. Het huisje was met een scheidingswand in een voor- en achterhuis verdeeld. In 1938 heeft er een vrij ingrijpende restauratie plaats gevonden. Onder andere kap en achtergevel zijn toen vernieuwd. Wel is de spiltrap nog origineel. Wegens het geringe vloeroppervlak van de hoofdbeuk is de keuken in de zijbeuk opgenomen. Om nog meer ruimte te verkrijgen is in de jaren vijftig van deze eeuw de druipstrook aan de rechterkant bij het pand getrokken.
Een ander tweebeukig huis, eveneens in Haastrecht is het pand aan het Kerkplein 10, het voormalige schoolhuis. De oudste gegevens over dit huis dagtekenen van 1671, toen het gebouwd werd. Het was een diep huis van het bekende type: een voor- en achterdeel door een wand gescheiden. Een aanmerkelijke uitbreiding vond in 1767 plaats aan de linkerkant, daar het huis, afgezien van de schoolmeester tevens vijf à zes kostkinderen moest kunnen herbergen. Het vooraanzien met de iets gedrukte klokgevel en het in- en uitgezwenkte beloop van de daklijn van de aanbouw is karakteristiek voor het midden van de 18de eeuw. Op de kadastrale minuut van 1829 staat het huis weergegeven. Op dat moment is het zowel aan de linkerzijde als aan de achterkant van een uitbouw voorzien die nu zijn verwijderd (Kölker, 154-156).
Ook het huisje aan de Havenstraat 62 te Schoonhoven is in oorsprong 17de-eeuws. In de 18de eeuw is het aan de linkerkant met een zijbeuk uitgebreid. Daardoor ontstond er ruimte voor een (zilversmids) bedrijfje. Het oorspronkelijke huis was daarvoor te klein. Vlak voor de restauratie in 1976 had het 17de-eeuwse deel nog de indeling die wij al eerder bij het eenvoudige diepe huis tegen kwamen: een voorkamer, een onverlichte tussenruimte die als alkoof dienst deed en een achterkamer met schouw. De aanbouw onder lessenaarsdak bevatte de werkplaats. Een keuken lag daar weer achter.
| |
Het diepe huis met achterhuis
Een voor de hand liggende uitbreiding van het diepe huis was de verlenging naar achteren. Dat kon op een aantal manieren geschieden: de uitbreiding werd er direct aan vast gebouwd, of het werd met een smaller tussenlid daaraan verbonden. Het diepe huis met achterhuis kan in een keer gebouwd zijn, maar kan ook in verschillende fasen tot stand komen. Het achterhuis is vaak lager dan het voorste deel, soms scheelt het een halve verdieping. Beide bouwdelen zijn door een stenen muur, soms doorlopend tot aan de nok, van elkaar gescheiden. In een paar (oude) gevallen (Haven 65 en Koestraat 6) stond de schouw tegen de scheidingsmuur. Dit type huis komt in Schoonhoven het meeste voor.
Aan de restanten van balken met korbelen, de kapconstructie en de manier van merken, alsmede de niveauverschillen te oordelen is het huis met achterhuis aan
| |
| |
383 Kerkplein 10 te Haastrecht, het voormalige schoolhuis vóór de restauratie in de jaren '80. De raamverdeling en de voordeur laten een vroeg 19de-eeuwse vormgeving zien, waarschijnlijk uit 1836. Zij zijn bij de restauratie vervangen door ramen met een 18de-eeuwse roedeverdeling (foto RDMZ, 1938, E.A. Canneman).
384 Schoonhoven, Havenstraat 62.
Plattegrond, doorsneden, gevel en situatie. Schaal 1:300 en 1:3000. Getekend door J.J. Jehee in 1995 naar een opmeting van architect Bob van Beek uit 1976.
De toestand die is weergegeven is van voor de restauratie van het pand in 1976. Het pand kan nog uit de 17de eeuw dagtekenen gezien de kromme spantbenen in de houtconstructie.
de Haven 65 in twee fasen tot stand gekomen: het voorste deel aan het eind van de 15de eeuw, het achterste deel van drie vakken diep in de 16de eeuw. In de loop van de 18de en 19de eeuw is het grote huis aanmerkelijk veranderd. In de 18de eeuw is de kap aan de voorzijde ter diepte van het eerste spant gemoderniseerd tot een dwarskap, waarop de oude kap aansluit. De voorgevel kreeg een sobere 18de-eeuwse uitmonstering. In het inwendige waren het de gang en de daarop uitkomende paneeldeuren met omlijstingen die aan de nieuwe mode werden aangepast. Het trappenhuis halverwege de gang kwam tot stand. Omstreeks 1840 en rond de eeuwwende waren het de gang, trap en voorkamer die opnieuw gedecoreerd werden.
Een vroeg voorbeeld van een huis met lager achterhuis dat wel in een keer tot stand is gekomen ligt aan de Koestraat 6 in Schoonhoven. Het voorhuis is vier spantvakken diep, het achterhuis telt er drie. Het pand is niet onderkelderd. De kapconstructie van voor- en achterhuis is uit dezelfde tijd. Dendrochronologisch onderzoek heeft uitgewezen dat het niet onmogelijk is dat de kap dagtekent van 1485, dus van vóór de stadsbrand van 1518. Ondanks de hoge ouderdom staat de voorgevel niet op vlucht. Voor- en achterhuis zijn door een dikke, sterk verlopende stenen muur van elkaar gescheiden. Het vloerniveau verschilt: het achterste stuk ligt over alle bouwlagen lager. Het huis was in beide delen voorzien van een middeleeuws houtskelet en bezit opvallend dikke muren. De oorspronkelijke stookplaatsen stonden tegen de scheidingsmuur van voor- en achterhuis. In het voorhuis was rechts tegen de scheidingsmuur een spiltrap met kaarsnis gesitueerd.
De oude indeling van het huis zou geweest kunnen zijn: vóór een onverwarmd gedeelte van twee balkvakken diep, verlicht door vensters in de voorgevel, dan een ‘binnenhaard’ van twee vakken diep, verlicht door twee vensters in de linkerzijgevel en tenslotte een dieper liggend achterhuis van drie vakken diep. Opmerkelijk en uit de vroegste bouwperiode zijn de talrijke kaarsnissen op de eerste verdieping in het voorhuis, die paarsgewijs op regelmatige afstand van elkaar staan, tussen de voormalige muurstijlen.
Bij een latere verbouwing is de vloerhoogte op de begane grond en de verdieping van het achterhuis gewijzigd. Dit valt af te lezen aan de plaats van een kaarsnis die nu precies op de scheiding van de begane grond en de verdieping is gesitueerd. Eveneens in een latere fase zijn de schouwen tegen de scheidingsmuur afgebroken en is de plaats van de trap veranderd. Deze werd tegen de scheidingsmuur gezet, de schouwen verhuisden naar de linkerzijgevel.
| |
| |
385 Het pand Koestraat 6 in Schoonhoven met zijn in de 19de eeuw gewijzigde voorgevelindeling (foto RDMZ, 1995).
386 Kaarsnis met gotische driepas in het achterhuis van Koestraat 6, vóór de restauratie (foto uit 1990 door J. Wolterson, Streekarchief Krimpenerwaard).
387 Schoonhoven, Koestraat 6.
Plattegrond, doorsneden en situatie. Schaal 1:300 en 1:3000. Tekening door J.J. Jehee, 1995, naar opmetingen van architectenbureau Van den Boogert uit 1988 en eigen waarneming.
Weergegeven is de gedeeltelijk gereconstrueerde structuur van het pand. Opvallend zijn de nissen op de verdieping van het voorhuis tegen de voor- en beide zijgevels.
De details van de consoles voor en achter verraden een verschil in bouwperioden: achter met peerkraalprofiel van de bouwtijd, in het voorste deel op de verdieping consoles van een 17de-eeuws type.
In de 19de eeuw hebben de bekende wijzigingen plaats gevonden van het veranderen van de topgevel in een lijstgevel, het moderniseren van de kozijnen, het afscheiden van een gang achter de voordeur en het wegtimmeren van de balklaag op de begane grond.
Een van de oudere panden van Schoonhoven staat aan de Haven 82. Het huis ligt direct ten zuiden van de Grote kerk en heeft ook enige tijd dienst gedaan als pastorie. Het telt drie bouwlagen en een kap en heeft een steen in de voorgevel met het jaartal ‘1608’. De voor- en achtergevel staan op vlucht. Het pand is zes vakken diep en is te verdelen in een voor- en achterhuis, ieder van drie vakken.
| |
| |
388 Schoonhoven, Haven 82. Situatie, plattegronden, doorsneden en gevels.
Schaal 1:300. Getekend en bewerkt door J.J. Jehee in 1995, naar een opmeting van R. Visser uit 1967.
Dit in oorsprong 15de-eeuwse pand werd na het midden van de 16de eeuw aanmerkelijk vernieuwd. Er werd een huis met lager achterhuis gebouwd. In 1608 kreeg het een nieuwe voorgevel en werd het met een verdieping verhoogd. In de 19de eeuw hadden gangbare wijzigingen plaats zoals het aftoppen van de gevel en het vernieuwen der vensters. Een winkelpui is aan het einde van de 19de eeuw toegevoegd.
Vooral in het inwendige is de 16de- en 17de-eeuwse toestand duidelijk aanwezig. In de houtconstructie zijn zowel samengestelde balklagen als tussenbalklagen toegepast. Op de tekening zijn in de dwarsdoorsnede de hoogte van de daknokken vóór de verhoging ingestippeld.
389 Voorgevel van Haven 82 te Schoonhoven (foto RDMZ, 1995).
| |
| |
390 Achterzijde van het pand Tol 9 aan de Scheepmakershaven (foto RDMZ, 1995).
391 Achterzijde van hetzelfde pand in 1558. Detail van een tekening in potlood (coll. Algemeen Rijksarchief te Brussel, Archief van de Grote Raad van Mechelen, Appels de Hollande, inv. nr. 697).
Voor- en achterhuis zijn onderling over de eerste twee bouwlagen door een stenen muur gescheiden, maar over de derde bouwlaag door een 17de-eeuwse grenehouten wand. Aan de rechterzijgevel zijn aan de onderkant grote bakstenen te zien wat kan wijzen op een ontstaansdatum in de 15de eeuw. Het houtskelet op de verdieping lijkt jonger, tweede helft 16de eeuw, te zijn. In het begin van de 17de eeuw is het huis met een verdieping verhoogd. De balklaag op de tweede verdieping en de kapconstructie getuigen daarvan.
In het eerste vak van het achterhuis ligt over 3/4 van de breedte een waarschijnlijk 17de-eeuwse kelder met tongewelf. Aan de resten van de tegels te zien fungeerde het achterhuis zelf als keuken. Hier zit een schouw met 18de-eeuwse boezemdecoratie. Aan het eind van de 19de eeuw is op de begane grond een deel als winkelruimte in gebruik genomen.
De voorkamer op de verdieping heeft een houtconstructie met samengestelde balklaag met muurstijlen en korbeelstellen. De korbelen uit de tweede helft van de 16de eeuw zijn met beslagwerk versierd. Links zit in het midden van de wand een raveling die wijst op een voormalige plaats van een schouw. Tegen de scheidingswand met het achterhuis zit een tweede stookplaats van latere datum.
Ook de achterkamer heeft een samengestelde balklaag uit de 16de eeuw met
392 Voorgevel van Tol 9, het Gouden Hoofd (foto RDMZ, 1995).
muurstijlen en tussenbalken. Een stookplaats bevindt zich in het midden van de linkerzijgevel.
Op de tweede verdieping zijn de balklagen in voor- en achterhuis, alsmede de scheidingswand van een 17de-eeuws karakter. In beide vertrekken zijn versnijdingen in de muur waar te nemen die de plaats aangeven van een voormalige muurplaat, behorend bij de lagere kapconstructie uit de 16de eeuw. De zolder is in een keer (in 1608) tot stand gekomen. Hierbij zijn de spanten van een oudere constructie gebezigd.
Niet altijd hoeft het achterhuis lager te zijn dan het voorhuis. Bij Tol 9 is het achterhuis hoger opgetrokken dan het voorhuis. Het huis ‘het Gouden Hoofd’ wordt in 1449 in het Weesboek vermeld. De huidige indeling is die van een voorhuis van vier vakken en een achterhuis van drie vakken diep. Voor- en achterhuis zijn door een ongeveer 50 cm dikke stenen muur van elkaar gescheiden. Het voorhuis is over de volle breedte en diepte onderkelderd met een kelder met een gedrukt tongewelf. De oude indeling van het voorhuis is nauwelijks meer achterhaalbaar. Wijzigingen in de 19de en 20ste eeuw hebben de structuur ingrijpend veranderd.
Het achterhuis is beter bewaard gebleven. Dat is in 1648 integraal vernieuwd. Misschien werd toen alleen de achtergevel gehandhaafd met twee (restanten van) kruiskozijnen op de begane grond. Van die achtergevel is een tekening uit 1558 bekend waarop hij een trapgevel heeft. In de geveltop zitten enige halfronde raampjes. Of dit ook nog de huidige situatie is valt niet te controleren: de achtergevel eindigt nu met een tuit en is geheel gepleisterd (eind 19de-eeuws werk), zodat eventuele dichtgezette gevelopeningen in de top en sporen van de oude trapgevel aan het oog zijn onttrokken. Tegelijkertijd werd aan de Scheepmakershaven een muur met een poortje van Bentheimer zandsteen gezet: een nieuwe monumentale toegang, waarmee de hoofdingang van het pand van de Tol naar
| |
| |
de Scheepmakershaven is verplaatst. Het wapen op het poortje behoort toe aan Hugo Blomvliet, van 1637 tot 1670 baljuw van Schoonhoven, die daar woonde en de verbouwing tot stand bracht (Muilwijk, 1981, 29).
De begane grond bestaat uit een ruim vertrek met stookplaats en een daarnaast gelegen gang die direct bij de bouw in 1648 al daar is voorzien. De moerbalken lopen weliswaar over de hele breedte van het achterhuis, maar zowel in de gang als in het vertrek zitten de consoles aan beide kanten van de scheidingswand.
In het achterhuis loopt de trap in de gang langs de zijgevel naar boven. Op zolderniveau is de (vernieuwde) trap een kwart slag gedraaid en loopt langs de stenen scheidingsmuur tussen voor- en achterhuis.
Ter verlichting van het donkere middengedeelte van het huis op de eerste verdieping staat op de voorzolder een omtimmerde lichtkoker.
Tot ver in de 18de eeuw bleef het huis met achterhuis als gangbaar type gehandhaafd. Het nadeel, de slecht tot onverlichte kamers midden in het huis, trachtte men niet alleen op te vangen door het creëren van lichtkokers maar ook door het aanbrengen van binnenplaatsen.
| |
Het dwarse huis
393 Dwarse huizen aan de Nes in Schoonhoven zoals weergegeven op de kaart bij Blaeu uit 1648.
Bij het dwarse huis loopt de daknok evenwijdig met de straat, staat de balklaag van de inwendige houtconstructie haaks op de voorgevel en is de plattegrond in principe breder dan diep. Dit type komt bij de oudste huizen niet veel meer voor. Ze zijn er wel geweest: op de kaart van Schoonhoven van Blaeu (1648) staan aan de achterstraten Nes, Molenstraat, Lange en Korte Weistraat rijen dwarse huizen getekend. Dit zullen over het algemeen woningen zijn geweest van het eenvoudigste type, één bouwlaag met een kap en een raam en een deur breed. Uit de kadastrale minuut van Schoonhoven kan men opmaken dat in 1828 huizen met een ‘dwars gerichte’ plattegrond nog steeds aan de Nes en Molenstraat liggen. Bij de huizen aan de Lange Weistraat is dat op die kaart minder duidelijk te zien. Ook nu nog vindt men kleine dwarse huizen langs bijvoorbeeld de Nes en de Lange Weistraat. Zij dateren echter alle uit de tweede helft van de 19de eeuw. Hetzelfde geldt voor Haastrecht. De hier aanwezige dwarse panden zijn alle van jongere datum. In Haastrecht geeft de kadastrale minuut uit 1829, in tegenstelling tot Schoonhoven, vrijwel nergens huizen aan met plattegronden die breder dan diep zijn.
Het dwarse huis komt enerzijds als een zelfstandig bouwlichaam van één of meer bouwlagen voor, anderzijds is het type bijzonder geschikt om in serie te bouwen. De muren en schoorstenen met meerdere kanalen kunnen dan gemeen zijn. Problemen met druipstroken, inherent aan het diepe huis, doen zich niet voor. Een aanmerkelijk voordeel bij het dwarse huis is bovendien dat de lichttoetreding door de geringe diepte en de mogelijkheid voor meer ramen in de voorgevel veel beter is.
Bij dit type huis zijn ook weer verschillende varianten te onderkennen. Naast dwarse huizen van een of meer bouwlagen met een kap, ziet men dwarse huizen met lage achterbouwen, vaak via een lessenaarsdak aangekapt. Een andere uitbreiding realiseert men wel in de aanbouw aan de achterkant van een haaks bouwlichaam onder zadeldak.
| |
Het dwarse huis met verdieping
Dezelfde redenen die bij het diepe huis tot verhoging geleid hebben, zijn bij het dwarse huis van toepassing: behoefte aan meer opslag- en slaapruimte.
Dwarse huizen van oudere datum vindt men alleen nog in Schoonhoven. Te vermelden zijn Voorhaven 10, Oude Haven 17-19, Koestraat 134 en het hoekpand Lopikerstraat 37/Lange Weistraat. Alle zijn zij drie vakken breed. Nergens is meer de oorspronkelijke indeling bewaard. Bij het pand Lopikerstraat 37 heeft men die in de jaren 1962-1965 kunnen reconstrueren.
Helemaal niet meer achterhaalbaar is de oorspronkelijke indeling van het uit 1650 daterende gebouw aan de Koestraat 134. Inwendige verbouwingen en een grote uitbreiding naar achteren ten behoeve van de functie als logement in de eerste helft van de 19de eeuw hebben die weggevaagd. Alleen de 17de-eeuwse houtconstructie verwijst nog naar de dwarse opzet: een samengestelde balklaag op de verdieping van drie vakken staat haaks ten opzichte van de gevel. Ook de kapspanten staan dwars.
| |
| |
394 Oude Haven 17-19 te Schoonhoven. Dit midden 17de-eeuwse pand kreeg halverwege de 19de eeuw een nieuwe voorgevelindeling (foto RDMZ, 1995).
395 Schoonhoven, Oude Haven 17-19. Plattegronden, doorsneden en situatie. Schaal 1:300 en 1:3000. Opgemeten en getekend door J.J. Jehee, 1995.
Aan de onbewerkte zwanehalskorbelen, de consoles en de kapconstructie te oordelen dateert het dwarse pand uit het midden van de 17de eeuw. In ieder geval was het rechtervertrek van meet af aan van een stookplaats op de begane grond en de verdieping voorzien. Aanbouwen aan de achterzijde zijn gerealiseerd in het begin van de 18de eeuw (links) en het einde van de 19de eeuw (midden).
| |
| |
396 Lopikerstraat 37 in Schoonhoven vóór restauratie. Het vervallen huis maakt een overwegend 19de-eeuwse indruk (foto RDMZ, 1950, G.Th. Delemarre).
397 Lopikerstraat 37 ná restauratie. De trapgevels, kruiskozijnen en ingangspui met deur en ramen met glas-in-lood en de boogvullingen zijn gedeeltelijk het resultaat van vondsten in het werk en gedeeltelijk fantasie (foto RDMZ, 1967).
Oude Haven 17-19 is een in oorsprong midden 17de-eeuws pand. Links achter is in later tijd, waarschijnlijk in het begin van de 18de eeuw, een bouwdeel aangezet. Wegens de lage ligging van dit deel van de stad heeft het huis geen kelder.
De hoofdopzet van het huis is drie vakken in de breedte die op de begane grond (thans verdwenen) en de verdieping door korbeelstellen gescheiden worden.
Het middelste vak wordt door tussenbalken in drieën verdeeld, de beide buitenste vakken in tweeën. De oorspronkelijke spiltrap zit in het midden tegen de achtergevel. Daarvan is het bovenste deel met trapboom met conische beëindiging bewaard gebleven. Dit trapdeel is met wagenschot afgetimmerd.
Naar bouwsporen te oordelen bevonden zich van ouds stookplaatsen tegen de rechterzijgevel op de begane grond en de verdieping. Het is mogelijk dat zulks aan de linkerkant oorspronkelijk ook zo was. Opmerkelijk genoeg loopt hier het rookkanaal buiten langs de muur. Op de verdieping bevindt zich links van de spiltrap tegen de achtergevel een uitgebouwde ruimte die als secreet of stortkoker diende.
Na het midden van de 19de eeuw heeft men het pand gesplitst. De voorgevel werd gepleisterd en kreeg toen zijn regelmatige indeling met twee voordeuren naast elkaar, met een naar achteren lopende gang. De spiltrap bleef op de verdieping voor het rechterdeel in gebruik. Voor de begane grond rechts vond men een andere, inmiddels niet meer bekende, oplossing. In het linkerdeel kwam aan het eind van de gang een bordestrap die de ongelijke niveaus tussen het dwarse huis en de haakse aanbouw met elkaar verbond.
Tegen het eind van de 19de eeuw maakte men in het rechterdeel één grote zaal met een neo-empire stucplafond. Ook deze situatie is inmiddels gewijzigd. Van het vertrek werd een steile steektrap naar boven afgescheiden. De zaal werd door een wandje in tweeën gedeeld. Iedere kamer kreeg zijn eigen stookplaats. Aan het eind van de gang kwam een uitgebouwde keuken.
Ook het linkerdeel onderging wijzigingen, die voornamelijk bestonden uit het opdelen van de ruimtes. Op de begane grond werd omstreeks 1900 in de voorkamer een neorenaissance betimmering aangebracht, waarvan de schouw nog resteert.
Lopikerstraat 37, ‘de Vergulde Swaen’ (na restau ratie herdoopt in ‘Vestaalse Maagd’) dateert volgens een jaartalsteen uit 1642. Pal langs de linkerzijgevel liep de Zevender. Het bij het huis horende erf lag dan ook aan de andere kant van
| |
| |
398 Voorhaven 10 in Schoonhoven met de eclectische gevel uit 1862 (foto RDMZ 1995).
de Zevender. Het huis is gebouwd ter plaatse van een ouder pand. In de rechterzijgevel en de achtergevel zijn sporen van ouder metselwerk gevonden. Het pand is in drie beuken verdeeld, met een kelder (met stookplaats!) onder een deel van de linkerbeuk. De toegang bevindt zich in de middenbeuk. Het rechtervertrek had op de begane grond en de verdieping een stookplaats tegen de achtergevel. De spiltrap naar boven stond ooit op de scheiding van opkamer en achtervertrek. Tussen 1962 en 1965 heeft een ingrijpende restauratie van het huis plaats gevonden, waarbij onder andere aan voor- en zijgevels de toppen zijn gereconstrueerd. In de voorgevel werden kruiskozijnen en een pui teruggebracht, die daar, getuige bouwsporen, ooit gezeten hadden. Voor de toppen is alleen aan de voorzijde een aanzet gevonden. De beide zijtopgevels berusten op fantasie (Meischke, 1969, 243-244).
Het huis Voorhaven 10 is, getuige de resultaten van dendrochronologisch onderzoek, gebouwd tussen 1557 en 1563 en maakte deel uit van de middeleeuwse stadsversterking ter plaatse. Het was met zijn noordgevel tot 1862 verbonden aan de Vrouwepoort. Aan rivierzijde ziet men het middeleeuwse metselverband en de muizetand onder de dakrand zitten. De achterste helft van het huis is over de volle breedte onderkelderd met ribloze kruisgewelven van drie vakken. Ongeveer midden tegen de achtergevel staat een spiltrap die van de begane grond tot de eerste verdieping loopt. Het laatste stuk naar de zolder gaat met een steektrap. Op de begane grond zijn sporen van grote vensters in de achtergevel aangetroffen. Stookplaatsen staan tegen de linkerzijgevel. Op zolder bevindt zich de grote schouwboezem. De kapconstructie dateert van de bouwtijd. Na 1862 is de noordgevel opnieuw opgetrokken.
| |
| |
399 Schoonhoven, Voorhaven 10.
Situatie, doorsnede en plattegronden. Schaal 1:300 en 1:3000. Opgemeten en getekend door J.J. Jehee, 1995.
Van het huis uit 1557-1563 resteren de achtergevel, kelder, spiltrap en kap. Het huis heeft onderdeel uitgemaakt van de middeleeuwse versterking aan de zuidkant van de stad. Tot 1862 stond tegen een deel van het huis de Vrouwepoort aangebouwd. Op de tekening is dat met een stippellijn aangegeven. Na de afbraak zijn de noord- en westgevel van het huis verbouwd. Ook het interieur werd gemoderniseerd.
| |
Vernieuwing na de zeventiende eeuw
Na globaal 1650 verandert het huizentype. Het duidelijkst komt dit naar voren bij het grote huis. Het ‘gewone’ diepe woon/bedrijfspand bleef in gebruik. Hoogstens werd de gevel vernieuwd of werden de vensters gemoderniseerd. De indeling, eenvoudig als zij was, hoefde nauwelijks aangepast te worden. Men ziet wel dat er een trap verplaatst wordt, schouwen worden toegevoegd, maar de structuur blijft bij het kleine huis gehandhaafd.
Daarnaast ontwikkelen zich nieuwe types: samengestelde huizen, ontstaan door samenvoeging van twee smalle panden achter een nieuw voorhuis, verschijnen in de gevelwand vierkante huizen, een type huis waarbij de breedte en de diepte van de plattegrond vrijwel gelijk is.
Vanaf de 18de eeuw verschijnen er meer huizen van vier bouwlagen in het stadsbeeld. Vaak is die verhoging dan alleen maar ter diepte van het eerste gebintvak, om het huis van de voorzijde meer aanzien te geven.
Niet alleen voor wat de hoofdvorm, de bouwmassa betreft treden er na de 17de eeuw veranderingen op, ook in de indeling van het woonhuis ziet men dat gebeuren. Men valt nu niet meer met de deur in huis. Een van voor naar achteren doorlopende gang wordt afgescheiden. De indeling van de begane grond wordt
| |
| |
400 Korte Dijk 12 in Schoonhoven uit 1751 met een vrijwel ongedecoreerde gevel. Alleen op het fries van het hoofdgestel is enige versiering in de vorm van platte ornamentlijsten te zien (foto RDMZ, 1995).
dan als volgt: bij een smal huis ziet men een brede beuk, waarin doorgaans kamers en suite zijn opgenomen en een smalle beuk met de gang, die kan uitkomen in een keuken; bij een breed, voornaam huis geeft men de voorkeur aan een symmetrische indeling met de gang in het midden. In de 18de eeuw streeft men, overigens op beperkte schaal, ook naar een symmetrische indeling van de vertrekken: deuren en schouwen plaatst men in het midden van de wand. Gangdeuren naar diverse vertrekken liggen op regelmatige afstand van elkaar. Ondiepe gangnissen met 18de-eeuwse in- en uitzwenkende afsluiting brengt men aan tegenover de deuren om de gang enige allure te verschaffen. De trap krijgt meer aandacht en wordt grootser opgezet: het trappenhuis ontstaat.
Integrale nieuwbouw vond vrijwel niet plaats in Schoonhoven: de ruimte ontbrak daarvoor. Uitzonderingen vormen de panden aan de Korte Dijk 12 (gedateerd op de plint ADG 1751) en Koestraat 109, ook uit het midden van de 18de eeuw. Beide zijn dwarse huizen met brede gevels, afgesloten door een houten kroonlijst. Van beide huizen is er van de interieurs, noch in dispositie, noch in aankleding maar iets overgebleven dan de van voor naar achteren lopende gang.
Een mooi voorbeeld van een samengesteld huis, dat in de 18de eeuw tot stand kwam door twee diepe huizen te koppelen door middel van een dwars geplaatst voorstuk van vijf gevelopeningen breed, ligt aan de Koestraat 130. De voorgevel, met uitzondering van de onderpui, dagtekent van de eerste helft van de 18de eeuw. Oude Haven 13 is een ander voorbeeld: een 18de-eeuws voorhuis onder schilddak met aan de achterzijde twee haaks daarop staande bouwdelen uit de 17de eeuw die met een puntgevel eindigen.
| |
De negentiende en twintigste eeuw
401 Een rij vroeg 20ste-eeuwse, diepe huizen aan de Havenstraat 54-60 in Schoonhoven (foto RDMZ, 1995).
De 19de-eeuwse huizen volgen de ontwikkeling van hun voorgangers.
Het eenvoudige diepe huis, dat in de 16de en 17de eeuw zo algemeen voorkomt, blijft men nog steeds bouwen. De enige, ingrijpende verandering in de loop van de tijd is de wijziging in de inwendige afwerking. Stucplafonds doen dan pas op grote schaal hun intrede, al dan niet van ornamenten voorzien. De eenbeukige, in de diepte verdeelde ruimte blijft gehandhaafd. Hiervan werd op den duur wèl een gang of een halletje afgescheiden. In de zij- en achterstraten van Schoonhoven en in de dorpen vindt men overal deze betrekkelijk onaanzienlijke gebouwen tot ver in de 20ste eeuw gebouwd. Schapenstraat 5 in Schoonhoven, oorspronkelijk met een gevel van een deur en een venster breed, is zo'n eenvoudig diep huis met een begane grond en een zolder. De oorspronkelijke indeling van de plattegrond liet twee kamers achter elkaar zien die door een tussenlid waren gescheiden. Dit tussendeel bevatte een trap, kasten en bedsteden. Alleen de achterste kamer had een stookplaats. Het voorste deel kon dan als bedrijfsruimte gebruikt worden. Achter de voordeur begint de gang die achteraan uitkomt in een aangebouwde keuken waarachter de WC ligt. De onverdeelde zolder kon tevens als slaapruimte worden gebruikt.
Aan het eind van de 19de eeuw ziet men ook het dwarse huis meer voorkomen, of als vrijstaand bouwdeel of in serie gebouwd. Bij de fabriekscomplexen langs
402 Schoonhoven, Schapenstraat 5.
Plattegrond, doorsnede en situatie.
Schaal 1:300 en 1:3000. Getekend door J.J. Jehee in 1995 naar een opmeting van architectenbureau Bob van Beek, 1976. Ten tijde van de kadastrale minuut (1828) was het erf waarop het huisje staat, aan de St. Elisabethsteeg zoals het toen heette, nog onbebouwd. Het terrein was als tuin in gebruik voor een huis aan de Koestraat. Het pand Schapenstraat 5 en de buurpandjes zijn aan het eind van de 19de eeuw tot stand gekomen. Zij vertegenwoordigen een type dat tot aan het begin van de 20ste eeuw veel is gebouwd aan de secundaire straten.
Op de tekening is de situatie weergegeven vóór verbouwing. De oude indeling van onverwarmde voorkamer, tussengedeelte met bedsteden en trap en verwarmde achterkamer is inmiddels verwijderd.
| |
| |
403 Een rij dwarse huizen onder één doorlopende kap uit het einde van de 19de eeuw aan het Middelblok 165-177 te Gouderak (foto RDMZ, 1995).
404 Lopikerstraat 63-75 in Schoonhoven, dwarse huizen van na 1877 aan het begin van de stad (foto RDMZ, 1980).
de IJsseldijk verrijzen de bijbehorende arbeiderswoningen, vaak niet meer dan een deur en een venster breed, van een bouwlaag en een kap onder één doorlopend zadeldak: Middelblok 65-75 te Gouderak, haaks op de dijk, bij de voormalige steenfabriek. Ook uit het eind van de 19de eeuw dateren de huizen aan Middelblok 151-157 en 165-177. De in 1927 gebouwde middenstandswoningen aan het Olivier van Noortplein 15-37 te Schoonhoven zijn van hetzelfde type. Een voornamere opzet vertonen de dwarse huizen aan de Lopikerstraat 63-75 te Schoonhoven van na 1877, ieder bestaande uit twee bouwlagen en een kap. Ook zij zijn aaneen gebouwd en hebben daardoor een doorgaande kroonlijst. Deze rij huizen vormde de oostelijke toegang tot de stad, vandaar dat het hoekpand een koffiehuis met stalling voor dertig paarden was.
Net zoals in de 17de eeuw bleken de dwarse huizen in de 19de eeuw bij uitstek geschikt te zijn voor een dubbele bewoning: Hoogstraat 84-86 in Haastrecht, een groot dwars pand onder een zadeldak, in de huidige vorm uit het laatste kwart van de 19de eeuw, had aanvankelijk maar één voordeur, getuige oude afbeeldingen. Pas in de loop van de 20ste eeuw is het pand in tweeën gesplitst. De deur met 18de-eeuws bovenlicht van nr. 86 is bijgemaakt. De brede, niet passende, strek boven deze voordeur wijst erop dat hier oorspronkelijk een venster zat.
Bij het bespreken van dit type mag de vermelding van Dam 5 te Schoonhoven niet ontbreken. Het is een dwars huis onder zadeldak met een haaks daarop staand achterhuis dat via een tussenlid met het voorste deel is verbonden. Het is een
| |
| |
405 Het in de 20ste eeuw gesplitste, dwarse huis aan de Hoogstraat 84-86 te Haastrecht (foto RDMZ, 1995).
406 Dam 5 in Schoonhoven, een zeer gaaf dwars huis met achteraanbouwen uit de tweede helft van de 19de eeuw (foto RDMZ, 1995).
naadloze vertaling van hetgeen wij in de eeuwen hiervoor al tegenkwamen. Het hele pand dateert van omstreeks 1860-1870, maar staat, getuige de gegevens van de kadastrale minuut, op de fundamenten van een ouder gebouw. Aan de rechterkant loopt van voor naar achter over de volle diepte een gang, die uiteindelijk uitmondt in een (vm) WC. Links liggen in het dwarse voorhuis drie ramen brede kamers en suite, onderling door schuifdeuren gescheiden. Beide kamers zijn van een schouw met stucwerk voorzien. De plafonds zijn geornamenteerd in een neo Lodewijk XIV stijl. De trap naar boven en de keuken bevinden zich in het tussenlid.
De kamer in het achterhuis is in het begin van de 20ste eeuw, toen in het huis een notariskantoor gevestigd was, van een donkere lambrizering, een schouw en balkenplafond voorzien, alles in een sobere Hollandse neorenaissance stijl. Op de verdieping ligt het dwarse voorhuis op een ander niveau (een paar treedjes hoger). De kamer en suite is hier een kwartslag gedraaid en ligt over de breedte van het pand. De zolder over het voorhuis heeft een eikehouten kap en een
407 Een goed voorbeeld van een midden 19de-eeuws dwars huis met symmetrisch ingedeelde voorgevel en plattegrond aan de Dorpsstraat 11 in Ouderkerk (foto RDMZ, 1968).
afgetimmerd dienstbodenkamertje. De kap boven het achterhuis is onbeschoten.
Vrijstaande dwarse huizen worden vanaf het midden van de 19de eeuw vooral buiten de oude stads- en dorpskernen gebouwd. Met hun symmetrisch ingedeelde plattegronden die in de indeling der voorgevels worden weerspiegeld zijn zij niet anders dan de dwarse voorhuizen van de boerderijen uit die tijd. De vertrekken aan beide zijden van de gang bevatten stookplaatsen.
In de 19de eeuw is het huistype met op de begane grond een brede en een smalle beuk veel gebouwd. In de brede beuk vindt men op de begane grond de kamer en suite mèt stookplaatsen, soms nog met een onverlichte tussenkamer. In de smalle beuk is de gang opgenomen die aan het eind in de keuken uitkomt. Meestal op de helft van de gang bevindt zich (de toegang tot) het trappenhuis. De indeling van de verdieping volgt niet die van de begane grond. Hier liggen de vertrekken gegroepeerd rond het trappenhuis of de overloop.
Tol 5 te Schoonhoven is een groot pand onder schilddak met de daknok haaks ten opzichte van de straat. Op een eerste steenlegging op de plint is het gedateerd 1875.
| |
| |
408 Tol 5 (rechts) en 6 (links) in Schoonhoven (foto RDMZ, 1980).
Het pand is drie gevelopeningen breed en twee bouwlagen en een kap hoog. De indeling van de plattegrond: het type met een brede en een smalle beuk, is heel mooi bewaard gebleven. Achter de voordeur met gietijzeren rooster loopt de met marmeren platen belegde gang van voor tot achter en komt uit in een (nu nieuwe) keuken. Het voorste stuk van de gang is iets breder en vormt zo een bescheiden hal. In de gang zijn de toegangsdeuren tot de vertrekken, de kelder (met houten troggewelven onder de voorkamer), en halverwege, tot de trap naar boven opgenomen. De ‘brede beuk’ van het huis bevat een voorkamer met schouw en stucplafond. Hierachter ligt een onverlichte tussenkamer met een hoge kastenwand, die mogelijk als alkoof of slaapvertrek dienst heeft gedaan. De achterkamer heeft weer een schouw links en een geornamenteerd stucplafond, eenvoudiger dan voor.
Ook de verdieping is nog in de oorspronkelijke staat: een overloop waarop de
409 Oude Haven 28-30-32 in Schoonhoven (foto RDMZ, 1995).
deuren naar de kamers en de zoldertrap uitkomen. De kamers hebben simpele stucplafonds met kraallijsten. In de voorkamer bevindt zich dezelfde schouw met eierlijst als beneden.
Van hetzelfde type maar veel kleiner is het huis aan de Oude Haven 30, eveneens in Schoonhoven. Het is een laat 19de-eeuws pand achter een vroeg 19de-eeuwse gevel. De indeling is karakteristiek voor het hierboven beschreven type en volstrekt ongewijzigd. Aan de rechterkant loopt van voor naar achteren een gang, die zich halverwege versmalt ter hoogte van de dwars geplaatste trap naar boven. Links voor is een kamer met stookplaats schuin achter in de hoek, achteraan een kamer met schouw. Voor een keuken was op dit kavel geen plaats meer: die ligt achter het buurpand aan de linkerkant. Het trappenhuis is gemodelleerd in Lodewijk XIV-vormen en wordt door een lichtkoker in de vorm van een rozet verlicht die op zolder uitkomt. Op de verdieping is de verdeling die van een achterkamer en een voorkamer, met een overloop ertussen.
Een rijkere variant vertoont op de begane grond een driedelige dispositie van een brede beuk met kamer en suite, een smalle beuk met gang van voor naar
| |
| |
410 Schoonhoven, Tol 5 en 6.
Plattegronden. Tekening door J.J. Jehee uit 1995 naar gegevens van R. Visser en J. van der Ende.
Schaal 1:300.
De panden zijn gesitueerd in het huidige kadastrale plan van Schoonhoven. Opvallend is de ligging van nr. 6, als enige haaks ten opzichte van de rooilijn van de Tol. Het tussenliggende pand met driezijdig uitgebouwde theekoepel is genummerd op de Scheepmakershaven. Ten tijde van de kadastrale minuut (1828) stond de theekoepel er al en hoorde bij het terrein van Tol 6 dat toen tijdelijk onbebouwd was. Op de plaats van Tol 5 stond een pand met binnenplaats dat zich over de volle diepte van Tol tot Scheepmakershaven uitstrekte.
achter en een derde beuk waarin een kleine kamer, die vaak als spreekkamer of ontvangstruimte voor leveranciers dienst deed, het trappenhuis en de keuken zijn opgenomen. De indeling van de verdieping volgt ook hier niet die van de begane grond.
Het pand Tol 6 dateert uit omstreeks 1850-1860 en is daarvan een goed voorbeeld. Op de begane grond loopt een middengang die met marmeren platen
| |
| |
411 Plattegronden van het in 1892 ontworpen pand aan de Haven 71 in Schoonhoven (repro).
is belegd. Links een kamer en suite met schouwen en geornamenteerde stucplafonds, rechts een kleine voorkamer, het trappenhuis en tenslotte de keuken achteraan.
Op de verdieping is de indeling een kwart slag gedraaid: de gang loopt nu over de breedte van het huis.
In 1892 werd het huis aan de Haven 71 voor een arts ontworpen. Het wijkt in enkele opzichten af van hetgeen wij tot nu toe gezien hebben. Het souterrain is bij het huis getrokken. Daar zijn onder andere voorraadvertrekken, een kantoor èn de keuken in ondergebracht. De begane grond, met de driebeukige indeling als het voorgaande huis, heeft aan een kant de kamer en suite, maar aan de andere kant, naast de voordeur een spreekkamer en op de plaats van de keuken achteraan, een kabinetje ten behoeve van de arts. Heel fraai en groots opgezet in
| |
| |
dit huis is het trappenhuis, dat op de verdieping direct verlicht wordt door een flink raam in de zijgevel.
| |
Vrijstaande huizen en villa's
Vrijstaande huizen van een voornaam karakter komen in de 18de eeuw voor. Haastrecht neemt in dit opzicht een bijzondere positie in. In die tijd bouwde men vooral langs het westelijk deel van de Hoogstraat een aantal kapitale huizen, merendeels met een koetshuis en een achtererf aan de IJssel, waar dan ook een ‘koepel’ of tuinhuis op kan voorkomen. Van 1733 dateert een tekening van Spilman met een gezicht op Haastrecht, waarop men de kerk en twee kapitale huizen ziet weergegeven. Kan men over de topografische waarde van deze tekening nog twisten, de kadastrale minuut van 1829 geeft eenzelfde beeld: grote huizen, vaak met een aangebouwd koetshuis en een tuinhuis of koepel op het achtererf. Bijna alle tuinhuizen hebben het veld moeten ruimen. Alleen bij Hoogstraat 154 is het nog aanwezig en in gebruik. Opvallend op de kadastrale minuut van Haastrecht is de weergave van twee overtuinen, behorend bij de huizen aan de Hoogstraat 152 en 166. De ‘lustplaats’ bij nr. 152 bezat een tuinhuis, een langgerekte vijver met barokvormige uitstulping in de hartlijn van het perceel en een haaks daarop staande vijver.
412 ‘Haastrecht 1733 A.D.H.’. Links en uiterst links, achter de bomen, zijn twee van de kapitale villa's aan de Hollandsche IJssel zichtbaar. Grijs gewassen pentekening door Spilman naar A. de Haen, 71 × 99 mm. Gesign. l.o. Spilman del. (Coll. RDMZ).
413 Het in oorsprong 17de-eeuws, maar in later tijd uitgebreide tuinhuis op het achterterrein van Hoogstraat 154 te Haastrecht (foto RDMZ, 1995).
414 Zeszijdige theekoepel met verdieping en achteraanbouw aan de Nieuwe Singel 25 te Schoonhoven (foto RDMZ, 1995).
| |
| |
415 Hoogstraat 154 in Haastrecht (foto RDMZ, 1982).
Een aantal Schoonhovense ‘tuinhuizen’ stond in tuinen langs de stadsgracht aan de noordkant van de stad. De eigenaars woonden elders in de stad. Er resteert hier en daar nog zo'n tuinhuis, zoals bijvoorbeeld aan de Lopikerweg 32, een driezijdig uitgebouwde theekoepel uit het begin van de 19de eeuw en aan de Nieuwe Singel 25, een theekoepel met verdieping uit de 18de eeuw.
Een van die kapitale huizen in Haastrecht staat aan de Hoogstraat 154 en bestaat uit een voorhuis met een lager, aangekapt achterhuis. Het niveau verschilt tussen de beide bouwdelen. Thans vertoont het zich aan de voorzijde als een pand van twee bouwlagen en een kap onder een schilddak. Het was ooit hoger. In het laatste kwart van de 19de eeuw is het met een verdieping verlaagd! Aan sporen van metselwerk (klezoren in de koppenlagen) en de afwerking van het interieur (indeling en deuren op de verdieping, een schouw die thans in het huis Bisdom van Vliet is opgenomen) te oordelen kan het voorhuis uit het begin van de 18de eeuw dateren. Het verschil in niveaus wijst in dit geval op een verschil in bouwperioden. Waarschijnlijk is het achterste deel ouder, maar hoeveel is, door verbouwingen in de loop van de tijd, niet meer na te gaan. Bij de laatste
416 De achterkant van Hoogstraat 152 met de vroeg 18de-eeuwse, golvende geveltoppen (foto RDMZ, 1995).
restauratie vond men in de achterste kamer een vloer van kleine oranje geglazuurde plavuizen uit de 16de of 17de eeuw. In het begin van de 19de eeuw heeft er een verbouwing plaats gevonden, waarvan de voorgevel met zesruitsvensters en fraai bewerkte deur met bovenlicht en de afwerking van de gang met stucwerk nog getuigen.
De plattegrond is van een 18de-eeuws type: met een van voor naar achteren doorlopende gang links uit het midden, kamers en suite aan de rechterzijde, een voorkamer, trappenhuis en achterkeuken aan de linkerkant. Alleen de kamer rechts voor is onderkelderd.
Een andere ‘buitenplaats’ staat aan de Hoogstraat 152. De 18de-eeuwse oorsprong is aan de achtergevel goed af te lezen. De in- en uitgezwenkte vormen van de geveltoppen en de toepassing van klezoren op de hoeken vormen daarvan het bewijs. Dat is dan ook het enige want door verbouwingen in eclectische trant (omstreeks 1870) en latere wijzigingen tot café-restaurant is er van het interieur niets meer overgebleven. De bij buitenplaats horende paardestal, ook uit omstreeks 1870, is nog aanwezig.
De lusthof aan de overzijde van de weg met opstallen is verdwenen in respectievelijk 1914 (tuinhuis gesloopt) en 1930 (vijvers gedempt). De huidige Provinciale weg loopt er onder andere doorheen.
Van die 18de-eeuwse huizen is fysiek dus niet meer dan rudimentair nog iets terug te vinden. In de 19de eeuw nam het vrijstaande huis - de term buitenplaats is tè groots in deze -, met over het algemeen een symmetrisch ingedeelde, vierkante plattegrond met een middengang, een grotere vlucht. Aanvankelijk binnen de bebouwde kom, later, ook wegens de functie als directeurswoning bij een bedrijf, daarbuiten. Veel van die huizen ontlenen hun allure aan de bouwvorm en de rijke
417 Dorpsstraat 43-45 te Gouderak uit de eerste helft van de 19de eeuw (foto RDMZ, 1995).
418 Ouderkerk, IJsseldijk West 35 (foto RDMZ, 1995).
| |
| |
419 Krimpen aan den IJssel, IJsseldijk 332 (foto RDMZ, 1995).
420 Lekkerkerk, Voorstraat 21-23 (foto RDMZ, 1995).
gevelversiering. Karakteristiek bij bijna alle huizen is de aanwezigheid van een balkon op grote consoles boven de voordeur, soms met vazen op de hoeken.
Een goed voorbeeld van een vroeg 19de-eeuws vierkant huis ligt in Gouderak aan de IJssel, achter de Dorpsstraat. Het pand Dorpsstraat 43-45 is een van donker gele baksteen opgetrokken gebouw van één bouwlaag en een kap op een vrijwel vierkante plattegrond onder een omlopend schilddak met schoorstenen op de hoeken. De architectuur van het huis is betrekkelijk simpel maar niet zonder voornaamheid. De regelmatige indeling van de gevelwand verraadt de inwendige dispositie der vertrekken.
Bij de verschillende bedrijven langs de Hollandsche IJssel liggen sedert het laatste kwart van de 19de eeuw directeursvilla's die de moeite van een nadere beschouwing waard zijn. Veel van die huizen zijn tegen de dijk aangebouwd waardoor zij aan de achterkant een onderhuis bezitten. Het type huis is over het algemeen hetzelfde, het verschil zit in de toegepaste stijl, die rijker is dan wat men aan het ‘gewone’ huis in die tijd tegenkomt.
Een van die voorbeelden staat aan de IJsseldijk West 35 te Ouderkerk. Deze villa uit omstreeks 1885 telt twee bouwlagen en een kap, heeft een vrijwel vierkante plattegrond en wordt door een zadeldak gedekt. De symmetrisch ingedeelde voorgevel is geheel gestuct. Deur en hoeken zijn met zware bossingen versierd. De scheiding der verdiepingen is aangegeven door een geprofileerde cordonlijst. Boven de voordeur bracht men een balkon aan op zware consoles en met vazen op de hoeken. Boven de gootlijst op kleine consoles ziet men een dichte balustrade en een dakhuis in neorenaissance vormen.
De woning bij het bedrijf van Joh. van Duijvendijk aan de IJsseldijk 332 te Krimpen aan den IJssel is een goed voorbeeld van een villa in neorenaissance vormen. Doordat het huis tegen de dijk is gebouwd beschikt het over een onderhuis. De gevels van het onderhuis zijn gepleisterd. De voorgevel is van rode en de zijgevels van gele steen opgetrokken, alles versierd met gepleisterde banden en blokken. De middenpartij met voordeur springt iets naar voren en wordt door een trapgevel afgesloten. De deuromlijsting kreeg extra aandacht met gestucte bosseringen aan weerskanten en een bovenlicht met zijstukken en een segmentvormig fronton. De kroonlijst is voorzien van siermetselwerk. Onder de daklijst heeft men een grove tandlijst aangebracht. De dakkapellen in de mansardekap hebben een opzetstuk met driehoekige frontons. Aan de achterzijde is een tuinkamer en serre (op de verdieping) uitgebouwd.
De vroeg 20ste-eeuwse villa aan de Voorstraat 21-23 te Lekkerkerk is in een Franse neorenaissance stijl gebouwd. De steile dakvlakken met Mansarde-achtige dakkapellen zijn met leien gedekt. Het gebouw is van helderrode baksteen opgetrokken en heeft, hoog boven de voordeur, een rond gebogen ‘Frans’ balkon met gekruld ijzeren balkonhek. De hardstenen plint met segmentvormige
| |
| |
kelderlichten is nu gedeeltelijk in de dijk verdwenen. Tussen de kelderlichten en de vensters is een versiering van balusters te zien. Naast de voordeur staan op een hoge sokkel fantasiezuiltjes. Opmerkelijk is de aanwezigheid van een schelpnis in de rechterzijgevel, waarin, getuige de nog aanwezige doken, ooit een beeld heeft gestaan. In later tijd heeft men aan de linkerkant een aanbouw in dezelfde stijl gerealiseerd.
Aan het eind van de 19de eeuw verlaat men bij de vrijstaande huizen de traditionele indeling van de dwarse of vierkante plattegrond met de over het algemeen regelmatige indeling. Asymmetrische plattegronden en meer geavanceerde vormgeving doen hun intrede. Aan de Hoogstraat 160-162 te Haastrecht staat een mooi voorbeeld van een villa met een asymmetrische plattegrond. Het pand is in 1905 gebouwd ter plaatse van een ouder gebouw dat mogelijk uit 1724 dateerde, getuige een hergebruikte jaartalsteen in de achtergevel. Bij dit huis zijn verschillende vertrekken aan de rechterkant als het ware als een krans gerangschikt rond de centrale hal.
Een fraai bewaarde villa ligt aan de Spoorsingel 2 in Schoonhoven. De Schoonhovense architect Died Visser maakte in 1930 het ontwerp in opdracht van notaris B. Teyinck. Aan het woonhuisgedeelte werd een kantoor met garage gebouwd. De opzet van de plattegrond is eenvoudig. Wonen en werken zijn strict gescheiden: een doorlopende muur sluit beide gedeelten geheel af. Alleen het privékantoor is verbonden met het huis, zodat de eigenaar niet buiten om hoefde te gaan.
De voorgevel ligt op het noorden, aan de achterkant liggen de hoofdvertrekken. Zij ontvangen de hele dag de zon. Het woongedeelte bestaat uit een grote woonkamer met in de hoek van de kamer een schouw, waardoor aardige hoekjes konden ontstaan. Aan de woonkamer grenst de eetkamer met flinke kasten. Deze kamers liggen aan de achterkant van het landhuis. Door de ligging aan de tuin is het rustig en heeft men, aldus de toelichting van de architect, geen stof van de openbare weg. Voor die kamers projecteerde Visser een groot terras, uitzicht gevend op de iets verdiept liggende tuin. De bijvertrekken aan de voorzijde zijn haaks op elkaar geprojecteerd. In de inwendige hoek ligt de beschutte hoofdingang. De aparte ingang van het kantoor is duidelijk vanaf de openbare weg zichtbaar. De garage ligt zo dicht mogelijk tegen de weg aan. Op de verdieping is de slaapkamer van de ouders geheel gescheiden van die van de kinderen en personeel. Aan de achterzijde, de zonzijde is het trappenhuis uitgebouwd met glasramen. Het hoog oprijzende trappenhuis vormt een sterk verticaal element in
421 Hoogstraat 160-162 in Haastrecht (foto RDMZ, 1995).
| |
| |
422 Haastrecht, Hoogstraat 160-162. Schematische plattegronden.
Schaal 1:300, getekend door J.J. Jehee in 1995 naar schetsen van J.J.D. Barendrecht uit 1974.
Uit de weergegeven situatie van 1974 blijkt dat het huis in tweeën bewoond is. Of dit vanaf den beginne (1905) zo geweest is, lijkt waarschijnlijk. Bij het ontwerp hinkte men op twee gedachten: de veelhoekige, asymmetrisch geplaatste kamers vormen een duidelijke tegenstelling met het in rechthoeken opgeloste linkerdeel.
| |
| |
423 Plattegrond van een landhuis naar ontwerp van Herman van der Kloot Meyburg in Krimpen aan den IJssel (repro uit J. Wattjes, Nederlandse villa's en landhuizen, nr. 216).
een overigens door horizontalen geleed bouwwerk. Die rechte lijnen vindt men weer terug in de plattegrond van het gebouw.
Opmerkelijk is de plattegrond en de opbouw van de villa die in 1924 door Herman van der Kloot Meyburg in Krimpen aan den IJssel aan de Schaardijk 21 werd neergezet. De plattegrond en de opbouw refereren aan de vorm van een schip: een terras aan de voorzijde is boegvormig uitgebouwd, het middendeel van het huis steekt als een brug van een schip boven de andere bouwmassa's uit. Het feit dat deze villa voor de directeur van de scheepswerf Van der Giessen in de Stormpolder is ontworpen en gebouwd heeft tot deze vormgeving geleid.
| |
Het huis Bisdom van Vliet
Het mooiste vrijstaand huis uit de 19de eeuw ligt aan de Hoogstraat 166 in Haastrecht: het huis Bisdom van Vliet.
Ter plaatse van een 18de-eeuws huis werd tussen 1874-1877 een nieuw gebouw neergezet. Over het uiterlijk van het (vroeg?) 18de-eeuwse huis zijn wij niet geïnformeerd. Spilman tekent in 1733 een aanzicht van Haastrecht met de kerk en links daarvan een breed, regelmatig ingedeeld huis met een zadeldak en hoekschoorstenen. Of dat pand daadwerkelijk het voorgaande huis Bisdom van Vliet is geweest valt te betwijfelen. Het standpunt van de tekenaar kan vrij nauwkeurig getraceerd worden via de kadastrale minuut van Haastrecht uit 1829. Van dat punt uit zou hij het huis Bisdom van Vliet niet gezien kunnen hebben, in aanmerking genomen dat zijn tekening topografisch juist is. Uit dezelfde kaart valt wel op te maken dat het huis Bisdom van Vliet ongeveer twaalf meter breed geweest moet zijn met twee kleine achteraanbouwen op de hoeken. Rechts en links waren vleugels aangebouwd voor mogelijk dienstwoningen. Achter het huis lag een tuin die afliep naar de rivier de Hollandsche IJssel, voor het huis is een diepe rechthoekige overtuin getekend met een hartvormige vijver en een lange laan in de as van het huis.
De plannen voor de bouw van een nieuw huis dateren van vóór 1874. De bouwheer was Marcellus Bisdom van Vliet (1806-1877). Hij maakte nog net de voltooiing van zijn huis mee. Na zijn dood ging het over naar zijn dochter Paulina Maria Bisdom van Vliet, die gehuwd was met Johan Jacob Lefèvre de Montigny († 1881). Na het overlijden van Paulina Maria in 1923 is het huis volgens de wens van de overledene als ‘Stichting Bisdom van Vliet’ een museum geworden. Het
424 Het huis Bisdom van Vliet dat in de jaren 1874-1877 tot stand kwam (foto RDMZ, 1995).
| |
| |
425 Haastrecht, Hoogstraat 166, het huis Bisdom van Vliet.
Plattegrond en doorsneden van de kapconstructie.
Schaal 1:150, opgemeten en getekend door J.J. Jehee in 1994-1995. Opmerkelijk is de grote overspanning van deze Mansardekap uit 1874. De houtzwaarte bedraagt 22 × 7,5 cm.
| |
| |
426 Haastrecht, Hoogstraat 166, het huis Bisdom van Vliet.
Plattegrond van de begane grond met benamingen van de verschillende vertrekken. Schaal 1:300. Getekend door J.J. Jehee in 1995 naar een bestaande opmeting.
De huidige belendingen zijn gearceerd weergegeven. De stippellijn geeft de situatie ten tijde van de kadastrale minuut (1829) weer.
Het huidige huis kwam tussen 1874 en 1877 tot stand, deels op de fundamenten van de voorganger.
| |
| |
427 De nog niet ingestorte grot in de overtuin bij het huis Bisdom van Vliet (foto RDMZ, 1981).
karakter van het woonhuis met de inboedel bleef sedertdien ongewijzigd.
De overtuin is in de tweede helft van de 19de eeuw (tegelijk met de bouw van het nieuwe huis?) in een landschappelijke aanleg veranderd, die grotendeels nog herkenbaar aanwezig is. In de tuin bevindt zich onder andere een kunstmatige grot, grafmonumenten en twee 18de-eeuwse tuinbeelden.
Het huis is opgetrokken in een eclectische stijl. Waarschijnlijk maakte men bij de nieuwbouw van het huidige huis deels gebruik van de oude fundamenten. Het eclecticisme zet zich voort in de interieurs, die alle zeer weelderig van decoratie, stoffering en inrichting zijn, geheel naar de smaak uit die tijd. Het stucwerk voor de plafonds werd geleverd door F.P.C. Schild. Uit het voorgaande huis werden decoratieve onderdelen als schouwen wederom toegepast. De aankleding van het interieur is ongemeen rijk van detaillering en van hoge kwaliteit. Het ontwerp is van de hand van een niet nader bekende Haagse architect. De uitvoering ervan werd toevertrouwd aan Th. Hooft, een Haags metselaar en stucadoor in samenwerking met de timmerman C. Straver uit Haastrecht.
Na de voltooiing van het huis werd ernaast een koetshuis met stal gebouwd in Hollandse renaissance-stijl. Het werd in 1879 voltooid getuige het jaartal in de gevel. De linkerdeur bood toegang tot de rijtuigstalling, daarachter lag de paardestal, rechts was een bergplaats voor paardetuig en de opgang naar de hooizolders op de verdiepingen (De Jonge, 6).
Een aanbouw uit 1907 aan de linkerkant was bestemd voor de huishoudster en bevatte een kamer, een keuken en een toilet. De rentmeesterswoning is van 1914.
Het grote huis staat op een licht trapeziumvormige plattegrond. Het gevolg hiervan is dat het pand aan de voorzijde zeven en aan de achterzijde acht gevelopeningen breed is. De ritmering van de gevel is asymmetrisch, maar door de regelmatige dispositie der vensters is dat maar weinig opvallend. De indeling van de plattegrond wijkt ook af van hetgeen hierboven is behandeld en is als volgt: haaks op een centraal gelegen vestibule staat een gang evenwijdig aan de voorgevel die de scheiding vormt tussen de voor- en achterkamers. Rechts naast de hal bevindt zich het trappenhuis. De voornaamste vertrekken, het grote salon en de eetzaal liggen en suite, rechts van het trappenhuis. Uiterst links zijn de keuken en de provisiekast. Een kleine kelder met troggewelven, die voor wijnberging, de opslag van aardappelkisten en bier- en wijnvaten diende, ligt onder het voorste gedeelte van de grote salon. Thans is er de verwarmingsinstallatie in ondergebracht.
Op de eerste verdieping (midden en rechts) waren de slaap- en zitkamers van de bewoners. Links bevindt zich een afgescheiden gedeelte dat oorspronkelijk bedoeld was als woonruimte voor de bouwheer. Door zijn overlijden in 1877 verviel die functie. De vertrekken werden daarna bestemd voor gasten.
Op de grote zolder over het hele huis zijn enkele kamertjes afgetimmerd. Een houten hijswerktuig diende voor het omhoog hijsen van de wasmanden. De zolder is in zijn geheel overspannen met een Mansardekap.
| |
De overtuin
Eind 17de eeuw vestigde Adriaan Bisdom zich in Haastrecht. Hij is waarschijnlijk de bouwheer van het eerste huis aan de Hollandsche IJssel geweest. Volgens
428 Gedeelte van het hek van de overtuin van het huis Bisdom van Vliet (foto RDMZ, 1984).
overlevering zijn door hem in 1696 en 1698 beuken geplant in de overtuin ter herinnering aan de geboorte van zijn beide zoons. Een oudere beuk, uit 1694, staat achter het huis en zou geplant zijn in het jaar van zijn vestiging in Haastrecht. De drie bomen staan er nog steeds.
Buiten het huis bezat de familie een aanzienlijk bezit aan grond en boerderijen. Een deel van dat bezit strekte zich uit aan de overkant van de weg voor het huis. In het verlengde van het huis was een formele tuin aangelegd. Op de kadastrale minuut van 1829 is het beloop, een aantal rechte lanen in de lengterichting van het perceel en een hartvormige vijver weergegeven. Andere stukken - het terrein strekte zich uit tot aan de Hervormde kerk en de grens van de tegenwoordige Bredeweg - dienden als moestuin en oranjerie. Op de scheiding met de ‘wandeltuin’ lag een boerderij uit 1854. Deze is in de jaren tachtig van deze eeuw afgebroken. Iets verder naar achteren staat thans een, visueel de omgeving beheersend, bejaardentehuis.
Of die formele tuinaanleg in de vroege 18de eeuw al gerealiseerd was, is niet
| |
| |
429 Beeld van Hercules uit 1720 in de overtuin van het huis Bisdom van Vliet (foto RDMZ, 1995).
430 Beeld van Neptunus uit 1720 in de overtuin van het huis Bisdom van Vliet (foto RDMZ, 1995).
duidelijk. De twee tuinbeelden van Ignatius van Logteren uit 1720 in de tuin zijn geen bewijs daarvoor. Men weet immers niet of de beelden, Hercules en Neptunus voorstellende, direct na vervaardiging al in deze tuin terecht gekomen zijn.
Het lijkt aannemelijk dat met de bouw van het nieuwe huis de formele tuin in een landschappelijke aanleg is gewijzigd. De structuur is thans grotendeels nog herkenbaar aanwezig zoals slingerende wandelpaden in een wandelbosje, een kunstmatig aangelegd eiland met grot en koepel en vloeiend verlopende waterpartijen. De wandeling in het bosje bood steeds wisselende gezichten over de weilanden, op het eiland met de grot en koepel, op het huis of over de waterpartijen. In het park waren tuinsieraden aangebracht als priëlen, tuinbeelden, vazen, bruggetjes en bijzondere bomen. Bovendien ligt halverwege het park het grafmonument van de heer en mevrouw Lefèvre de Montigny-Bisdom van Vliet, die in de nabijheid van hun huis begraven wensten te worden. Van al die tuinsieraden resteren de twee 18de-eeuwse beelden en het eiland met de grot, waarop op twee plaatsen de initialen ‘M B v V’ zijn aangebracht, waarschijnlijk een verwijzing naar Marcellus Bisdom van Vliet die het nieuwe huis heeft laten bouwen in 1874-1877. De koepel op de grot is inmiddels ingestort. De van ‘rotsblokken’ gemaakte borderranden langs de kop van de vijver en de ‘rustieke’ tuinvazen op sokkel dateren eveneens van die tijd.
De oude tuinmuren die de formele tuin met een smeedijzeren hekwerk daartussen hadden afgesloten, werden afgebroken om een vrijer zicht vanuit het huis op de overtuin te hebben. Het 18de-eeuwse hekwerk werd in 1880 aanmerkelijk uitgebreid in dezelfde stijl.
In 1939 heeft een verbreding van de weg voor het huis plaats gevonden. Het hek is toen een aantal meters naar achteren verplaatst.
De tuinbeelden die in het voorste gedeelte van de overtuin staan stellen Neptunus (met dolfijn) en Hercules (met knots) voor. Zij zijn gesigneerd op de voetstukken I.van Logtere(n) en gedateerd 1720. Beide beelden staan op bijpassende
| |
| |
vierkante hoge sokkels met verdiepte velden. De beelden zijn vervaardigd uit Obernkirchenerzandsteen, de sokkels zijn van hardsteen. Hoewel de beelden over het algemeen aan de Amsterdamse beeldhouwer Jan van Logteren worden toegeschreven, is dit niet voor de hand liggend gezien zijn leeftijd: Jan van Logteren werd in 1709 geboren. Het lijkt eerder waarschijnlijk dat zij gemaakt zijn door diens vader Ignatius van Logteren (1685-1732). De signatuur op de sokkels spreekt dit niet tegen.
| |
Materiaal en constructie
De gevels
Baksteen
Na de laatste grote stadsbrand in Schoonhoven in 1518 werden beperkende bepalingen met betrekking tot het bouwen in hout van kracht. Stenen muren en harde dakbedekkingen aan nieuw te bouwen huizen werden verplicht. De houten gevel verdween daarmee langzamerhand uit het stadsbeeld. In het inwendige blijft de houtconstructie met muurstijlen, moerbalken en kappen nog wel lang het voornaamste dragende element. Al vrij vroeg zijn de woonhuizen derhalve uit baksteen opgetrokken. Bovendien was dit bouwmateriaal, gezien de vele steenovens in de buurt, vlak naast de deur voorhanden.
De ouderdom van de baksteen is ondermeer af te lezen aan het formaat, de kleur en het metselverband. De oudste aan de huizen gebruikte baksteen is helder rood tot oranje-rood van kleur. Vanaf de 17de eeuw gebruikt men de gele ijsselsteen. In de 18de en 19de eeuw past men een strakke donkerrode en gele steen toe, in de 20ste eeuw ziet men verblendsteen en geglazuurde varianten aan de gevels verschijnen.
De oudste baksteen heeft een groot formaat. Daar zijn uitsluitend fragmenten van gevonden. Het steenformaat aan een deel van de zijgevel van Haven 82 bedraagt 26 × 12,3-13,8 × 5,4-5,8 cm; 10 lagen = 70,2 cm. Visser noteerde bij een in 1960 afgebrand pand aan de Lopikerstraat 2 hetzelfde steenformaat 26-26,5 × 13-13,5 × 6 cm. Dit is te dateren op eind 14de, begin 15de eeuw. Dat komt overeen met de formaten die wij aan de kerken vonden (Schoonhoven koor, herbouwd na 1375, heeft een baksteenformaat van 24,4-24,8 × 11-11,8 × 4,8-5,8 cm; 10 lagen = 67,5 cm). De achtergevel van het pand Voorhaven 10, dat ter plaatse van de middeleeuwse stadsversterking is gebouwd, heeft ook dit grote steenformaat van 26,5-27 × 12,4-13 × 5,5, 10 lagen = 66,5 cm. Het is waarschijnlijk dat bij de bouw van het huis in 1557-1563 de muur gedeeltelijk is geslecht en de baksteen opnieuw is verwerkt.
Het metselverband van het oudste baksteenwerk is moeilijk te traceren. De stenen zijn ruw in wild verband verwerkt.
In de 17de eeuw wordt het metselwerk strakker en de formaten worden kleiner. Het verband dat wordt toegepast is kruisverband met klezoren in de koppenlagen op de hoeken. Naarmate de tijd vordert ziet men een verschuiving plaats vinden in het gebruik van gele ijsselsteen naar de donkerrode baksteen. De voegen worden dunner en de klezoor maakt plaats voor de drieklezoor op de hoeken. Aan de buitenzijde van de gevels wordt de plaats van de balken niet alleen aangegeven door de ankers maar in sommige gevallen zijn door de te geringe muurdikte de balkkoppen ook te zien, zoals bij Haven 82. Ook wil het wel eens voorkomen dat de balkkop is afgedekt door een plavuis (zijgevel van Koestraat 81).
| |
Natuursteen
Aan de gevels der woonhuizen vindt men in bescheiden mate natuursteen toegepast. In de 16de en eerste helft 17de eeuw is dit overwegend Ledesteen voor lijsten en hoekblokken (Tol 9, Lopikerstraat 13, Haven 82; Haven 22 heeft aan de achtergevel een natuurstenen waterlijst direct boven de pui uit 1634. Geheel met natuursteen beklede gevels waren voorbehouden aan voorname gebouwen zoals bijvoorbeeld het stadhuis van Schoonhoven.
| |
Dakbedekking
De dakvlakken der woonhuizen in de steden worden na de 16de eeuw van een harde bedekking voorzien. Dit in tegenstelling tot nogal wat woonhuizen en de boerderijen in de dorpen waar men tot ver in de 19de eeuw de rieten kappen ziet
| |
| |
431 Voorstraat 78 in Lekkerkerk, een van de zeer weinige woonhuizen die nog een rieten dakbedekking bewaard heeft (foto RDMZ, 1995).
toegepast. Op oude foto's van de Voorstraat in Lekkerkerk ziet men dat een aantal woonhuizen met een rieten kap is gedekt. Daar is nu weinig meer van over. Een uitzondering vormt Voorstraat 78 te Lekkerkerk. Het pand staat in een vrijwel aaneengesloten reeks van huizen die in oorsprong 17de-eeuws zijn. Achter een 19de-eeuwse gevel zit het 17de-eeuwse pand, getuige de lelieankers in de voorgevel en het muurwerk van de rechterzijgevel waarin een accoladeboog zichtbaar is. Het pand heeft een rieten kap.
De meeste huizen hebben een dakbedekking van oranjerode (al of niet verbeterde) Hollandse pannen of gesmoorde blauwgrijze pannen. Deze pan vindt men nog al eens aan het voorschild van een dak. Opzij en achter legde men de minder voorname rode pan. Andere type pannen, de machinaal vervaardigde platte pannen en kruispannen zijn op laat 19de-eeuwse en 20ste-eeuwse huizen te vinden. Een opmerkelijke pan, de Oegstgeester dakpan, ook wel wegens de vorm ‘beverstaarten’ genoemd, ligt op het dak van Voorstraat 17 te Lekkerkerk en Provinciale weg West 12-14 te Haastrecht. Van beide panden zijn de daknokken met fleurons versierd.
432 Provinciale weg West 12-14 in Haastrecht. De dakvlakken zijn met Oegstgeester dakpannen belegd (foto RDMZ, 1979).
| |
De inwendige constructie
De vloeren en de kap worden bij de huizen gedragen door een houtskelet, alleen stenen muren of een combinatie van beide. Deze drie constructiemethoden zijn aanvankelijk naast elkaar in gebruik geweest. Halverwege de 17de eeuw ging men er massaal toe over om het dragende element geheel van baksteen te maken.
Vanaf die tijd is er alleen nog sprake van houten constructieve elementen als het gaat over kappen, balklagen en vloeren. Dit in tegenstelling tot de landelijke bouwkunst waarbij de houtconstructie als dragend element tot in deze eeuw is toegepast.
| |
Het houtskelet
Panden met een volledig houtskelet, een dragend samenstel van houten stijlen, balken, regels en schoren waartegen of waartussen wanden en vloeren van een houten gebouw zijn bevestigd, zijn in de Krimpenerwaard niet aangetroffen.
Nergens liepen de houten muurstijlen door tot aan de muurplaat. De kap is alleen met het houtskelet verbonden via de moerbalken. Bovendien worden de muurstijlen onderling niet verbonden door regels. Nergens stonden de gebintconstructies tegen de eindgevels van de panden. Uit deze gegevens kan men opmaken dat het versteningsproces zich al in de 16de eeuw in deze contreien heeft ingezet. Het houtskelet is tot een hulpconstructie gedegradeerd.
Huizen met een (onvolledig) houtskelet in de Krimpenerwaard zijn gevonden vanaf het eind 15de tot en met de tweede helft van de 17de eeuw. Men kan ze constructief gezien in drie groepen onderverdelen:
- | huizen met zowel een houten draagconstructie op de begane grond als op de verdieping(en) |
| |
| |
433 De houtconstructie met halve muurstijlen (gedeeltelijk gereconstrueerd) op de begane grond van Haven 67 in Schoonhoven (foto RDMZ, 1995).
434 Het uit de tweede helft van de 16de eeuw daterende houtskelet met versierd korbeel op de eerste verdieping van Haven 82 in Schoonhoven (foto RDMZ, 1995).
435 Het vroeg 16de-eeuwse houtskelet met peerkraalprofiel in Haven 30 te Schoonhoven (foto RDMZ, 1995).
- | huizen met een houten draagconstructie alleen op de verdieping(en) |
- | huizen met zogenaamde halve of hangstijlen. Hierbij wordt de stijl halverwege de muurhoogte ondersteund door een console. Het is echter vaak niet meer te controleren of deze constructiewijze oorspronkelijk is. De onderkanten van de muurstijlen kunnen later zijn ingekort en opgevangen door een console. Dit is het geval op de begane grond van Haven 67 te Schoonhoven. |
De constructie bij het houtskelet bestaat uit twee of meer op elkaar gestapelde gebinten die bestaan uit muurstijlen, trekbalken, korbelen en sleutelstukken of consoles. De muurstijlen (in de Krimpenerwaard ook wel ‘klapstijlen’ genoemd) staan op 2,5 à 3 meter uit elkaar en worden door middel van ankers aan de gevel verbonden. De gebinten dragen kap en vloeren. De muurdikte der huizen is bij deze constructies van een geringe dikte, 18 tot 20 cm. De muurstijlen hebben de dikte van niet meer dan een plank namelijk 6 tot 8 cm (Oude Haven 17-19, Koestraat 69).
Huizen met een gedeeltelijk houtskelet komen meer voor. Hierbij is alleen sprake van een gebintconstructie op de verdiepingen. De onderdelen zijn gelijk aan die van de bovenvermelde constructie.
Een mooi voorbeeld daarvan biedt Haven 30 uit het begin van de 16de eeuw. Op de begane grond heeft dit huis bakstenen muren met een samengestelde balklaag. Voorts over twee verdiepingen een houtskelet.
Het eveneens 16de-eeuwse achterhuis aan de Koestraat 90 heeft een zelfde opbouw.
| |
Balklagen en vloeren
Zowel huizen met een houtskelet als stenen huizen hebben verschillende soorten balkklaagconstructies zoals:
- | moer- en kinderbinten (samengestelde balklagen) |
- | moer- en kinderbinten met tussenbalken evenwijdig aan de moerbalken |
- | hoofdbalken met tussenbalken |
- | enkelvoudige balklagen |
| |
| |
436 Het midden 17de-eeuwse houtskelet met gebombeerd korbeel op de eerste verdieping van Oude Haven 17 in Schoonhoven (foto RDMZ, 1995).
Al deze typen balklagen komen voor vanaf de 16de eeuw. De kinderbalken zijn ingelaten in de moerbalk of zij lopen er overheen. De afwerking aan de onderzijde tussen de balkvakken kan geschieden met spreidsel. Dit zijn flinterdun met de raamzaag vervaardigde eikehouten stroken. Restanten daarvan waren nog aanwezig op de verdiepingsbalklaag van Haven 65.
Indien de afstand tussen de moerbalken te groot wordt, maakt men gebruik van tussenbalken die evenwijdig gelegd worden aan de moerbalken. Deze methode is vanaf het begin van de 17de eeuw toegepast. Voorbeeld hiervan treft men aan op de Oude Haven 17-19. Tussenbalken kunnen ook later zijn toegevoegd. Bij het pand Koestraat 6 werden, getuige de detaillering van de consoles, de tussenbalken in de 17de eeuw onder de bestaande, laat 15de-eeuwse kinderbalken aangebracht. De muurstijlen en korbelen onder de bestaande moerbalken werden toen afgebroken.
De constructiewijze met alleen hoofdbalken, al of niet met houtskelet, en tussenbalken is eveneens een 17de-eeuwse variant. Koestraat 69 uit het eerste kwart van de 17de eeuw is hier een mooi voorbeeld van.
Vanaf de tweede helft van de 17de eeuw worden de bovenstaande constructiemethoden steeds minder toegepast en wordt overgegaan op de (reeds bestaande) enkelvoudige balklaag. In eerste instantie worden de balken nog gedragen door consoles, zoals aan de Koestraat 58 en 128 nog te zien is. Later worden de consoles weggelaten. Alleen bij vloeren die een zware belasting moeten dragen, zoals bij het Arsenaal te Schoonhoven en boerderijen wordt nog van de constructie met stijlen en korbelen gebruik gemaakt.
Vroege enkelvoudige balklagen komt men tegen in kelders en onderhuizen. De balken hebben dan in de regel een zware afmeting. Voorbeeld hiervan is te vinden in het onderhuis van Voorhaven 6.
In de 18de en 19de eeuw worden de balklagen meer en meer aan het oog onttrokken door vlakke houten of stucplafonds.
Van de oude afwerking van de vloeren is weinig overgebleven. Op de zolder van Haven 65 liggen nog eiken delen met een breedte van ca 40 cm. Deze delen zijn in de lengterichting halfhouts met elkaar verbonden. Bijzonder is de stenen vloer, bestaande uit plavuizen, op de verdieping van Haven 82. Van de constructieve samenhang met de daaronder liggende balklaag is echter niets waargenomen. Tijdens de restauratie van het pand aan de Hoogstraat 154 in Haastrecht is in de achterkamer ca 30 cm. onder het huidige vloerniveau een vloer gevonden van geglazuurde plavuizen. Bij het pand Haven 30 is in de gang een vloer te zien van Namense steen. De in de 18de eeuw verbouwde panden Haven 19 en 65 hebben in de gang een vloer van wit marmer.
| |
Kapconstructies en telmerken
Veel oudere huizen in Schoonhoven hebben ondanks de vele verbouwingen nog hun oude kapconstructies of onderdelen daarvan behouden. De oudste kapconstructies zijn van eikehout. Zij bestaan uit een of meer dekbalkjukken op elkaar met daarop een schaar- of driehoekspant of een geschoorde nokstijl. Bij de woonhuizen zijn geen kappen waargenomen zonder nokgording, zoals bij de kap van het stadhuis te Schoonhoven uit 1452. In de loop van de 17de eeuw worden de kappen van grenehout. Het gebruik van eiken krommers bij de onderste dekbalkjukken blijft in gebruik tot de tweede helft van de 17de eeuw.
Op de houtconstructie vindt men verschillende merktekens. De meest voorkomende zijn de telmerken die dienden om de verschillende onderdelen op de juiste manier met elkaar te verbinden. Paringen zijn merken die over twee bij elkaar horende onderdelen door de maker op het werk zijn aangebracht. De merken kunnen met een gootvormig mesje, een zaag, een kraspen of een beitel zijn aangebracht. De aard van het merk geeft mede een indicatie over de ouderdom van de constructie.
Een van de oudere kappen bevind zich in het achterhuis aan de Koestraat 90. De constructie bestaat uit een dekbalkjuk met krommers. De kap is gemerkt met gehaalde merken, links gebroken. Sommige daarvan zijn paringen. Voorhaven 10 uit 1557-1563 vertoont hetzelfde merkensysteem in de kap.
De eikehouten kap van Haven 30 heeft hetzelfde merkensysteem (onvolledig) als de kap van het stadhuis. Ook deze kap is gemerkt met een zogenaamd ‘visje’ als telmerk. Dit wil overigens niet zeggen dat beide kappen even oud zijn. De constructie van de kap van Haven 30 is een vijftig jaar jonger.
| |
| |
437 Schoonhoven, Koestraat 69.
Plattegrond en doorsneden waarop de houtconstructie van het voormalige woonhuis staat ingetekend.
Schaal 1:300, detail 1:6. Tekening J.J. Jehee, 1995.
In het zeven vakken diepe huis zat de stookplaats in het achterste gedeelte. Zowel op de begane grond als op de verdieping is sprake van een houtskelet. De houtconstructie is gestapeld. Het sleutelstuk met de getande onderkant en een vellingkant aan de zijkanten dateert uit het begin van de 17de eeuw. In 1912 heeft het pand, dat toen als koetshuis dienst deed, zijn huidige voorgevel gekregen. Op de plaats van de stookplaats na zijn er geen woonsporen, zoals een trap, afscheiding van kamers of een keuken meer waar te nemen.
De kap van het midden 17de-eeuwse pand Voorhaven 6 heeft nog eiken krommers in het onderste juk en heeft amandelvormige en gehakte merken. De eiken krommers zijn ook nog te zien in het eveneens 17de-eeuwse pand van Oude Haven 17-19; de rest van de kap is van grenehout.
Onbeschoten kappen, waarbij de onderzijde van de pannen te zien zijn, treft men zelden meer aan. Voorhaven 10 en Oude Haven 17-19 behoren tot de uitzonderingen.
De 18de- en 19de eeuwse kappen onderscheiden zich door de toepassing van lichte constructies met kreupele of tot de nok toe doorlopende spantbenen, zoals bij Haven 19 (in het voorhuis uit het midden van de 18de eeuw), Dam 5 (omstreeks 1860), en het huis Bisdom van Vliet te Haastrecht (1875).
Philibert- of schenkelspanten, gebogen spanten die bestaan uit op elkaar gespijkerde schenkels van twee of meer lagen dik, zijn een 16de-eeuwse vinding. In Nederland zijn zij vooral na de tweede helft van de 19de eeuw op grote schaal toegepast. Het voordeel van deze constructie was de materiaalbesparing die hiermee bereikt kon worden. In Schoonhoven zitten Philibertspanten van twee lagen bij Tol 5 en 6 mèt hangende naald (1875 en ca 1860), Haven 61 heeft Philibertspanten van drie lagen (ca 1880-1890).
| |
Secundair gebruik van de houtconstructie
Tijdens de vele verbouwingen zijn ook veel kappen gerepareerd. Dit resulteerde in het vertimmeren, verplaatsen, het opnieuw gebruiken en het vernieuwen van de spanten. De kap van het voorhuis van Tol 9 is uit secundair gebruikt materiaal samengesteld. Of het daadwerkelijk afkomstig is van het huis zelf valt te betwijfelen. Het portaalspant met nokstijl op het derde spant vanaf de voorgevel is een constructiewijze die tot nu toe in Schoonhoven en omgeving niet is gevonden.
De volgorde van de telmerken op de kap van Haven 30 ligt doorelkaar, hetgeen doet vermoeden dat de spanten ooit verplaatst zijn.
Haven 82 is in 1608 met een verdieping verhoogd. Daarbij zijn de bestaande kapspanten hergebruikt, aangepast aan de nieuwe kapconstructie en opnieuw genummerd.
| |
Kelders
In Schoonhoven zijn vele panden aan Haven, Tol en Voorhaven onderkelderd.
Het veel lager liggende deel aan de Oude Haven heeft, met uitzondering van het Arsenaal, over het algemeen geen kelders.
Een midden 16de-eeuwse kelder bevindt zich onder het pand Voorhaven 10. De lange rechthoekige kelder onder de achterste helft van het huis is met drie ribloze kruisgewelven overkluisd.
Gangbaarder in de 16de en 17de eeuw is de overdekking van de kelder met een tongewelf, hetzij over de volle breedte, hetzij onder een deel van het huis. Over de volle breedte onderkelderd is het voorhuis van Tol 9. De kelder was vroeger vanaf de straat toegankelijk, nu alleen vanuit het achterhuis. Onder de voormalige
| |
| |
438 De 16de-eeuwse kelder in Voorhaven 10 met een ribloos kruisgewelf. De pijlers zijn er later onder gezet om doorzakken te voorkomen (foto RDMZ, 1995).
439 17de-eeuwse kelder in het pand Haven 13 (foto RDMZ, 1995).
synagoge aan de Haven 13 ligt een 17de-eeuwse kelder met tongewelf over de volle breedte, bij Haven 67 is dat ook het geval. Ook deze kelders waren vanaf de straat toegankelijk. Haven 19 heeft een kelder met tongewelf onder het rechterdeel van het huis. In de 17de eeuw hebben de huizen ook kelders die vlak, met een houten balklaag afgedekt zijn. Het gewelf van een tongewelf is in de regel één steen dik. De ribloze kruisgewelven bestaan uit twee elkaar kruisende tongewelven. De balken van kelders met een houten afdekking zijn ca 30 cm breed met een hoogte van ca 15 cm. en ze liggen ca 50 cm uit elkaar.
Later worden de kelders overdekt met de zogenaamde troggewelven bestaande uit een enkelvoudige balklaag van hout of profielijzer waarvan de tussenruimten zijn opgevuld met gepleisterde gewelven. 19de-eeuwse voorbeelden hiervan zijn in Haastrecht te vinden in het huis Bisdom van Vliet en in de tegenoverliggende oranjerie.
| |
Exterieur
De zestiende en zeventiende eeuw
De vroegst bewaard gebleven gevels in de Krimpenerwaard dagtekenen van de tweede helft van de 16de eeuw en zijn van helder rode baksteen opgetrokken. Volledig zijn ze nooit. In later tijd zijn altijd de vensters en ramen veranderd en geveltoppen gewijzigd. In een aantal gevallen hebben reconstructies voor een ‘compleet’ beeld gezorgd.
Van de oudste huizen staan de gevels (voor èn achter!) op vlucht, dat wil zeggen zij vertonen een voorwaartse helling. Zelfs indien de gevel van een oud pand in de 18de of 19de eeuw vernieuwd is, blijft men dat zien, uiteraard bij de gepleisterde oude gevels maar ook bij de nieuw gemetselde bakstenen gevels (Haastrecht: Hoogstraat 97; Schoonhoven: Haven 15, 46-46A, 48, 64, 66, alle met in de 19de eeuw gepleisterde voorgevels, Voorhaven 17 en 19, en Haven 9, alle met 19de-eeuwse baksteengevels). In een enkel geval heeft men de gevel van een oud pand tijdens de restauratie te lood gezet (Lopikerstraat 49 te Schoonhoven).
Een van de oudste en min of meer volledige gevels heeft Lopikerstraat 13 te Schoonhoven. Een gevelsteen op de verdieping vermeldt het jaartal 1571, dat het bouwjaar zal zijn. De bakstenen trapgevel is versierd met natuurstenen banden (onder de vensters) en blokken (rond de vensters en langs de hoeken). De kozijnen springen terug ten opzichte van het gevelvlak met diepe geprofileerde neggen, een gegeven dat men bij renaissance-gevels veelvuldiger aantreft. Dit terugspringen valt des te meer op aangezien in de loop van de tijd de vensters verkleind zijn en het bovenste stuk van de vensternis met baksteen is gedicht. Dezelfde combinatie van baksteen en natuursteen ziet men aan Haven 39, het pand direct rechts van het Schoonhovense stadhuis. Dit huis heeft in de loop van de tijd nogal wat veranderingen ondergaan: de trapgevel die Cornelis Pronk in
| |
| |
440 De achtergevel van Voorhaven 6 met trapgevel (foto RDMZ, 1995).
441 Lopikerstraat 13 vóór restauratie. De gevelopeningen hebben een 19de-eeuws karakter (foto RDMZ, 1929, Antonietti).
442 Nis in de achtergevel van Voorhaven 6 (foto RDMZ, 1969).
1733 nog tekende, is vervangen door een houten lijst. Ook de kap is vernieuwd. Een andere ten dele nog herkenbare 16de-eeuwse gevel met natuurstenen blokken op de hoeken en in de segmentbogen heeft Tol 9.
In een vereenvoudigde versie, de natuursteenblokjes en lijsten verdwijnen, blijft de topgevel in de 17de eeuw gehandhaafd, nu meestal met een punt of tuit als beëindiging. De rode baksteen maakt langzamerhand plaats voor de kleinere gele ijsselsteen. Alleen bij de voornamere panden gebruikt men voor de voorgevels nog donkere baksteen. Boven de vensters worden aanvankelijk korfbogen als ontlastingsbogen gebruikt. Later vervangt men ze door strekken, die nog wel eens in een afwijkende baksteenkleur uitgevoerd kunnen zijn. Sierankers in de vorm van een lelie of in een rijkelijk gekrulde variant verankeren de inwendige houtconstructie.
Haven 82 heeft een voorgevel uit 1608, getuige een steen met dat jaartal. De enige natuursteen die hier nog is toegepast is aan de waterlijsten onder de vensters en de gevelsteen. Opvallend zijn de fraai gekrulde muurankers op de eerste en tweede verdieping.
Veel van deze laat 16de-, vroeg 17de-eeuwse gevels zijn, zoals gezegd, in de 19de eeuw achter een pleisterlaag verdwenen. Aan de gevelankers en/of een steen, de gevel op vlucht of de steilte van de kap kan men een oudere herkomst vermoeden.
De achtergevel van Voorhaven 6 vertoont een vrijwel gave 17de-eeuwse trapgevel. Zij staat op vlucht en is van gele baksteen opgetrokken. Boven de vensters zitten korfbogen van rode baksteen, onderbroken door natuurstenen blokken. Tussen de vensters van de tweede verdieping is een schuin weglopende nis aangebracht, waarvan de functie niet duidelijk is. Misschien ooit de plaats voor een lichtbaken, ten behoeve van de scheepvaart op de Lek?
De gevels van Lopikerstraat 37 uit 1642, weliswaar reconstructie maar grotendeels
| |
| |
in het werk aangetroffen, zijn gemetseld van gele baksteen met rode baksteen op de hoeken. In de korfbogen heeft men patronen van gele en rode baksteen verwerkt.
In Haastrecht is aan de Hoogstraat 90 een (ongedateerde) trapgevel overgebleven uit het eind van de 16de of begin 17de eeuw. De voordeur is gevat in een accoladeboog, de verdiepingen zijn onderling gescheiden door een geprofileerde bakstenen lijst. De uitkragende toppilaster van de trapgevel heeft een rijk versierd muuranker.
Kleine Haven 5 in Haastrecht is in het deurkalf gedateerd 1656. De puntgevel uit gele baksteen is buitengewoon eenvoudig, maar toch als 17de-eeuws herkenbaar door de toepassing van korfbogen boven de vensters en de klezoren in het metselwerk.
Simpele ingezwenkte topgevels met en zonder bekroning vindt men in Haastrecht, bijvoorbeeld aan de Hoogstraat 116 met fronton, en in Ouderkerk aan de Dorpsstraat 24. De laatste is met een gevelsteen ‘1686’ gedateerd. Of hier op de afgeplatte top ooit nog een houten fronton heeft gestaan, is niet bekend, maar zeker niet onmogelijk.
De veranderingen in de Nederlandse architectuurvormen na het midden van de 17de eeuw, die zich manifesteren in de stijl die men Hollands klassicisme noemt, gingen de Krimpenerwaard min of meer voorbij. Alleen in Schoonhoven treft men een enkel voorbeeld aan. Het fraaiste is wel de torenbekroning van de kerk, ongetwijfeld geïnspireerd door het Amsterdamse bouwvak.
Twee poortjes van Bentheimer zandsteen lijken rechtstreeks ontleend te zijn aan de ordeboeken. Aan de Scheepmakershaven 10 bevindt zich een poortje naar het achtererf van het pand Tol 9. De omlijsting bestaat uit bossagewerk, grote natuursteenblokken met diepliggende voeg, bekroond door een fries met driehoekig fronton. Het jaartal 1648 staat in Romeinse cijfers in het fries gebeiteld. In het koor van de grote kerk werd twee jaar later ook een gebosseerd
443 Hoogstraat 90 in Haastrecht (foto RDMZ, 1995).
444 Dorpsstraat 24 te Ouderkerk (foto RDMZ, 1995).
| |
| |
445 Poortje uit 1648 met het wapen van de familie Blomvliet in het fronton aan de Scheepmakershaven 10 in Schoonhoven (foto RDMZ, 1995).
poortje van Bentheimer zandsteen gemaakt. Dit is wel rijker van uitvoering: het segmentvormige fronton wordt door slanke consoles opgevangen. De voluten aan weerszijden lijken piedestals te zijn.
In de burgerlijke architectuur is het pand aan de Koestraat 134 een goed voorbeeld van het Hollands klassicisme. Zowel in materiaalgebruik (baksteen in combinatie met Bentheimer zandsteen) als in decoratief opzicht sluit het mooi aan bij de architectuuropvattingen die in het westen van het land op dat moment opgang deden. Het uit donker rode baksteen opgetrokken pand heeft een vrij hoge natuurstenen plint. De ramen van de begane grond worden met een hoofdgestel afgesloten, die van de verdieping met driehoekige en een segmentvormig fronton. Rechts zit de toegang die in een Bentheimer natuurstenen omlijsting is gevat. Het deurkozijn met oren heeft aan beide kanten een venster. Het bovenlicht wordt door klauwstukken geflankeerd, bestaande uit voluten met ranken in de velden, en eindigt met een driehoekig fronton. Hierin staat het jaartal 1650. De zijvensters en het bovenlicht zijn waarschijnlijk in de 19de eeuw vergroot. Langs de vensters, de ingang en de hoeken zijn klezoren in het metselwerk opgenomen.
Een decoratieve variant in de klassicistische architectuur in west Nederland is de met pilasters en natuurstenen elementen versierde halsgevel die door een fronton wordt bekroond, waarmee de gebroeders Vingboons in Amsterdam opgang maakten. Buiten Amsterdam vindt men dergelijke gevels ook, maar in een vereenvoudigde versie. Tot 1922 stond een dergelijke midden 17de-eeuwse gevel aan de Voorstraat 136 te Lekkerkerk. De pilasters ontbraken weliswaar, maar de overige componenten van een regionale Vingboonsgevel waren wel degelijk
446 Koestraat 134 (foto RDMZ, 1995).
| |
| |
447 In 1922 gesloopt 17de-eeuws pand aan B 333 (thans Voorstraat 136) te Lekkerkerk. De gevel was van kleine gele steen opgetrokken en versierd met zandstenen stijlen, lijsten, cordonbanden, fronton, een gedenksteen met opschrift, guirlandes onder de vensters en met bollen en dolfijnen langs de halsgevel (foto RDMZ, 1921, W. Scheepens).
448 Koestraat 68 te Schoonhoven (foto RDMZ, 1995).
aanwezig. Het pand werd gesloopt en vervangen door nieuwbouw, de zandstenen ornamenten zijn ingemetseld in een huis aan het Kerkplein 11.
Met de opkomst van het klassicisme in de bouwkunst doet de regelmaat van gevelindeling en strakheid in de materiaalbehandeling zijn intrede. Versieringen beperken zich tot (raam)- en deuromlijstingen en het hoofdgestel, dan wel de geveltoppen. Die vlakke baksteenarchitectuur, die zeer moeilijk dateerbaar is, eigenlijk alleen maar op de decoratieve onderdelen, wordt tot aan het eind van de 19de eeuw toegepast.
| |
De achttiende eeuw
In de 18de eeuw verschijnen er nieuwe lijstgevels of klokgevels voor de 16de- en 17de-eeuwse huizen, die voordien van een punt- of trapgevel waren voorzien. Vaak
449 Grote Haven 66 in Haastrecht (foto RDMZ, 1995).
worden de nieuwe gevels hoog opgetrokken, als een scherm, zodat er visueel een verdieping bijgekomen is, wat bijdraagt tot het voorname karakter van het pand. Bij een wat rijkere variant ziet men dat de kap aan de voorzijde ter diepte van het eerste spant gemoderniseerd wordt tot een dwarskap, waarop de oude kap aansluit, of een wolfeind krijgt. Het metselwerk aan de gevels wordt regelmatiger, de kleur verschuift van geel naar rood. De vensters voorziet men van kleine ruiten. De strekken boven de vensters, die in de 17de eeuw recht waren, kunnen in de 18de eeuw een lichte zeeg vertonen. De 18de-eeuwse bakstenen top- en lijstgevels zijn, met uitzondering van het hoofdgestel en soms de deuren en de deuromlijstingen, weinig tot niet gedecoreerd. Over het algemeen zijn in deze tijd de plinten en de onderdorpels van de vensters van hardsteen, al dan niet geprofileerd. Het middengedeelte van de brede panden kan een weinig naar voren springen.
18de-eeuwse topgevels zijn minder zeldzaam dan 17de-eeuwse. In Schoonhoven aan de Koestraat 68 staat een pand met een ingezwenkte geveltop, waarvan de gebogen beëindiging bestaat uit een gelobde natuurstenen lijst met het jaartal 1776. Het pand staat niet meer op vlucht. Vergelijkbare panden staan in Haastrecht. Grote Haven 66, met een bijzonder brede gevel heeft eveneens een top met een ingezwenkte klok, die met een geprofileerde natuurstenen beëindiging is
| |
| |
451 18de-eeuwse voordeur van Haven 19 te Schoonhoven. De stoeppalen zijn een eeuw later (foto RDMZ, 1995).
450 Haven 13-15-17-19 in Schoonhoven (foto RDMZ, 1995).
versierd. De ingezwenkte klokgevel aan de Hoogstraat 67 in Haastrecht lijkt sterk op het Schoonhovense pand aan de Koestraat. De ingezwenkte geveltop van het hoekpand aan de Molenstraat 1 te Schoonhoven eindigt met een door een rollaag afgezette gelobte klok en is daarmee een eenvoudiger versie van het hierboven beschreven type.
Aan achtergevels kan men aan de vorm en materiaalgebruik eveneens de leeftijd aflezen. De achterzijde van het pand Hoogstraat 152 te Haastrecht bestaat uit twee in- en uitzwenkende gevels van gele baksteen. Op de hoeken zijn klezoren in de koppenlagen aangebracht. Samen wijst dat op een ontstaansdatum in de eerste helft van de 18de eeuw. Opmerkelijk genoeg geeft L. van Ollefen in zijn publicatie uit 1795 ‘De Nederlandsche stad- en dorp-beschrijver’ bij de beschrijving van Haastrecht een afbeelding van (onder andere) deze opvallende achtergevel. Overheersend bij de topgevels blijven de punt- en tuitgevels, die men tot ver in de 19de eeuw bouwt.
Van de 18de-eeuwse lijstgevels staat een van de fraaiste voorbeelden aan de Haven 19 in Schoonhoven. Het middenstuk van het drie gevelopeningen brede pand heeft een risaliet. Aangezien het huis betrekkelijk smal is heeft men de deur niet in het midden maar links gezet, waardoor de voorkamer twee vensters breed kon worden. Plint en dorpels zijn van hardsteen. Onder de vensters bracht men hardstenen lamberkijns aan. Een andere gevel van hetzelfde type laat Haven 54 zien. Het middendeel van het drie ramen brede pand springt ook hier naar voren. De voorgevel is bovendien voorzien van hoeklisenen. Het fijne metselwerk, de strekken boven de vensters met een lichte zeeg en het hoofdgestel met triglyphen
452 Lamberkijn onder een der vensters aan Haven 19 (foto RDMZ, 1995).
en panelen wijzen op een ontstaansdatum in de tweede helft van de 18de eeuw. De vier vensters brede gevel van Haven 57-57A is in de 19de eeuw gepleisterd. Het type huis met middenrisaliet, de hardstenen geprofileerde onderdorpels en de Lodewijk XV consoles aan het fries maken een datering in het midden van de 18de eeuw echter aannemelijk. Aan het totaalbeeld is, evenals bij het vorige pand, afbreuk gedaan omdat de onderpui ingrijpend is gewijzigd.
Gemakkelijk dateerbaar zijn dit soort huizen niet. Bij uitzondering zijn ze gedateerd met een steen (Korte Dijk 12: 1751 in de plint). Meestal is het aan de buitenkant de detaillering van het hoofdgestel die uitsluitsel over een bouwdatum geven. Lodewijk XIV consoles vindt men aan de friezen bij Haven 68 en Koestraat 130. In de versiering van de friezen ziet men dezelfde motieven aan verschillende panden toegepast: bij Haven 45 en 54 is het fries versierd met triglyphen en langgerekte
| |
| |
| |
De negentiende eeuw
454 Midden 18de-eeuwse voordeur van Grote Haven 66 in Haastrecht (foto RDMZ, 1995).
De eerste helft van de 19de eeuw laat weinig veranderingen in dit opzicht zien. Tot omstreeks 1850, en in de dorpen tot aan het eind van de 19de eeuw, ontwerpt men de top- en lijstgevels op de hierboven beschreven wijze, niet of uiterst spaarzaam gedecoreerd, voor de woonhuizen en ook voor bedrijfsgebouwen als pakhuizen. Naast klok- en tuitvormige beëindigingen ziet men steeds meer dat het bovenste deel van een topgevel met een geprofileerde lijst wordt afgesloten. Het hoofdgestel is minder uitbundig van decoratie dan in de voorafgaande periode. De friezen zijn meestal onversierd. Consoles worden nog wel toegepast, maar zijn platter, minder weelderig van vorm, dan in de 18de eeuw. Een nieuw element in het begin van de 19de eeuw is de tandlijst onder de overstekende kroonlijst. De indeling van de ramen verandert. De ruitverdeling wordt groter. Zes- of achtruits met een brede middenstijl is een gangbare indeling. Bij de rijkere panden is die middenstijl met groeven versierd. De deuromlijstingen worden vaak in dezelfde stijl als het hoofdgestel ontworpen. Daaraan en aan de deuren is de meeste variatie in vormgeving te ontdekken.
Veel gevels, het kwam al enige malen ter sprake, kregen een pleisterlaag die men met ingesneden voegen, als betrof het een natuurstenen afwerking, verlevendigde. Volgens de opvattingen van het neoklassicisme ziet men in de witte gevels rondboog vensters en -deuren verschijnen.
Een vroeg 19de-eeuwse gevel, die volgens de traditie van de 18de eeuw is opgezet, vertoont de pastorie van de Hervormde kerk te Haastrecht aan de Kerkstraat 1.
De uit fijn gevoegde, donkere baksteen opgetrokken voorgevel springt wat naar voren en heeft gebosseerde hoekpilasters. De gevel wordt met een vrijwel onversierde, geprofileerde lijst, afgesloten. Alleen onder de kroonlijst is een fijne tandlijst aangebracht. De voordeur en omlijsting met gebosseerde pilasters en hoofdgestel met tandlijst zijn uit dezelfde tijd.
| |
| |
455 De vroeg 19de-eeuwse gevel van de pastorie aan de Kerkstraat 1 in Haastrecht (foto RDMZ, 1995).
456 Dorpsstraat 21 te Ouderkerk met zijn gevel uit de eerste helft van de 19de eeuw (foto RDMZ, 1995).
Wat rijker van decoratie is het vroeg 19de-eeuwse herenhuis aan de Dorpsstraat 21 te Ouderkerk. De in een strakke baksteenarchitectuur uitgevoerde voorgevel heeft een hoofdgestel waarvan het fries met appliques versierd is en onder de kroonlijst een console-lijst is gemaakt. De voordeuromlijsting volgt deze vroeg 19de-eeuwse stijl in zijn hoofdgestel.
Een mooie midden 19de-eeuwse lijstgevel heeft het huis aan de Koestraat 114 in Schoonhoven. Het drie gevelopeningen brede pand met de deur links is voorzien van een hardstenen plint en dito cordonlijst. De voordeuromlijsting met hoofdgestel
457 Detail van een fraai gesneden raam aan Dorpsstraat 21 te Ouderkerk (foto RDMZ, 1995).
heeft fijn gedetailleerde consoles en een fries met appliques. De onderkant van de overstekende kroonlijst is met liggende consoles versierd. In de gevel zijn gegoten rozetankers ingebracht.
Een laat voorbeeld in deze traditie biedt Tol 5 in Schoonhoven uit 1875. De voorgevel uit donkerrode baksteen heeft een hoge natuurstenen plint en een opbouw met getoogde vensters en deur. In de togen zitten sluitstenen. De gevel wordt met een houten lijst afgesloten, gedecoreerd met consoles en een tandlijstje onder de kroonlijst. Het middelste verdiepingsvenster heeft een balkon op consoles, de dakkapel gekrulde wangen.
Veel gebouwen in neoklassicistische stijl zijn er niet gebouwd in de Krimpenerwaard. Al eerder zagen wij dat in 1842 het raadhuis in Gouderak en in 1862 dat van Stolwijk in neoklassicistische stijl werden opgetrokken. De gepleisterde voorgevel van de voormalige synagoge aan Haven 13 uit 1868 vertoont met zijn ronde bogen dezelfde stijlkenmerken. Een van de uitzonderingen bij de woonhuizen staat aan het begin van het dorp Ouderkerk aan den IJssel aan de IJsseldijk Noord 1. Het huis dagtekent van 1855. In de gepleisterde gevels ziet men rozetankers en gekoppelde rondboogvensters die met zware stuclijsten omgeven zijn. Palmetten op de kroonlijst van de benedenvensters geven het klassicisme een Griekse element. De aanbouw aan de achterzijde van en het bijgebouw bij het vrijstaande herenhuis aan de Dorpsstraat 43-45 in Gouderak hebben dezelfde neoklassieke vormen met de ronde ramen in de gevel.
Naast het neoklassicisme komt aan de woonhuisgevels ook de neogotiek voor in een gepleisterde versie. Het dubbele woonhuis aan de Provinciale weg West 12-14
| |
| |
458 Koestraat 114 te Schoonhoven uit het midden van de 19de eeuw (foto RDMZ, 1995).
te Haastrecht is daarvan een voorbeeld met zijn spitsboogvensters, het spitsboogfries langs de dakranden en de loden fleurons op de daknok. Opmerkelijk bij dit pand zijn de Oegstgeester dakpannen die wegens hun vorm ook wel ‘beverstaartpannen’ genoemd worden. Het gotische aspect wordt nog versterkt door de aanwezigheid van een ‘toren’ in het midden van de gevel, waarin de toegangen tot de beide woongedeelten zitten.
Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw krijgen versieringen weer meer aandacht. Een combinatie van pleister en baksteenwerk aan één gevel is een andere mogelijkheid om de architectuur te verlevendigen. De stijlen in de vensters worden dunner, de ruitverdeling wordt groter. De stroming in de architectuur die op het klassicisme volgt en waarin heel veel is gebouwd noemt men eclecticisme. Het eclecticisme is een bouwtrant waarbij motieven uit verschillende stijlen aan één en hetzelfde gebouw zijn toegepast. Alle mogelijke stijlvormen uit het romaans, de renaissance, het Hollands klassicisme, de barok en de empire vindt men erin terug. Kenmerkend voor de gevelbehandeling zijn vooruitspringende middenpartijen, consoles van stuc of terracotta en rijk versierde gietijzeren sierelementen aan hekken en balkons. De gevels zijn soms gepleisterd, vaak met bossagewerk en soms is de baksteen in het zicht gelaten. Dan zijn bepaalde delen als risalieten, vensteromlijstingen of de plinten van een pleisterlaag voorzien. De stroming van het eclecticisme wordt in de Krimpenerwaard het beste vertegenwoordigd door het monumentale huis Bisdom van Vliet te Haastrecht. Opmerkelijk is de asymmetrische indeling van de voorgevel, samenhangend met de breedte van de daarachter liggende vertrekken. De bakstenen gevel wordt geleed door in gestucte lijsten gevatte, lichtgetoogde vensters. De benedenvensters staan op een gepleisterde plint met cassettes, de bovenvensters op een geprofileerde lijst. Alle vensters hebben fraaie lamberkijns en grote ruiten. De hoeken en de ingangspartij zijn afgeboord met pilasters met verdiepte velden. De asymmetrisch geplaatste, vier traveeën brede middenrisaliet wordt gemarkeerd door geblokte en gestucte lisenen. Een balkon met gietijzeren hekwerk en vazen op de hoeken boven de in het midden geplaatste voordeur staat op rijk gebeeldhouwde consoles. Een segmentvormig fronton vormt de bekroning van de middelste travee. Het
hoofdgestel van de gevel heeft in het fries liggende lichtopeningen waartussen paarsgewijs gerangschikte voluutconsoles met tronies zijn aangebracht. Onder de kroonlijst loopt een tandlijstje. Een gedeeltelijk met balusters opengewerkte balustrade sluit de gevel af. Het deel van de linkerzijgevel dat in het zicht is heeft men eenvoudiger uitgevoerd.
Een ander goed voorbeeld uit die tijd is de pastorie aan het Kerkplein 9 in Lekkerkerk uit 1887. Opmerkelijk voor dit deel van de waard zijn de afmetingen
459 De eclectische voorgevel van Kerkplein 9 in Lekkerkerk (foto RDMZ, 1995).
| |
| |
460 Haven 7 in Schoonhoven, een goed voorbeeld van eclecticisme (foto RDMZ, 1980).
461 Stolwijk, Schoolstraat 15, een landelijke interpretatie van het eclecticisme (foto RDMZ, 1994).
van het gebouw: twee bouwlagen en een kap hoog bij vijf gevelopeningen breed. De uit rode baksteen opgetrokken voorgevel is uitbundig in stuc gedecoreerd met gebosseerde hoeklisenen, lamberkijns met diamantkoppen en kussenpanelen onder de vensters, segmentbogen boven de benedenvensters met bewerkte sluitstenen en bladranken en geprofileerde lijsten boven de verdiepingsvensters. De middenpartij heeft een extra accent gekregen doordat de voordeur een omlijsting kreeg met deels gecanneleerde Ionische pilasters en rozetten. Het fronton van het venster hierboven is gevuld met vruchten. De vlakke zijwangen zijn gedecoreerd met ingegroefde ranken. Ook hier heeft de zesruitsverdeling van de voorgaande periode plaats gemaakt voor een verdeling in tweeën.
Het brede, in oorsprong 18de-eeuwse pand aan de Hoogstraat 84-86 in Haastrecht kreeg na het midden van de 19de eeuw een eclectische afwerking. De gevel ontving een pleisterlaag met verdiepte voegen. Boven de vensters bracht men gebogen lijsten met kuifstukken aan. De 18de-eeuwse deuromlijsting handhaafde men.
In veel bescheidener mate wordt het eclecticisme in Schoonhoven vertegenwoordigd door huizen als Haven 7, Koestraat 110, Korte Dijk 5 en Lopikerstraat 6 (bakstenen gevel met gestucte lijsten met dito kuiven of sluitstenen rond de vensters en een gestucte cordonlijst). De rechterzijgevel van het pand Voorhaven 10 te Schoonhoven, zeer waarschijnlijk uit 1862, is een schoolvoorbeeld van het eclecticisme. Deze gevel is geheel gepleisterd. De vensters op de begane grond eindigen met ronde bogen, die op de verdieping hebben afgeronde hoeken en stuckuiven. In de driehoekige bekroning zit een rond licht dat met een brede stucstaaf is omgeven en twee, een weinig ingezwenkte, panelen met roosters. Tegen dit huis, dat in oorsprong uit de 16de eeuw dagtekent, stond tot 1862 de Vrouwepoort.
In Stolwijk is het pand aan de Schoolstraat 15 een aardig voorbeeld.
Na het derde kwart van de 19de eeuw grijpt men terug naar oudere architectuurvormen zoals de renaissance, de Lodewijkstijlen, de Hollandse renaissance en het Hollands klassicisme.
Stijlzuiverheid werd in die tijd aan het ‘gewone’ woonhuis niet als dwingende noodzaak gevoeld. Zo kan het voorkomen dat aan één huis twee ‘stijlen’ voorkomen. Bij het pand Oude Haven 11 in Schoonhoven van omstreeks 1880 heeft men de ingangspartij een klassicistische omlijsting gegeven met gebosseerde pilasters en een bovenlicht met ronde boog. De vensteromlijstingen op begane
| |
| |
462 Lopikerstraat 7 in Schoonhoven, gebouwd in de jaren tachtig van de vorige eeuw (foto RDMZ, 1980).
463 Het koetshuis uit 1879 van het huis Bisdom van Vliet (foto RDMZ, 1995).
grond en verdieping met de dikke stuclijsten volgen de principes van het eclecticisme, terwijl de dakkapel met de segmentboog op de top en bandwerk op de zijwangen in neorenaissance stijl is uitgevoerd.
Een rijke variant van de neorenaissance met veel sierende onderdelen als frontons, pilasters, beslag- en rolwerk, knoppen en diamantkoppen in een afwijkend materiaal, komt men zeer regelmatig aan de vrijstaande villa's tegen. Hierboven kwam dat reeds aan de orde. Een eenvoudige versie, waarbij men zich meestal beperkt tot horizontale banden en blokken rond de (segmentboogvormige)
464 De asymmetrische voorgevel van Haven 61 te Schoonhoven met een neo 17de-eeuwse decoratie (foto RDMZ, 1995).
vensters in stuc of in een afstekende kleur baksteen komt voor van burgerwoonhuis tot aan het eenvoudigste daglonershuisje tot in de 20ste eeuw. Een variant die teruggrijpt op de stijl van het Hollands klassicisme vindt men in Schoonhoven aan de Lopikerstraat 7 en 16-18 (1884), beide vrij ingehouden wat betreft de stucdecoraties op de uit donkere baksteen opgetrokken gevels.
Het mooiste voorbeeld in Hollandse renaissance trant, een stroming die wordt gekenmerkt door het toepassen van bakstenen (trap)gevels die overdadig versierd zijn met gestucte banden en blokken, consoles, voluten, torentjes, frontons, hoekstukken, obelisken en dakkapellen, is het koetshuis uit 1879 naast het pand Bisdom van Vliet te Haastrecht. Het uit rode baksteen opgetrokken gebouw met gestucte hoeklisenen heeft een trapgevel met segmentvormige bekroning en witgestucte vleugelstukken met rolwerkversiering. In de voorgevel zijn twee deuren met ijzeren traliewerk aangebracht. Boven de beide deuren en de vensters op de verdiepingen zitten met witte blokken versierde gedrukte bogen. In de boogvelden zijn decoratieve tegelpatronen aangebracht.
De voorgevel van Haven 61 van omstreeks 1890 heeft een eveneens een behandeling in deze stijl gekregen. Naast een trapgevel met overhoeks geplaatste toppinakel zijn blokken, bogen, vazen, diamantkoppen en sierbanden in het helderrode metselwerk aangebracht.
| |
De twintigste eeuw
In de 20ste eeuw volgde men in de Krimpenerwaard op bescheiden wijze de landelijke architectuurstromingen. Voor gebouwen die een ‘landelijk’ karakter moesten uitdrukken was de chaletstijl de aangewezen oplossing zoals te zien is aan het koetshuis annex dienstwoning uit 1891 (neergezet door de eigenaar van Haven 61) aan de Koestraat 146-150 te Schoonhoven. Het bouwwerk kreeg een
| |
| |
465 Het in 1891 voor J. Niekerk gebouwde koetshuis/stalling/dienstwoning aan de Koestraat 146-148-150 te Schoonhoven (foto RDMZ, 1995).
466 Spoorstraat 6 te Schoonhoven uit 1928 (foto RDMZ, 1995).
‘landelijk’ aanzien met zijn ver overstekende daken op uitkragende korbelen, met vakwerk en makelaars.
467 Lopikerstraat 30 uit 1901, winkelwoonhuis in Jugendstiltrant (foto RDMZ, 1995).
Jugendstilpanden met asymmetrische, soms golvende gevels waaraan verschillende kleuren (verblend) steen is gebruikt en waarbij creatieve toepassing van kleurige tegels met geometrische of florale motieven in boogzwikken en portieken eveneens kenmerkend is, vindt men bijvoorbeeld aan de Lopikerstraat 30 uit 1901 en de Lopikerstraat 51 uit 1910 (kalkzandsteen in verschillende kleuren). In een vereenvoudigde vorm, waarbij de rode baksteen met gestucte lijsten en klimmende friezen of gele baksteenelementen is verlevendigd, presenteert de Jugendstil zich aan panden als Hoogstraat 29 en 82 te Haastrecht en Varkensmarkt 7-9-11 te Schoonhoven.
De golvende lijnen van de Amsterdamse schoolstijl komen in de Krimpenerwaard vrijwel niet voor. Wel de rechte vormen van de Nieuwe Zakelijkheid zoals men kan zien aan de al eerder genoemde villa aan de Spoorsingel 2 uit 1930, waarvan het trappenhuis gedecoreerd is met een glasraam naar ontwerp van V. Huszár. De compositie is volledig rechthoekig en veelkleurig. Naar boven neemt de transparantie toe. Waarschijnlijk heeft Huszár ook een bepalende stem gehad in het aan en in het huis toegepaste kleurenschema: zwart, wit, groen, rood en chromaatgeel.
In Lekkerkerk is het pand aan de Voorstraat 122 een goed voorbeeld van deze geometrische stijl. Als accent heeft men een verticale, veelhoekige glazen element aangebracht in de hoek die gevormd wordt door de elkaar snijdende voor- en zijgevel.
Het is eerder aan de vrijstaande huizen en villa's dan aan de ‘gewone’ huizen dat zich een eigentijdse vormgeving duidelijk manifesteert. De strakke, overwegende horizontale vormen, overstekende luifels en blokvormige elementen van het kubisme in de architectuur neemt men waar aan de beide woonhuizen die met een zilverfabriekje gecombineerd zijn aan de Spoorstraat 8-10-12 uit 1928. Uit dezelfde tijd, in dezelfde stijl en van dezelfde architect (W. van der Laan) is het woonhuis dat aanvankelijk als zilverwerkplaats is gebouwd aan de Spoorstraat 6. Alle genoemde panden staan in Schoonhoven.
468 Spoorsingel 2 te Schoonhoven uit 1930, met het hoge trappenhuis aan de zuidzijde (foto RDMZ, 1995).
| |
| |
469 Lopikerstraat 49 in Schoonhoven. Van de deels achter planken weggetimmerde vroeg 17de-eeuwse pui is de geprofileerde puibalk duidelijk herkenbaar (foto RDMZ, 1995).
470 Winkelpui uit het eind van de 19de eeuw aan Kerkstraat 5 te Schoonhoven (foto RDMZ, 1995).
| |
Winkelpuien
De woonhuizen die met een bedrijfsruimte gecombineerd waren, konden aan de voorzijde voorzien zijn van een pui waarin een samengesteld venster en een deur onder een doorlopende puibalk lagen. Vrijwel alle zijn in de loop van de tijd gemoderniseerd. Een bijna complete vroeg 17de-eeuwse pui met een geprofileerde puibalk zit grotendeels verborgen achter opgetimmerde planken aan de Lopikerstraat 49 te Schoonhoven. Door verticale stijlen werd de pui in achten verdeeld. Aan de binnenzijde zijn accoladebogen en de gaten van de spijlen met de amandelvormige merken duidelijk te zien. De oplichtbare deur dateert van de bouwtijd.
In de loop van de 19de eeuw wordt de winkelpui een algemeen onderdeel van het straatbeeld. De puibalk groeide uit tot een hoofdgestel, de vensters tot een of meer etalagekasten waarin de te verkopen produkten duidelijk getoond konden worden. Aangezien een winkelpui een modegevoelig onderdeel van de gevel is, is die aan veel veranderingen onderhevig. In Schoonhoven en Haastrecht vindt men een aantal ongewijzigde voorbeelden uit het eind van de 19de en het begin van de 20ste eeuw. Spectaculair van vormgeving zijn ze niet.
Aan het einde van de 19de eeuw ziet men een sterke voorkeur voor de neorenaissance pui, die een twee- of driedelige gevel laat zien, geleed door zuilen of pilasters met forse kapitelen, zoals aan de Kerkstraat 3, 5 en 7. Ook een mooi voorbeeld is Lopikerstraat 7 uit omstreeks 1890: hier loopt de winkelpui de hoek om. In het afgeschuinde gedeelte is de winkeldeur opgenomen. De winkelwoonhuizen aan de Havenstraat 76 en 78 en de Havenstraatse Wal 19 en 21, als complex in 1904 gebouwd, tonen dit principe eveneens: een om de hoek lopende winkelpui
471 De winkel-woonhuizen aan de Havenstraat 76-78 te Schoonhoven (fot RDMZ, 1995).
| |
| |
met schuin geplaatste toegangsdeur. Een bescheiden, maar daardoor niet minder aardige variant is het driedelige winkelpuitje in neorenaissance stijl aan de Hoogstraat 9-11 in Haastrecht. Een goed voorbeeld van een winkelpui in Jugendstilvormen is te zien aan de Lopikerstraat 30. De eerste steenlegging in de plint vermeldt: ‘eerste steen is gelegd / door / m. stekelenburg de greeff / den 13 mei 1901’.
| |
Muurankers
In het muurwerk aan voor-, zij- en achtergevels kunnen ankers zijn aangebracht die de inwendige houtconstructie verankeren aan de gevel. Daartoe bestaat een anker uit twee delen: de veer en de schieter. De veer gaat door de gevel heen, is aan de binnenzijde tegen de balk aan gespijkerd en aan de buitenkant van een gesmeed oog voorzien. Daar steekt de schieter verticaal doorheen. De schieter is in zijn eenvoudigste vorm een rechte staaf. Voorts vindt men gaffelvormige, S-vormige en rijk gekrulde varianten. De mooist gedetailleerde ankers zitten aan de vanaf de openbare weg zichtbare gevels, in de meeste gevallen dus aan de voorkant. De vroegste ankers zijn tevens het rijkst van vorm. Een van de oudste, waarschijnlijk uit het midden van de 16de eeuw, zit in de geveltop van Dorpsstraat 19 te Ouderkerk, een gaffelvormig anker met gekrulde uiteinden. Het feit dat dit huis een midden 16de-eeuws anker heeft, wil overigens nog niet zeggen dat het pand zelf ook die ouderdom bezit. Het anker kan hergebruikt zijn. Vroeg 17de-eeuws zijn de zogenaamde lelie-ankers die men ziet aan bijvoorbeeld de panden Voorstraat 78 te Lekkerkerk, Hoogstraat 67-69 te Haastrecht en Koestraat 94 (met gevelsteen 1607) in Schoonhoven.
Gekrulde ankers ziet men in de tweede helft van de 16de en de 17de eeuw veelvuldig: Lopikerstraat 13 in Schoonhoven (met een gevelsteen met de datum 1571); Haven 82 (de gevel is gedateerd 1608); Tol 8, dunne gekrulde vroeg 17de-eeuwse ankers; Hoogstraat 100 te Haastrecht (met een gevelsteen gedateerd 1622). Hoogstraat 90 te Haastrecht heeft op de toppilaster een fraai bewerkt, vroeg anker met krullen en een naar voren stekend gedeelte dat eindigt in een bloem.
Na de 17de eeuw verdwijnen de gekrulde ankers aan de gevels. De rechte of staafankers, die men ook in de 17de eeuw tegenkomt, blijven gehandhaafd. Bij monumentale 18de-eeuwse voorgevels worden zij in het muurwerk van de voorgevel weggewerkt. Pas na de tweede helft van de 19de eeuw komen sierankers weer in gebruik. Nu zijn het gegoten schroefankers in de vorm van een rozet of een langgerekte palmet. Rond de eeuwwende ziet men gekrulde ankers weer aan de panden verschijnen, waarbij men, evenals bij de architectuur, hetzij teruggrijpt op het verleden of de moderne stromingen volgt. Ankers in een Jugendstil vormgeving bijvoorbeeld vindt men aan het postkantoor uit 1899 aan de Lopikerstraat 9 en aan het winkelpand aan de Lopikerstraat 30 uit 1901.
| |
Gevelstenen
Vooral in Schoonhoven is een aantal oudere panden voorzien van een gevelsteen. Zij komen zowel aan de voor- als aan de achtergevels voor. De afbeeldingen op de stenen lopen uiteen van een jaartal op een rechthoekig of cartouche-vormige ondergrond tot uitvoerig gebeeldhouwde voorstellingen met tekst. De meeste stenen die zijn overgebleven dagtekenen van het einde van de 16de en de 17de eeuw. De oudste jaartalsteen is van 1571 (Lopikerstraat 13). De oudste steen met tekst, vrijwel niet meer leesbaar, werd aan de gevel van Koestraat 126 gevonden. Deze dateert van 1579. Uit de 18de eeuw is maar een enkel exemplaar bekend. Vanaf halverwege de 19de eeuw komen stichtingsstenen voor, zonder voorstelling, maar met jaartal en tekst. Op sluitstenen boven een toegang ziet men ook wel jaartallen vermeld.
De teksten op de oude stenen zijn vrijwel steeds stichtelijk van karakter: ‘alst godt / beehaecht. t is / beeter benit / dan beclaeget / anno 1611’ (Stadhuisstraat 7), ‘godt verheven / can nemen / en gheven 1608’ (Haven 82), ‘al geschiet v spyt / verdracht en lyt / met sinnen gebroke / het sal metdertyt / al sonmder stryt / noch worde gewroke / anno 1604’ (Haven 16).
Figuratieve stenen kunnen informatie geven over een oude huisnaam. Van Haven 7 is in het begin van de 17de eeuw de huisnaam bekend: De Ram. Het pand heeft
| |
| |
| |
| |
473 Spitsboognissen in de voorkamer en gang op de eerste verdieping van Koestraat 6 (foto RDMZ, 1995).)
474 Reeks profielen van sleutelstukken en consoles uit de 16de en 17de eeuw in woonhuizen te Schoonhoven.
Schaal 1:10. Opgemeten en getekend door J.J. Jehee, 1995.
| |
| |
| |
Interieur
475 Gedeelte van spiltrap en 17de-eeuwse deur en venster met omlijsting op de scheiding van voor- en achterhuis in Voorhaven 6 (foto RDMZ, 1995).
In deze paragraaf beperken wij ons tot de afwerking der interieurs. Over de indeling viel bij de ‘woonhuistypen’ al te lezen, over constructie van balklagen en kappen is hierboven het nodige geschreven.
Bij de oudste huizen is over het algemeen de oorspronkelijke afwerking van muren, vloeren en balklagen niet meer of met moeite nog traceerbaar. Een opmerkelijke en vroege (1485?) muurbewerking bevindt zich in het pand Koestraat 6 in Schoonhoven. De rechterwand van de voorkamer op de verdieping is daar geleed met zes gotische kaarsnissen die paarsgewijs op regelmatige afstand van elkaar staan. Een grotere nis, met een ronde boog, die mogelijk als muurkast gediend heeft, bevindt zich in hetzelfde vertrek tegen de voorgevel. Ter hoogte van een, inmiddels verdwenen, spiltrap zaten twee kleine nisjes in het muurwerk. In het achterhuis trof men tijdens de restauratie in de jaren '90 twee nissen aan met een gotische driepasversiering.
Sleutelstukken en consoles, voorzien van een gotische of 17de-eeuwse versiering, zijn wel in veel huizen teruggevonden. Sleutelstukken maken onderdeel uit van het houtskelet, consoles dragen de balken in de stenen muur. In de regel is dit onderdeel een apart element, maar ook komt het voor dat het sleutelstuk of console uitgesneden is uit de balk zelf. Het dikke gedeelte van de boomstam waaruit de balk is gezaagd, is uitgespaard voor het sleutelstuk. Dit is nog te zien bij Tol 11.
De oudste sleutelstukken hebben een peerkraalmotief of een afgeleide daarvan. Gangbaar zijn de sleutelstukken met een ‘gewone’, een enkele peerkraal, waarbij soms de vellingkant is afgeschuind zoals in Haven 30, op de verdieping van Tol 11, in het onderhuis van Haven 82 en in de achterhuizen van Koestraat 6 en 90. Een overgangsvorm tussen het gotische sleutelstuk en de 17de-eeuwse console is de console met twee kralen, die uit het midden van de 16de eeuw dateert (begane grond van Tol 11). Een andere overgangsvorm tussen peerkraal en console vindt men op de verdieping van het achterhuis van Haven 82. Uitzonderlijk, en bewerkt met laat 16de-eeuws beslagwerk zijn de korbelen in het voorhuis van Haven 82. Na 1580 verdwijnen de sleutelstukken om plaats te maken voor vlakke consoles met ojiefprofiel in verschillende variaties: met een in- en uitgezwenkt profiel, met een recht ojief of kraal aan de bovenkant, met een buikvorm aan de onderzijde, of een combinatie van verschillende vormen. Indien in de constructie nog sprake is van korbelen, zijn deze gebombeerd van vorm (‘zwanehalskorbelen’). Van enige versiering is geen sprake meer (Oude Haven 17-19).
476 De in het midden van de 18de eeuw tot stand gekomen zaal in het pand Koestraat 109. De aankleding is in 1929 verwijderd (foto RDMZ, 1929, Antonietti).
In de tweede helft van de 17de eeuw worden de consoles minder toegepast. Tegen het einde van die eeuw komen zij al niet meer voor.
Afwerkingen in de vorm van kleurige beschildering hebben de tand des tijds bijna nergens doorstaan. Wel kon geconstateerd worden dat het beschilderen van balken in de 17de eeuw lang niet altijd gangbaar was.
Hetzelfde geldt voor de tegels en plavuizen vrijwel nergens zijn zij meer aanwezig. Bij het slopen van oude vloeren komen soms (gedeelten van) tegelplinten tevoorschijn, die in een voorgaande periode door het zakken van de bodem (of ophoging van de vloeren) waren verdwenen.
Hier en daar is nog een (restant van) een 17de-eeuwse eiken deur met omtimmering te vinden, vaak in de doorgang tussen voor- en achterhuis. Bij Voorhaven 6 heeft de deur naar de achterkamer op de verdieping een mooie 17de-eeuwse deur die in een pilasteromlijsting is gevat met gegroefde cannelures. De grenehouten wand op de tweede verdieping van Haven 82 is in 1608 als scheiding aangebracht tussen het voor- en achterhuis.
De 18de eeuw heeft in decoratief opzicht evenmin veel sporen nagelaten aan de interieurs. Dat is opmerkelijk omdat juist de 18de eeuw in Nederland een traditie kent van geornamenteerde stucplafonds. Er zal zeker het een en ander verdwenen zijn, zoals het rococo-plafond uit de zaal in Koestraat 109, maar veel is er niet geweest. Men handhaafde de enkelvoudige balken plafonds, nu zonder consoles, zoals te zien is bij Haven 19 te Schoonhoven.
In Haastrecht stonden aan de Hoogstraat in ieder geval twee huizen uit de 18de eeuw die decoratieve interieuronderdelen hebben bevat. Het huis Bisdom van
| |
| |
477 De vroeg 18de-eeuwse rood marmeren schouw uit het oude huis Bisdom van Vliet, thans ingebracht in de gastenkamer op de verdieping van het uit 1875 daterende gebouw in Haastrecht (foto RDMZ, 1994).
478 De 18de-eeuwse eikehouten schouw, afkomstig uit het pand Hoogstraat 154, is herplaatst in de slaapkamer van mevrouw in het huis Bisdom van Vliet (foto RDMZ, 1994).
479 Schoonhoven, Haven 82. Detail van midden 16de-eeuws korbeelstel op de verdieping van het voorhuis.
Schaal 1:10. Opgemeten en getekend door J.J. Jehee, 1995.
| |
| |
480 Schoonhoven, Oude Haven 17-19. Detail van midden 17de-eeuws korbeelstel en console op de verdieping.
Schaal 1:20. Getekend door J.J. Jehee in 1995 naar een opmeting van RDMZ uit 1961.
Vliet heeft in 1875 plaats gemaakt voor een nieuw gebouw. Enkele interieuronderdelen zijn daarin opnieuw gebruikt: de vroeg 18de-eeuwse grijs-rood geaderde marmeren schouw in de zitkamer voor de gasten op de verdieping, een deel van de rijk gedecoreerde betimmeringen en deuren op het eerste bovenportaal.
Het andere huis, Hoogstraat 154, is in de 19de eeuw aanmerkelijk gewijzigd. Het bezit uit de 18de eeuw alleen nog de statige paneeldeuren op de verdieping. Een, overigens betrekkelijk eenvoudige, eikehouten schouw is verwijderd en herplaatst in het huis Bisdom van Vliet in de slaapkamer van mevrouw. Soberheid is kenmerkend in die tijd in de Krimpenerwaard. De voornaamheid zit hem in de harmonieuze verhoudingen, niet zozeer in de toegevoegde decoratie.
Pas na 1800 doet de decoratieve stijl in de interieurs aarzelend zijn intrede aan schouwen en plafonds. Een goed voorbeeld van stucdecoratie uit omstreeks 1800 vindt men in het voorste deel van de gang van Hoogstraat 154 te Haastrecht, die is aangebracht boven de deuren, de scheiding tussen voor- en achtergang en op het plafond. Boven de deuren zit een bloem- en rankenversiering. Naast en boven de ronde doorgang naar de achtergang zijn festoenen te zien met een pelikaan (in het midden) en hangend aan strikken (terzijde). Het met lijsten afgekaderde plafond heeft op de hoeken en in het middenstuk eveneens een ranken- en bloemstucdecoratie. Gecanneleerde pilasters met kapiteel geven de wand een ritmische verdeling. De vloer en plinten bestaan uit marmeren platen. Een mooie schoorsteenmantel in vroeg 19de-eeuwse Empirestijl van grijs en wit marmer met hermen op de schoorsteenwangen heeft de slaapkamer van mijnheer in het huis Bisdom van Vliet.
In groten getale verschijnen geornamenteerde stucplafonds in de kamers en suite op de begane grond en soms ook op de verdieping na het midden van de 19de eeuw. Rijk voorzien van bloem- en bladornamenten in hoek en middenstukken, overvloedig geprofileerde lijsten met bandwerk, parelranden en eierlijsten. De
| |
| |
481 Het voorste deel van de gang met stucwerk in Hoogstraat 154 te Haastrecht (foto RDMZ, 1995).
482 Detail van het plafond in de kleine salon (foto RDMZ, 1994).
483 De rijk gedecoreerde en gemeubileerde eetzaal in het huis Bisdom van Vliet (foto RDMZ, 1994).
484 Het plafond van de grote salon (foto RDMZ, 1994).
schoorsteenboezems zijn versierd met van kapitelen voorziene pilasters. Goede voorbeelden zijn Tol 6 en Dam 5 (beide omstreeks 1860).
Het fraaiste voorbeeld van een laat 19de-eeuwse interieurafwerking biedt het huis Bisdom van Vliet. Het eclecticisme van de buitenkant zet zich voort in de interieurs, die alle zeer weelderig van decoratie, stoffering en inrichting zijn, geheel naar de smaak uit die tijd. Alleen op de bovenverdieping maakte men gebruik van onderdelen uit het oude huis, zoals hierboven reeds is vermeld.
De meeste afwerkingen van gangen, deuren en plafonds en tapijten dagtekenen echter van 1874-1877; heel weinig is daarna nog eens gewijzigd. Kosten noch moeite zijn bij de bouw gespaard. Alle kamers, behalve de balkonkamer boven de
| |
| |
485 De vestibule van het huis Bisdom van Vliet (foto RDMZ, 1994).
486 Detail van het stucwerk in de vestibule (foto RDMZ, 1994).
487 Deel van stucplafond na het midden van de 19de eeuw in de voorkamer van Dam 5 te Schoonhoven (foto RDMZ, 1995).
hal, zijn van marmeren schouwen voorzien. De gangen zijn met grote marmeren platen belegd. De plafonds zijn van een weelderigheid in detaillering en kleurige afwerking en van een kwaliteit die duidelijk een Haagse hand verraadt en geheel in overeenstemming is met de stoffering der wanden en van de meubels. De enige namen die hiermee in verband gebracht kunnen worden zijn die van de Haagse metselaar en stucadoor Th. Hooft en de timmerman C. Straver uit Haastrecht. De leverancier van het stucwerk was F.P.C. Schild. Wie verantwoordelijk is voor het ontwerp kon niet achterhaald worden.
Veel bescheidener van uitvoering zijn de plafonds en de schouwen in de ‘gewone’ huizen. De ornamenten concentreren zich doorgaans op het midden en de hoeken der plafonds en soms op de schouwboezem. Tegen het eind van de eeuw doen renaissance-elementen hun intrede als rolwerk, maskers en obelisken. Een aardige variant in de gedecoreerde plafonds ziet men in de voorkamer van Haven 65 waarop binnen een plafond in 18de-eeuwse vormen een vroeg 20ste-eeuwse schildering op doek is aangebracht.
| |
Trappen
Veel oude huizen moeten ooit een houten spiltrap bezeten hebben. Bij een aantal huizen zijn daar bewijzen voor, hetzij omdat ze er nog geheel of gedeeltelijk zijn,
| |
| |
488 De eenvoudige spiltrap met de grenehouten spil en de eikehouten treden in Oude Haven 17 in Schoonhoven (foto RDMZ, 1995).
489 Trappalen in neorenaissance stijl in Haven 61 te Schoonhoven (foto RDMZ, 1995).
490 Trappenhuis in Haven 71 te Schoonhoven (foto RDMZ, 1995).
491 Het neo Lodewijk XIV trappenhuisje in Oude Haven 30 te Schoonhoven (foto RDMZ, 1995).
492 De achter een 19de-eeuwse deur weggewerkte spiltrap van Haven 30 te Schoonhoven (foto RDMZ, 1995).
hetzij omdat er in de balklaag (raveling) of het muurwerk sporen zitten die daarop duiden (Koestraat 6 op de scheiding tussen voor- en achterhuis met kaarsnissen ter verlichting van de donkere trap). De trap van Voorhaven 6 is nog volledig intact over twee woonlagen. Van de andere aangetroffen spiltrappen ging het alleen om onderdelen. Ze waren nog aanwezig op de begane grond (Voorhaven 10) of op de verdieping (Oude Haven 17, Haven 30). De spiltrappen zijn alle van eikehout. Behalve bij de trap op Oude Haven 17, daar is de spil, die een conische beëindiging heeft, van grenehout. Op de verdieping is deze trap met wagenschot omtimmerd. Bij alle aangetroffen trappen zijn de treden getoogd en gepend in de spil. In de meeste huizen staat of stond de trap tegen een der zijwanden, ongeveer in het midden van het huis of op de scheiding tussen voor- en achtergedeelte. In huizen met weinig ruimte moest men een creatieve oplossing voor de plaats van de trap bedenken. Bij Oude Haven 28 is de trap vanuit het voorhuis met een kwart draai over de gang geconstrueerd.
Steektrappen halverwege de gang volgen in de 18de eeuw de spiltrap op. Zij zijn bij de wat grotere panden van een bordes voorzien (Tol 6) of zijn in een trappenhuis opgenomen met overloop. Trappaal en balusters zijn, vooral tegen het einde van de 19de eeuw, door hun vorm en detaillering de blikvangers.
De trappenhuizen blijven in deze regio betrekkelijk eenvoudig. Bij Tol 5 is het
493 De verlichting van het trappenhuis in Oude Haven 30 te Schoonhoven (foto RDMZ, 1995).
niet meer dan een overloop waarop de deuren naar de vertrekken en de zolder uitkomen. Bij een aantal is meer aandacht aan de uitmonstering en de belichting van het trappenhuis geschonken. Zo heeft Haven 71 een met segmenten onderverdeeld plafond. Het licht komt via een groot raam in de zijgevel. Vooral de grotere diepe huizen zijn in het middenstuk zeer donker, omdat zij aan beide zijden zijn ingebouwd. Daarom ziet men nog al eens een lichtkoker aangebracht die op zolder uitkomt en daar veelal met een kast of hekje is omtimmerd. Via een (soms gezandstraalde) glazen plaat wordt het licht naar beneden verspreid (Haven 65 met gekleurd glas in de lichtkoker, Tol 6 en 9, Haven 19). Een klein neo Lodewijk-XIV trappenhuisje met gietijzeren balusters ziet men in Oude Haven 30. De verlichting is via een gietijzeren rozet die op zolder uitkomt en daar met een hekje is omgeven. |
|