| |
| |
| |
Gebouwen van sociale zorg
363 ‘Gasthuys Kerck’ (nr. 3) op de kaart bij Johannes Blaeu van 1648. Ten westen van het kerkgebouw, dat is georiënteerd, ligt het voormalig ‘sieckhuys’ onder een hoog zadeldak.
Zowel in de stadjes als in de dorpen bestonden instellingen die zich van ouds met de ‘sociale zorg’ bezig hielden. Dit betroffen voornamelijk de ziekenzorg en de zorg voor de armen en de wezen. Weeskinderen werden, met uitzondering van die in Schoonhoven, voor zover mogelijk bij verwanten - en bij het ontbreken daarvan bij pleeggezinnen - ondergebracht.
In de begeleidende tekst bij de atlas van Johannes Blaeu, Toonneel der Steden, vermeldt de Schoonhovense stedelijk secretaris Daniël van Stralen in 1649 nog al wat van dat soort gebouwen: ‘...De straten gaen kruys-wijs, oost en west, zuyden en noorden. Heeft een bequaem Gast-huys en Pest-huys, een Aelmoesseniers-huys, Wees-huys, Oude-Mannen-huys, Oude-Vrouwen-huys, en Leproos-huys...’. In deze opsomming ontbreken zelfs de vier, later elf, armenhuisjes of godskameren van de ‘algemenne armen van Schoonhoven’ aan de noordkant van de Havenstraat bij de molen.
Van al die ‘bequaeme’ gebouwen in Schoonhoven is weinig meer overgebleven. Verder beschikt in de Krimpenerwaard alleen Haastrecht nog over een gebouw van ‘sociale zorg’: het hofje van Zijll.
Gebouwen waarbij het sociale aspect eveneens - zij het op een andere manier - aan de orde komt, zijn verenigingsgebouwen. Zij worden aan het eind van dit hoofdstuk behandeld.
| |
Archivalia
Archief van het Gereformeerde Weeshuis te Schoonhoven (1537) 1581-1975 (Streekarchief Krimpenerwaard, Schoonhoven).
| |
Literatuur
Berkum, H. van, Beschryving der Stadt Schoonhoven, Gouda 1762; Kölker, A.J., Haastrecht. Hoofdstukken uit het ontstaan en de ontwikkeling van ‘die Steede ende Landen van Haestregt’ tot in het begin van de 19de eeuw, Dordrecht 1974; Lugard, G.J., In 4 kwartier door Schoonhoven's historisch revier, Schoonhoven, 1938; Molen, H. van der, ‘Barend van Hoeff; d' Oorsaeck van de weeskinderen vergaren’, H.E.K., 9e jrg (1984), nr. 2, 25-55; Molen, H. van der, Het weeshuis van Schoonhoven 1581-1940, 3 dln. Deel 1: De kinderen uit de rekening (1581-1666), deel 2: Het Burgerweeshuis (1667-1800), deel 3: In de schaduw van de kerk (1801-1940), Schoonhoven 1993 (typoscript aanwezig in het Streekarchief Krimpenerwaard te Schoonhoven); Visser, J.C., Schoonhoven, de ruimtelijke ontwikkeling van een kleine stad in het rivierengebied gedurende de middeleeuwen, (diss.), Assen 1964.
| |
Het gasthuis te Schoonhoven
Een Schoonhovens gasthuis wordt in 1357 voor het eerst vermeld. Waarschijnlijk is het kort daarvoor gesticht. Het ‘sieckhuis’ en de kerk lagen aan de Korte Dijk ter plaatse van de huidige nummers 7 t/m 11. De Gasthuiskerk was gewijd aan de SS Spiritus en Maria en lag op de plaats waar zich nu de tuin van nr. 9 bevindt. Na de Reformatie werden de gebouwen niet afgebroken maar ingericht voor de huisvesting van proveniers (mensen die hun levensonderhoud genieten uit de inkomsten van een prebende). Op de kaart van Blaeu uit het midden van de 17de eeuw staan kerk en ‘proveniershuis’ afgebeeld. Tot 1724 heeft het voormalige gasthuis als proveniershuis dienst gedaan. In dat jaar werden de laatste bewoners over- | |
| |
gebracht naar het Oude Mannenhuis (aan de Oude Haven Oostzijde). Tot 1731 bleef het gasthuis leeg, daarna werd het bij besluit van de magistraat van de stad een tehuis voor kinderen en arme luiden (Van Berkum, 447-448; Visser, 1964, 162).
| |
De armenzorg
De zorg voor de armen was in de meeste steden en dorpen een aangelegenheid van de stad en/of de kerk, de parochiële armbesturen en de diaconie. In Haastrecht en Ouderkerk was de armenzorg toevertrouwd aan een college van H. Geestmeesters, dat al voor de Reformatie bestond. Deze instelling werd na de Reformatie door de stedelijk overheid overgenomen. Noodzakelijk waren deze instellingen beslist. Bij raadpleging van de Enqueste en de Informacie wordt steeds melding gemaakt van het aantal armen in een stad of dorp, waarvan het onderhoud ten laste van de gemeenschap kwam. In later tijd drukt de post voor de armenzorg zwaar op de gelden van kerk en overheid.
Haastrecht telde aan het eind van de 18de eeuw een aantal armbesturen: de H. Geestarmen of Algemene armen, een instelling die vanwege het stadsbestuur ondersteund werd, de Rooms-katholieke armen (tot 1782 overigens gecombineerd met de H. Geestarmen), de Diaconie-armen van de ‘Gereformeerde’ kerk en de H. Geest- of buitenarmen, een instelling die zorg droeg voor de armen die geen lidmaat van de gereformeerde kerk van Haastrecht waren. De diverse besturen zorgden voor de inkomsten en de verdeling van de armengelden. Een aparte huisvesting voor de armen was er niet. (Zie voor meer gegevens over de armenzorg in Haastrecht in de 18de eeuw: Kölker, 205-220).
| |
Het hofje van Zijll van den Ham aan de Hoogstraat 52-62 te Haastrecht
In Haastrecht is er pas in de 19de eeuw sprake van een apart onderdak voor de arme inwoners. De heer H.B. van Zijll van den Ham, wonende te 's-Gravenhage, legateerde in 1864 aan de Haastrechtse diaconie 500 gulden contant en 9500 guldens later te betalen, alsmede een huis aan de Hoogstraat met een koetshuis daarachter, met het doel zes woningen voor behoeftigen boven de 50 jaar te stichten. In juni 1865 werd het werk aanbesteed voor f 5190, -. De architect van het complex is niet bekend, maar als aannemer was metselaar A. Folk in de arm genomen. De eerste steen van het hofje werd gelegd door de kleinzoon van de stichter, zoals op de gevelsteen vermeld staat.
Het complex bestaat uit vier diepe, vrijstaande huisjes, waarin de zes woningen zijn ondergebracht.
364 Het hofje Van Zijll van den Ham aan de Hoogstraat 52-62 in Haastrecht. Op de gevelstenen staat links: ‘Bestuurders J.J.W. Diemont, Predikant. C. den Baars, T.J. den Hartog (ouderlingen) A. Uittenbogaart, D. Kok (diakenen)’, en rechts: ‘De eerste steen gelegd door P.H. van den Broeke kleinzoon des stichters 21 augustus 1866’ (foto RDMZ, 1995).
| |
| |
365 Haastrecht, Hoogstraat 52-62, hofje van Zijll van den Ham.
Plattegronden.
Schaal 1:300. Getekend door J.J. Jehee in 1995 naar een opmeting van Buro op ten Noort-Blijdenstein b.v. te Utrecht, uit 1989. Weergegeven is de toestand van voor de restauratie die tussen 1989 en 1991 heeft plaats gevonden. Het kavel vanaf de Hoogstraat tot de IJssel bevat vier huisjes, waarin zes woningen zijn ondergebracht.
| |
| |
366 Het voorname pand aan de Koestraat 109 te Schoonhoven dat tot 1968 als Oudeliedenhuis heeft gediend (foto Hoogendijk, z.j.).
De voorste twee huisjes hebben een tuitgevel met klokvormige beëindiging aan de voorzijde waarlangs een gecementeerde lijst loopt, bekroond door een pinakeltje. Deze huisjes zijn onderling verbonden door een neoklassisistisch, wit gepleisterd, toegangspoortje, waarvan de ronde boog op pilasters rust. Boven de boog bevindt zich een diamantblokken decoratie en daarboven een gevelsteen met het opschrift: ‘hofjes gesticht door van zijll van den ham 1866’. Op de geveltjes zelf zijn gevelstenen aangebracht van grijze steen met zwart geschilderde tekst en decoratie.
De twee huisjes daarachter zijn voorzien van schilddaken.
Voor de ingang ligt een klein tuintje met een pad dat door het hofje heen gaat naar de achtertuin en de Hollandsche IJssel, waar een waterstoep ligt. Aan de straatkant staat een groot, zwart geschilderd hek waarvan de hoekpijlers een denneappel bekroning hebben. Vóór en opzij van de huisjes (op het erf) zijn leilinden geplant.
| |
Het Armenhuis te Schoonhoven
In Schoonhoven had de overheid al veel eerder dan de 19de eeuw (incidenteel) gezorgd voor huisvesting voor de stedelijke of ‘Algemene’ armen. Na de Reformatie werd het klooster van St. Agnes aanvankelijk voor de huisvesting van wezen gebruikt, maar na 1585 voor de armen. In 1631 wordt vermeld dat ‘de cameren in het convent van de Agnieten pro deo worden bewoond’. Kinderen werden, zoals gezegd, over het algemeen bij particulieren ondergebracht. Een voorstel in 1664 om deze kinderen in het weeshuis te huisvesten liep op niets uit.
In 1731 worden de kinderen en arme lieden in de leegstaande gebouwen van het voormalige Gasthuis opgenomen. Ter vermeerdering van hun inkomsten verhuurden de armmeesters daarnaast delen van het complex. In 1776 gaf de stad hun bijvoorbeeld toestemming om de Gasthuiskerk tot een kazerne te verbouwen. Een bovenkamer van het gast- of armhuis was aan het eind van de 18de eeuw (in ieder geval van 1787-1795) verhuurd aan de sociëteit Concordia. Desondanks bleef het onderhoud van de gebouwen een bron van zorg. Een rapport over de staat van het gebouw in 1806 meldde dat het als een nuttig gesticht voor de burgerij moest worden aangemerkt, doch dat het in aanmerkelijk verval was en aanzienlijke reparaties noodzakelijk waren. Aangezien de financiën daartoe niet toereikend waren stelde de raad van de stad voor een deel van de gebouwen af te breken en wel het voorste gedeelte, ‘strekkende van voor de straat tot achter aan de binnenplaats van het gemelde huis (...) met de toren daar zij behorende, mitsgaders de klok, uurwerk, wijzerbord en wat nog meer bij het gebouw behoort’. Waarschijnlijk heeft die afbraak kort daarna zijn beslag gekregen. Het deel waarin de kazerne was ondergebracht bleef bestaan. In 1827 werd de Gasthuiskazerne verkocht en kort daarop ook gesloopt (zie ook het hoofdstuk over de verdedigingswerken). Met de huisvesting van de armen bleef men heen en weer schuiven: de ‘Algemene Armen’ vindt men tussen 1819 en 1852 in het weeshuis aan de Koestraat achter de kerk gehuisvest. Daarna ontbreken verdere gegevens (OAS inv. nr. 11811; OAS inv. nr. 12113; OAS inv. nr. 12114; Van der Molen, 1993, 204-205, 302-303; Visser, 1964, 159 nt. 5).
| |
Het Oude Mannen- en Vrouwenhuis te Schoonhoven
In 1558 is er volgens Van Berkum sprake van ‘manhuysmeesters’, wat het bestaan van een Oude Mannenhuis zou bevestigen. Inderdaad komt in 1562 in het kohier van de tiende penning de vermelding van een ‘manhuys’ voor. Het lag in de Weistraat tussen Lopikerstraat en Stadhuisstraat. Na de opheffing van het Cellebroedersklooster werden de gebouwen aan de Proveniersstraat tot Oude Mannenhuis ingericht. Blaeu geeft het complex ‘het Oude Mannenhuys’ als nr. 7 weer op zijn kaart uit 1648.
Van Berkum meldt een bouwcampagne tussen 1657 en 1665, waarbij acht huisjes tot stand kwamen. In 1688 kwam daarbij een ‘nieuwe gemeene kamer’ en een galerij van drie kolommen breed. Een jaar later werd het complex voltooid met een gebouw waarin een eetzaal, een regentenkamer en een poortgebouw van hardsteen waren ondergebracht en nog eens vier huisjes. Hieraan bouwde men een galerij van elf kolommen.
In 1716 werd het Oude Mannenhuis samengevoegd met het Oude Vrouwenhuis,
| |
| |
367 Schoonhoven, Koestraat 80, voormalig weeshuis.
Plattegronden, doorsneden en situaties in 1828 en 1985.
Schaal 1:300 en 1:3000. Getekend door J.J. Jehee in 1995 naar opmetingen van architectenbureau Van den Boogert uit 1972. Het huidige pand is van 1863 en vervangt een ouder weeshuis dat daar in 1607 was gevestigd. Op de kadastrale minuut van 1828 staat dit pand als een langgerekt, naar achteren toe zich versmallend bouwlichaam ingetekend. De weergegeven toestand is die van 1972, voordat het weeshuis (in 1980) een verbouwing onderging waarbij de keuken aanmerkelijk veranderd is, plafonds zijn verlaagd, trappen deels verwijderd zijn en vertrekken anders zijn ingedeeld.
| |
| |
368 Het voormalige weeshuis uit 1863 aan de Koestraat 80 in Schoonhoven (foto RDMZ, 1995).
369 Ontwerp voor het weeshuis uit 1862 (coll. Streekarchief Krimpenerwaard te Schoonhoven).
dat tot dan toe in het voormalige St. Elisabethklooster aan de Oude Haven was ondergebracht. Kennelijk was er voldoende ruimte, want in 1724 kwamen de proveniers er nog eens bij. Dit gemeenschappelijke Oudeliedenhuis heeft tot 1807 bestaan. Uit financiële overwegingen heeft de raad der stad Schoonhoven besloten het gesticht in dat jaar te ontbinden.
Pas tegen het einde van de 19de eeuw vindt men de zorg voor de oude lieden opnieuw weerspiegeld in de aanwezigheid van een gebouw: op 30 mei 1898 werd een voormalig woonhuis aan de Koestraat 109 als Oudeliedenhuis der Ned. Herv. Gemeente in gebruik genomen en gehouden tot in 1968.
(OAS inv. nr. 12372; Van Berkum, 449-450; Lugard, 1938, 7-8; Visser, 1964, 161, 163).
| |
Het weeshuis
Tot 1581 had Schoonhoven geen weeshuis. Voordien werden de weeskinderen bij voorkeur bij pleeggezinnen ondergebracht. Bij zijn overlijden in 1576 liet een zekere Barend van Hoeff een nalatenschap na, die door de Staten van Holland aan de stad Schoonhoven ter beschikking gesteld werd. Schoonhoven verzocht om het geld aan de stichting van een weeshuis te mogen spenderen. Dit verzoek werd in 1579 toegestaan. In 1581 werden de eerste wezen opgenomen in de gebouwen die voor de Reformatie hoorden tot het klooster van St. Agnes en lagen aan de Koestraat / hoek Schapenstraat. Tot 1585 bleven de wezen daar gehuisvest. Na wat verhuizingen werd in 1607 aan de Koestraat een huis gekocht tegenover de kerk op de plaats waar het huidige ‘weeshuis’ uit 1863 staat.
Op de kaart van Blaeu, de kadastrale minuut en een schilderij, gemaakt vlak voor de afbraak in 1862, is te zien dat het complex uit diverse bouwlichamen bestond. In het naar voren springende linkerdeel waren in de topgevel twee gevelstenen ingebracht. Één met het jaartal 1549 (het bouwjaar van het huis) en één met een stichtingssteen (thans in een bijgebouwtje van het huidige pand ingemetseld). De met rolwerk versierde steen geeft de tekst ‘de heer die wil / geslachten van / hoeef bewaren / want sii doorsaeck / siin van de wees/ kinderen vergaren’. De steen is niet van een jaartal voorzien. Het is mogelijk dat deze bij de bouw is aangebracht. In de archieven is tweemaal sprake van een steen ‘met advys’: in 1612 en 1620. In beide jaren is er een verbouwing uitgevoerd. Over de inhoud van het ‘advys’ wordt niet gerept. Voor het huis lag een tuin die men als groentetuin gebruikte.
Over de indeling van het oude weeshuis is maar weinig bekend. In die begintijd is er sprake van een grote zaal, een bovenzaal, een gang, een keuken met bakhuis, een kaaskamer, zolders die als slaapruimtes werden gebruikt, kelders en natuurlijk een secreet, een loods en een ‘hoenderhuys’ buiten. Teneinde meer inkomsten te
| |
| |
genereren voor het weeshuis werd in 1705 een der kamers omgebouwd tot keur- of gildekamer van het goud- en zilversmidsgilde.
Tussen 1819 en 1852 werd het gebouw niet als weeshuis benut: het diende toen als onderdak voor de ‘Algemene Armen’, die hun onderkomen in de Gasthuiskerkgebouwen immers waren kwijtgeraakt (zie boven).
In 1862 besloot men wegens de bouwvallige staat van het ‘Gereformeerde weeshuis’ een nieuw gebouw neer te zetten. De eerste steen werd op 12 maart 1863 gelegd. Het werd in hetzelfde jaar in gebruik genomen. Het ontwerp is van de hand van Cn Verhey Wzn, Mr. timmerman en opzichter te Ameide. Het werk werd uitgevoerd door plaatselijke aannemers. Op de begane grond lagen de officiële en algemene vertrekken als een regentenkamer (links voor), een kamer voor het Algemeen Armbestuur (rechts voor) en de keuken (links achter). Op de verdieping bevonden zich de slaapruimten.
Tot de Tweede Wereldoorlog is het gebouw als weeshuis in gebruik geweest. Daarna heeft het verschillende functies gehad, waaronder opvang van evacués, huisvesting van verenigingen, peuteropvang en huisvesting van vakscholieren. In 1980 heeft het een ingrijpende restauratie ondergaan. Het is tot achttien wooneenheden verbouwd (Archief van het Gereformeerd Weeshuis te Schoonhoven, inv.nrs. 55 en 57; Van der Molen, 1984, 25, 26, 27, 28; Van der Molen, 1993, 42, 203, 306; Visser, 1964, 159).
| |
Overige gebouwen
Leprozenhuis
In de eerste helft van de 15de eeuw werden de Schoonhovense melaatsen ondergebracht in een Leprozenhuis dat buiten de stad stond aan de Opweg, ter plaatse van de huidige stadsherberg. In 1430 wordt eraan ‘getimmerd’. Het staat op de kaart van Schoonhoven uit 1552 die Pieter Sluyter van het Hofland vervaardigde (ARA, kaartafdeling VTH 2436). Aan het huis was een kapel gebouwd. In 1572 is het door brand verwoest en niet meer als zodanig herbouwd (Visser, 1964, 162-163).
| |
Verenigingsgebouwen
Van 1900 dateren diverse ontwerpen voor het verenigingsgebouw ‘Concordia’ in Haastrecht, van de hand van de architecten F. van der Straaten en H.J. Nederhorst jr., dezelfden die verantwoordelijk waren voor het herstel van de Hervormde kerk in 1897. De opdracht voor het ontwerp voor een ‘kunst- en sportgebouw’ kwam van mevrouw P.M. Lefèvre de Montigny - Bisdom van Vliet, de laatste bewoonster van het huis Bisdom van Vliet. Zij schonk ook een aanzienlijk bedrag om de bouw ervan te doen realiseren. Het gebouw kwam te staan aan de Bredeweg 6, met de achterzijde gekeerd naar de R.K. kerk, ter plaatse van een boerderij, die tot het bezit van de familie Bisdom behoorde. Het werk werd uitgevoerd door dezelfden die verantwoordelijk waren voor de bouw van het huis Bisdom van Vliet 25 jaar eerder: C. Straver en Th. Hooft. De eerste steen werd op 25 juni 1900 gelegd, de eerste uitvoering in het gebouw kon op 30 maart 1901 al plaats vinden.
De opzet, een langgerekt bouwlichaam met aan de uiteinden haaks daarop staande vleugels met topgevels, is sedertdien maar weinig gewijzigd. De architecten gebruikten de inmiddels ouderwetse rondbogenstijl. Het van rode baksteen opgetrokken gebouw heeft helderrode bakstenen lijsten boven vensters en deuren. In de boogzwikken zijn veelkleurige patronen van vlechtwerk in baksteen aangebracht. De gestucte entree in de rechtervleugel is versierd met pilasters en bekroond met een doorbroken fronton. In de linkervleugel is een steen gemetseld met de naam ‘Concordia’, in het middengedeelte de gedenksteen met de ‘eerste steenlegging’.
De behoefte aan een parochiaal verenigingsgebouwen, waar alle katholieke verenigingen hun bijeenkomsten en vergaderingen zouden kunnen houden, in combinatie met lokaliteiten voor de R.K. militaire vereniging, deed het R.K. kerkbestuur H. Bartholomeus te Schoonhoven omzien naar een geschikt bouwterrein. Men vond dat aan de Koestraat ter plaatse van twee vervallen panden (thans
| |
| |
370 Het gebouw Concordia te Haastrecht (foto RDMZ, 1984).
genummerd 102-104-106). In 1911 kwam het verenigingsgebouw St. Jozef naar ontwerp van P. Snel uit Schagen gereed, een fors pand van twee bouwlagen met gekoppelde vensters, versierd met veelkleurige tegels en gevelteksten. Tussen ca 1939 en 1965 fungeerde het gebouw als R.K. militair tehuis. Na het vertrek van de militairen werd de ‘Jozef’ verkocht. Thans fungeert het gebouw, waarvan de tegels en teksten zijn verwijderd, als winkel (De Korte, 1984, 21-22, 27; De monumenten van Schoonhoven, 123).
In Lekkerkerk werd in 1932 naast de kerk aan het Kerkplein het Ge-Ar gebouw neergezet. De afkorting staat voor Geloof in Arbeid. ‘De tendoelstelling van het gebouw beoogt de verheffing van geestelijk en maatschappelijk leven in protestantschen geest’, zo werd al in 1927 geformuleerd. Na een lange voorbereidingstijd, waarin de benodigde financiën bijeen gezocht werden, kon in 1931 De Lekkerkerkse architect G. van der Voet Jr. zorg dragen voor het ontwerp van het verenigingsgebouw, dat een jaar later verwezenlijkt zou worden. Op de begane grond kwamen onder andere een vergaderkamer en een catechisatiekamer, op de verdieping een grote vergaderzaal. Het uit gele ijsselsteen opgetrokken gebouw heeft een door verticale glasstroken gelede voorgevel. In de top prijken de letters GE-AR. |
|