| |
| |
| |
Inventaris van de kerken
Met de Reformatie gingen alle van oorsprong middeleeuwse kerken in de Krimpenerwaard in protestantse handen over. Gebouwen en inventaris hadden door de ‘troubelen’ tijdens de Opstand nogal te lijden gehad. Bij de kerken die gespaard bleven werden alleen zaken die een directe relatie met de roomskatholieke eredienst hadden geamoveerd als sacramentshuizen, altaren, altaargerei en beelden. Voorreformatorische preekstoelen - overigens afhankelijk van de daarop aangebrachte voorstellingen - banken en doopvonten werden pas in de loop der tijd vervangen omdat de smaak veranderde, niet zozeer omdat men daardoor aan het ‘afgodische’ geloof herinnerd werd.
Inventarisstukken van vóór de Reformatie zijn in de Krimpenerwaard zeldzaam. Alleen het midden 16de-eeuwse oxaal in de Grote kerk van Schoonhoven bleef bewaard. Het is in het midden van de 17de eeuw tot herenbank verbouwd. Ouderkerk aan den IJssel had tot de jaren zestig van deze eeuw de hardstenen voet van de middeleeuwse doopvont nog onder de preekstoel staan. Deze is bij een restauratie vervangen door een ‘beter bij de preekstoel passende’ houten voet. De nog resterende voor-reformatorische stukken in de kerk van Krimpen aan de Lek, een altaarvoet en enig gotisch beeldhouwwerk, werden bij de nieuwbouw van de kerk in 1939-1940 op de zandplaat onder de kerk gestort.
Het typisch protestantse kerkinterieur met op een centrale plaats de preekstoel en dooptuin met daaromheen kerkeraads- en herenbanken en verder kerkborden, koperen kronen en lezenaars en zilveren en tinnen avondmaalsstellen, ontwikkelde zich vanaf het eerste kwart van de 17de eeuw in een gestaag tempo. Uit de beginperiode zijn er in de protestantse kerken van de Krimpenerwaard meubelen, koper- en zilverwerk te vinden. In de loop van de tijd trad een aantal veranderingen op die samenhingen met het veranderde gebruik van het kerkgebouw.
278 Opstelling van preekstoel met dooptuin in de kerk van Krimpen aan de Lek voor de afbraak en herbouw van de kerk. Te weerszijden van de preekstoel hangen de nu niet meer aanwezige kerkborden met de Twaalf artikelen des Geloofs en de Tien Geboden (foto RDMZ, 1929, W. Scheepens).
| |
| |
Zo kon er in de 19de eeuw, nadat het begraven in de kerk was verboden, een vast bankenplan ontstaan. In de jaren zestig van deze eeuw verdwenen er nog al wat doophekken, omdat deze de gemeente het zicht belemmerden op de doopplechtigheid. De binnen het doophek staande kerkeraadsbanken kwamen in een aantal gevallen buiten het doophek te staan teneinde de visuele afstand met de gemeente te verkleinen. Bij veranderingen en restauraties werden banken, preekstoelen en hekken verplaatst en in veel gevallen verzaagd om ze passend te maken voor hun nieuwe plaats. Van elders afkomstige onderdelen werden soms toegevoegd om een restauratie te vervolmaken. Bij de komst van moderne verlichting maakten de koperen blakers en kronen plaats voor of werden omgebouwd tot gaslampen en later elektrische verlichting.
Veel is echter verdwenen, soms door onwetendheid en desinteresse, maar in heel veel gevallen door een zucht naar modernisering, waarbij men zich te laat realiseerde dat ‘eenmaal verdwenen’ altijd ‘nooit meer terug’ betekent.
| |
Literatuur
Boon, L., Krimpen door de eeuwen heen, Krimpen aan de Lek, 1984; Citroen, K.A., Haarlemse zilversmeden en hun merken, Haarlem 1988.; Don, P., Voorne-Putten, Zeist/Zwolle, 1992 (De Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst); Dubbe, B., ‘Het Amsterdamse geelgietersambacht in de 17de eeuw, enige meesters’, in: Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 31 (1980), 137-154; Graas, T.G.M., ‘Protestants kerkzilver in Noord-Brabant’ in: Kerkelijk zilver: negen opstellen over kerkelijke zilversmeedkunst red. P.M. le Blanc, Utrecht 1992, 66-92; Groningen, C.L. van, De Alblasserwaard, Zeist/Zwolle 1992 (De Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst); Hoed, T. den, ‘Iets over begrafenissen van Ambachtsheren van 's Heeraartsberg, Bergambacht en Ammerstol’, H.E.K., 9e jrg. (1984), nr. 4, 70-82; Holdermans, N., Geschiedenis der Ned. Hervormde Kerk van Ouderkerk aan den IJssel, 1932. derde druk in 1985; Houtzager, M.E., Merken der Utrechtse edelsmeden, 1598-1740, catalogus Centraal Museum Utrecht, Utrecht 1970; Keijzer, B. de en C.C.J. Lans, De bouwgeschiedenis van het dorp Ouderkerk a/d IJssel. De ontwikkeling van een dijkdorp van het eind van de 15e eeuw tot het eind van de 19e eeuw, Rotterdam 1980; Kölker, A.J., Haastrecht. Hoofdstukken uit het ontstaan en de ontwikkeling van ‘die Steede ende Landen van Haestregt’ tot het begin van de 19e eeuw, Dordrecht 1974; Kuile, O. ter, Koper en Brons, Den Haag, 1986, cat. nr. 175, blz. 130-131; Kunst voor de Beeldenstorm, Noordnederlandse Kunst 1525-1580, '-Gravenhage 1986; Meestertekens van nederlandse goud- en zilversmeden, 2 dln. 's-Gravenhage 1963-1981 (suppl. 1987); Molen-den Outer, B. ter,
Dordrechts goud en zilver, tentoonstellingscatalogus Museum Mr. S. van Gijn, Dordrecht, Dordrecht 1975; Schadee, N.I., Zilverschatten, drie eeuwen Rotterdams zilver, tentoonstellingscatalogus Historisch Museum der Stad Rotterdam, Rotterdam 1991; Swigchem, C.A. van, T. Brouwer en W. van Os, Een huis voor het woord. Het protestantse kerkinterieur in Nederland, 's-Gravenhage 1984; Witsen Elias, J.S., Koorbanken, koorhekken en kansels, Amsterdam 1946; Zilversmeden van de stad Schoonhoven, tentoonstellingscatalogus Goud-, Zilver- en klokkenmuseum Schoonhoven onder red. van S.A.C. Begeer, E. Hak en L. Linhart-du Cloux, Schoonhoven 1981.
| |
Kerkmeubelen
Oxaal
Één van de indrukwekkendste kerkmeubelen in de Krimpenerwaard is het rijk gebeeldhouwde oxaal in de kerk van Schoonhoven, dat uit het midden van de 16de eeuw dateert. Helaas is de maker noch het jaar van vervaardigen ons bekend. Op basis van stijl lijkt een datering omstreeks 1560 reëel. Toen na 1577 de protestanten definitief de Schoonhovense Bartholomeuskerk in gebruik namen, bleef het oxaal dat de afscheiding vormde tussen schip en koor, daar gehandhaafd. Op het oxaal stond een orgel. Tegenwoordig vormt het één geheel met de tweevoudige overhuifde herenbank, die er in 1646 werd voorgezet. Na de laatste restauratie van de kerk is het orgel van het oxaal verdwenen.
Het oxaal bestaat uit drie poorten met poortbogen waarop een galerij/zangtribune staat. De poorten worden onderling gescheiden door vier gecanneleerde pijlers op een hoog voetstuk. De pijlers eindigen met een kapiteel met omkrullend
| |
| |
279 Het oxaal met herenbank in het schip van de Grote kerk te Schoonhoven vóór de grote restauratie van de kerk. Op de tribune staat nog het orgel (foto RDMZ, 1891).
280 Detail van een der gecanneleerde pijlers. De pijler eindigt met een kapiteel met omkrullend bladwerk en gevleugelde paarden als helix (foto RDMZ, 1995).
bladwerk en gevleugelde paarden als helix. De pijlers hebben ieder een rijk gesneden schachtband, versierd met rolwerkcartouches, cherubijntjes, vogels,
281 Druiper met mannelijke hermkaryatide met gevleugelde Victoriën aan weerskanten in de boogzwikken (foto RDMZ, 1995).
blad- en vruchtfestoenen. Op de schachtbanden van de buitenste pijlers komen twee staande vrouwenfiguren voor. Één van de vrouwen is door haar attributen, een leeuw aan leidsel en een schietlood, herkenbaar als ‘de Ethica’. De andere, het pendant, is niet te identificeren, omdat haar attributen afgebroken zijn. De middelste poortboog heeft een enigszins gestrekte boogrug die uitkomt op gecanneleerde dorische pilasters met schachtbanden op dezelfde hoogte als die van de pijlers. Deze zijn aan drie zijden voorzien van snijwerk in de vorm van bladen vruchtenguirlandes, een hermkaryatide in ruim vallende mantel en een opvallende hoofddecoratie, een staande mannelijke figuur met draperie en een man met vruchten op het hoofd. De boog heeft drie sluitstukken waarvan het middelste versierd is met een cherubje. De zij-sluitstukken zijn voorzien van een pausekop met tiara en de kop van een geestelijke met baret. In de zwikken van deze boog is de Annunciatie afgebeeld: in de linker zwik Maria achter een lessenaar waarop een opengeslagen boek ligt. De duif in stralenkrans, symbool van de Heilige Geest, vliegt op haar toe. In de rechter zwik zien we de engel met scepter.
De buitenste poortbogen hebben een dubbele boog die samenkomen in een druiper met hermkaryatide. De sluitstukken zijn versierd met mascarons, leeuwekoppen, gebeeldhouwde koppen, vrouwenkoppen met kindoek en bebaarde
| |
| |
282 Middelste poortboog met de Annunciatie aan Maria (links) door de engel Gabriël (rechts). In het fries erboven ziet men in het midden het Laatste Avondmaal, geflankeerd door links de Mannaregen en rechts Abrahams overwinning op de koningen van het Oosten en zijn ontmoeting met Melchizedek (foto RDMZ, 1995).
283 Detail van de toogpanelen met links Pilatus die zijn handen in onschuld wast en rechts een engel met de doornenkroon (foto RDMZ, 1995).
mannenkoppen. In de zwikken zijn gevleugelde Victoriën geplaatst, met een laurierkrans in de ene en een palmtak in de andere hand. Ze zitten als het ware op de boogrug.
De poortbogen worden bekroond met een hoofdgestel. Architraaf en kroonlijst hebben verkroppingen met in het fries voluutvormige consoles, waarop in hoog reliëf staande engelenfiguren. Tussen de consoles bevinden zich op het fries rijk gesneden voorstellingen.
Boven de twee linkerbogen zijn twee reeksen. In de eerste reeks de Annunciatie aan Maria (links); de Geboorte van Christus, Maria, Jozef en twee engelen aanbidden het pasgeboren Kind (midden); de Verkondiging van de Geboorte aan de Herders (rechts). In de tweede reeks: de Aanbidding van de Drie Koningen (links); Christus lerend in de Tempel, Maria en Jozef staan in de deuropening (midden); de Doop van Christus in de Jordaan (rechts).
Boven de middelste boog ziet men in het midden het Laatste Avondmaal, geflankeerd door twee prefiguraties daarvan, links de Mannaregen en rechts
284 Detail van het vroeg 17de-eeuwse koorhek in Krimpen aan de Lek (foto RDMZ, 1970).
Abrahams overwinning op de koningen van het Oosten en zijn ontmoeting met Melchizedek.
In het fries boven de twee rechterbogen zijn wederom twee reeksen. De eerste reeks met de voorstellingen van Christus biddend in de Hof van Olijven met de drie slapende discipelen en Judas met de soldaten bij de ingang van de hof (links); Mozes en de Koperen Slang (midden); de Graflegging (rechts). De tweede reeks met Jonas en de walvis (links); de Opstanding (in rolwerkcartouche midden) en Samson met de poorten van Gaza (rechts).
De tribune hierboven bestaat uit dertien toogpanelen waarvan de boog gevuld is met gesneden voorstellingen. Boven de twee buitenste poorten engelen ten halve lijve met passiewerktuigen. Boven de middelste poort in het midden de Kruisdraging, rechts daarvan Pilatus, die zijn handen in onschuld wast en links daarvan Kajafas, die zijn mantel scheurt (Witsen Elias 1946, 59-62, Kunst voor de Beeldenstorm, 87-89).
| |
Koorhek
In de Hervormde kerk van Krimpen aan de Lek staat een koorhek dat waarschijnlijk tegelijk met de vóór het hek geplaatste preekstoel uit 1615 als een geheel is gemaakt. Het is het enige oude koorhek dat in de Krimpenerwaard bewaard gebleven is. Voor de afbraak van de middeleeuwse kerk stond het hek met de preekstoel op de scheiding tussen schip en koor. In de tegenwoordige kerk zijn hek en preekstoel tegen de achterwand geplaatst. Het hek bestaat uit drie boven elkaar geplaatste onderdelen. Het onderstel heeft toogpanelen. De gecanneleerde pilasters tussen de togen hebben bovenaan beslagwerk- en wortelversiering in ebbehout. Op het onderstel staan twee open zones met gedraaide balusters, onderling verbonden door een boogstelling. Bij de herplaatsing is het hek opnieuw gecomponeerd. De dubbele pilasters aan de buitenzijde zijn gesplitst in enkele pilasters ter weerszijde van de zijgedeelten. Het basement van
| |
| |
de betimmering werd, evenals de plint en de kroonlijst, geheel vernieuwd. Voor de aansluiting met de voorfronten der kerkeraadsbanken zijn twee panelen met bijpassende profilering, plint en deklijstje bijgemaakt.
| |
Preekstoelen
Is er in de meeste kerken van het oude meubilair veel verdwenen of verzaagd, in bijna alle kerken is de preekstoel nog wel oud. De oorspronkelijke plaats heeft zij meestal niet behouden. Bij de herinrichting der interieurs - doorgaans bij een restauratie - werd ook de preekstoel nog al eens verplaatst. Bij die gelegenheid vonden er in sommige gevallen wijzigingen plaats als het veranderen van een staande in een hangende dispositie, dan wel het vernieuwen van klankbord en/of trap.
285 Cartouche met het jaartal 1650 aan de preekstoel van Willige Langerak (foto RDMZ, 1979).
| |
De zeventiende eeuw
In de kerken in de Krimpenerwaard bevinden zich zes preekstoelen uit de 17de eeuw (Ammerstol, Bergambacht, Berkenwoude, Krimpen aan de Lek, Ouderkerk aan den IJssel en Willige Langerak) waarvan er drie gedateerd zijn: Krimpen aan de Lek uit 1615, Willige Langerak uit 1650 en Berkenwoude uit 1686. Op een aantal preekstoelen komen de initialen van de schenkers voor en in één geval, Berkenwoude, die van de vervaardiger. De preekstoelen zijn alle gemaakt van eikehout en hebben alle een zeszijdige vorm. Zij zijn samengesteld uit een klankbord, een ruggeschot met baretknop, een kuip, een voet of ‘lampet’, een beëindiging in de vorm van een grote druppel en een trap.
Preekstoelen uit de eerste helft van de 17de eeuw zijn over het algemeen op de kuip en het ruggeschot voorzien van bewerkte toogpanelen. De ornamentiek bestaat aanvankelijk uit beslagwerk, knorren, gecanneleerde pilasters en (gestileerde) florale motieven. In de tweede helft van de 17de eeuw worden in de noordelijke Nederlanden in de architectuur vooral festoenen, bloemmotieven, dier- en mensfiguren toegepast. De meubelkunst neemt al vrij snel daarna deze motieven over. Ook aan de preekstoelen ziet men na het midden van de 17de eeuw dergelijke versieringen (Berkenwoude).
Hoewel de preekstoel van Bergambacht niet voor deze kerk gemaakt is, wordt zij toch hier besproken. De ogenschijnlijk 17de-eeuwse preekstoel in Haastrecht, na de brand in 1964 in de kerk opgesteld, is maar zeer ten dele oud. Zij is in 1964 gemaakt, met gebruikmaking van enkele, uit een Dordtse (?) kerk afkomstige, oude preekstoelfragmenten. In Lekkerkerk staat een preekstoel die in 1980 vervaardigd werd door Den Ouden en Kortlever uit Nieuwpoort. Het is een
286 Preekstoel uit 1615 in Krimpen aan de Lek (foto RDMZ, 1970).
nagenoeg exacte kopie van het oorspronkelijke exemplaar uit de eerste kwart van de 17de eeuw, dat in 1980 verbrandde.
De oudste preekstoel staat in Krimpen aan de Lek. Preekstoel en bijbehorend koorhek (zie boven) zijn bij de herplaatsing in de nieuwe kerk in 1939-1940 gerestaureerd. De druiper is in deze tijd aangebracht. De kuip is wel origineel en dateert uit 1615. Zij bestaat uit rechthoekige panelen, waarvan de voorste drie versierd zijn met een rolwerk-cartouche. Daarop is het jaartal 1615 aangebracht, een wapenschild met gekruiste ankers en de initialen van de schenkers van de preekstoel: a.t.a. (Admiraliteit Tot Amsterdam), a.t.r. (Admiraliteit Tot Rotterdam), a.t.h. (Admiraliteit Tot Hoorn) en de woorden: pugno pro patria (Ik vecht voor het vaderland, het motto van de Admiraliteit). De gekruiste scheepsankers vormen het symbool in het wapen van de Admiraliteiten, bestaande uit de colleges van Middelburg, Rotterdam, Amsterdam, Hoorn en Dokkum. Op de hoeken van de kuip staan overhoeks geplaatste ionisch halfzuilen. Het ruggeschot bestaat uit een toogpaneel dat gelijk is aan die van het koorhek. De gedraaide bollen aan het klankbord zijn bij de restauratie in 1939-1940 toegevoegd, evenals de spiltrap. De preekstoel was een schenking aan Krimpen in verband met de geleden schade na het beleg in 1575-1576. Het was niet ongebruikelijk dat steden en instanties in die tijd bijdroegen in het herstel van een kerk in de vorm van roerende zaken. Meestal bestond een dergelijke schenking uit gebrandschilderde glazen. Aan de kerk van Haastrecht schonken de Staten van Holland en Westvriesland een gebrandschilderd raam met het wapen van Holland. Ook de stad Amsterdam schonk in 1612 een glas als bijdrage in de reparatie van de kerk die ‘geheelyker afgebrant en tot der gronden toe ter neder
| |
| |
287 De vroeg 17de-eeuwse preekstoel in Ouderkerk aan den IJssel (foto RDMZ, 1993).
gevelt is geweest’. De kerk te Lekkerkerk, die in 1615 gedeeltelijk werd herbouwd, kreeg glazen van de steden Amsterdam en Gouda. (Boon, 75; Kölker, 1974, 198)).
De preekstoel uit Ouderkerk aan den IJssel kan op stilistische gronden eveneens in het eerste kwart van de 17de eeuw gedateerd worden. De toogpanelen van de kuip met cirkelvormen in de zwikken, vlechtbanden op boog en pilasterschachten en de beslagwerk- en wortelversiering op de overhoeks geplaatste gecanneleerde Ionisch pilasters zijn van eenzelfde type als de toogpanelen van het koorhek in Krimpen aan de Lek. De staande preekstoel rustte oorspronkelijk op de voet van een hardstenen middeleeuws doopvont die bij de restauratie in de jaren zestig van deze eeuw vervangen is door het tegenwoordige zeshoekige voetstuk van paneelwerk.
Het ruggeschot bestaat uit een toogpaneel met Dorische pilasters met in het boogveld een staande vrouwenfiguur met het anker van de Hoop. In de boog staat de tekst: Heere, op uwe Salicheijt wachte ick. Gen. 49. v 18. Het ‘beschrijven’ van preekstoelen met (bijbel)teksten vond vooral in de beginperiode van de Reformatie plaats. De bijbeltekst op het schot en de overige ornamenten op deze preekstoel kunnen alle in het eerste kwart van de 17de eeuw worden gedateerd. De versiering van het boogveld van het achterschot dateert stilistisch echter uit het derde kwart van de 17de eeuw en zal dus waarschijnlijk later aan het ruggeschot zijn toegevoegd. Volgens Holdermans zou het snijwerk van de stoel met rugstuk in 1667 ontworpen en gedeeltelijk vervaardigd zijn door een houtsnijder uit Dordrecht. Te controleren valt deze stelling niet meer want de archiefstukken waarop hij zich baseerde zijn sedertdien verdwenen. Het zeshoekige klankbord is nieuw.
288 De voet van de Ouderkerkse preekstoel met zes (originele) voluutvormige steunen met gecanneleerde ribben, die bovenaan uitlopen in ionische kapitelen en onderaan in leeuweklauwen (foto RDMZ, 1993).
De zeer eenvoudige preekstoel in Ammerstol dateert waarschijnlijk uit de eerste helft van de 17de eeuw. De staande preekstoel heeft een zeshoekige stenen voet en een tulpvormige overgang van voet naar kuip met zes bruin geverfde, onbewerkte ribben. De kuip wordt gevormd door toogpanelen met op de hoeken geknikte Toscaanse pilasters. De moderne trap is in een eikehout-imitatie geverfd.
Willige Langerak heeft een preekstoel uit 1650. De voet van de staande preekstoel is nieuw. De kuip bestaat uit toogpanelen, waarvan de bogen zijn versierd met acanthusbladeren en rozetten. Het fries van het hoofdgestel van de kuip is met afgewende knorren versierd. In het midden staat het jaartal 1650 in een cartouche gesneden. Het ruggeschot met baretknop bestaat ook uit een toogpaneel. De opengewerkte vleugels zijn een restauratieprodukt. Het klankbord is een regelmatige zeshoek en heeft de vorm van een hoofdgestel. In het fries met afgewende knorrenlijst staat wederom het jaartal 1650. Onderaan de kroonlijst hangen zes gedraaide bollen.
De preekstoel uit Bergambacht is afkomstig uit de afgebroken kerk van Middelie (N.H.) en kreeg na de restauratie van 1974 een plaats in de kerk. Voor die tijd stond er een neogotische preekstoel die dateerde van na de kerkbrand van 1891. De tegenwoordige hangende preekstoel heeft een druiper die eindigt in een gedraaide bol. Op de hoeken van de kuip staan Toscaanse gecanneleerde halfzuilen met schachtbanden. De kuip zelf is van paneelwerk, evenals het achterschot, dat geflankeerd wordt door twee gecanneleerde Toscaanse pilasters. Aan
289 Het beeldhouwwerk met de Hoop op het ruggeschot van de preekstoel te Ouderkerk (foto RDMZ, 1993).
weerskanten zijn er opengewerkte vleugels. Het zeshoekig klankbord en de trap zijn nieuw. Deze sobere preekstoel zou uit 1661 dateren.
De preekstoel in Berkenwoude, die in 1686 werd gemaakt, vertoont zowel de toen al ouderwetse toogpanelen als een ‘moderne’ versiering met festoenen. Het is een staande preekstoel op balustervormige voet. De kuip bestaat uit toogpanelen met op de hoeken Toscaanse pilasters, waarvan de schachten versierd zijn met afhangende bloemfestoenen. In elke festoen is een dier verwerkt: een eekhoorn, een haan en twee keer een duif. In twee voorste festoenen zijn ook wapenschilden met initialen aangebracht: i.a.b.k.m.r (Jacob Adryaensz. Backer, kerkmeester) en w.d.k.k.m.r (Willem Dirckz. Kock, kerkmeester). De boog van het voorste toogpaneel heeft een rechthoekige cartouche met draperieën en de initialen: a.v.s. schout (Adryaen van Steversloot). Het achterschot van de preekstoel wordt gevormd door een toogpaneel, geflankeerd door twee Toscaanse pilasters met festoenen. De vleugels zijn met de restauratie (1973-1974) verdwenen. Het
| |
| |
290 De preekstoel uit 1650 te Willige Langerak (foto RDMZ, 1979).
291 De hangende preekstoel uit 1661 in de kerk van Bergambacht (foto RDMZ, 1993).
zeshoekig klankbord is versierd met kleine rechthoekige schildjes met festoenen. Op het voorste schildje staat: Mr m. van t hof. (koster, voorzanger, schoolmeester en doodgraver). De trap van deze preekstoel is nog origineel, wat uitzonderlijk is. Het toegangsdeurtje is voorzien van een fraai koperen handvat.
Op deze preekstoel prijken niet alleen de namen en initialen van de schenkers/opdrachtgevers, ook de maker signeerde en dateerde zijn werk. In het fries van het ruggeschot staat: ‘J.B. fecit 1686’. Misschien zijn dit de initialen van Jan Brouwers, degene die de in 1684 vervaardigde preekstoel van Giessen Nieuwkerk van zijn naam voorzag (Van Groningen, 1992, 204).
| |
De achttiende eeuw
In de 18de eeuw verandert het type preekstoel weinig, de decoratie volgt de gangbare stijlen in de meubelkunst.
In Schoonhoven staan twee preekstoelen uit 1777, een in het schip en een kleinere in het koor. Het exemplaar in het schip is een vierkante, staande preekstoel. De rechthoekige voet is grotendeels modern. De vierkante kuip heeft afgeschuinde hoeken die pilasters vormen, waarvan de schachten versierd zijn met het zgn. geteld geld- of pailletten-motief. De panelen van de kuip dragen versieringen in Lodewijk XVI-stijl: in het midden van elk paneel prijkt een ovaal medaillon met profiel- en parellijst, opgehangen aan een gestrikt lint en met afhangende laurierguirlande. Het rechthoekige klankbord in de vorm van een hoofdgestel heeft eveneens afgeschuinde hoeken en is versierd met een staaf- en parellijst en een eierlijst. Aan de onderzijde is een rozet aangebracht. De toegang, met moderne trap, bevindt zich nu aan de achterzijde. Oorspronkelijk stond de preekstoel tegen een van de zuilen aan de zuidkant in het schip. De toegang was aan de zijkant. De scharnieren zijn nog zichtbaar. Het achterschot hangt tegenwoordig in de consistoriekamer.
In het Kerkvoogdijarchief wordt in 1777 over deze preekstoel het volgende vermeld: ‘Betaelt Aan d'Heer Weijland, Mr. Schilder te Gouda, Voor het Verlakken Van de Nieuwe Predikstoel en Doophek bij quitantie f. 42-2-0’; ‘Betaalt Aan de Dorse Schipper Voor Vragt Van de Nieuwe Predikstoel bij quitantie f. 12, -’ en ‘Betaelt Aan d'Heer Van der Linden te Dord Voor het maken van den Nieuwe Predikstoel bij quit. f. 782-2-’ (Archief van de NHG, Kerkvoogdijarchief, jaarrekeningen, inv. nr. 42, 1767/68-1798/99). In de Grote kerk te Dordrecht bevindt zich een schitterende rococo preekstoel uit 1753-'56 met marmeren kuip, waarvan de mahoniehouten bekroning en het doophek ontworpen zijn door Jan van der Linden. Het is mogelijk dat de Van der Linden van de preekstoel uit Schoonhoven en Jan van der Linden uit Dordrecht familie zijn.
| |
| |
292 In Berkenwoude staat deze rijk gesneden preekstoel uit 1686 (foto RDMZ, 1977).
293 De preekstoel van 1777 achter het 17de-eeuwse doophek in de Grote kerk van Schoonhoven (foto RDMZ, 1984).
294 De vroeg 19de-eeuwse preekstoel in de kerk van Gouderak, afkomstig uit de Remonstrantse kerk te Utrecht (foto RDMZ, 1993).
In het koor van de kerk in Schoonhoven staat een eveneens uit 1777 daterende stoel, ooit bestemd voor de voorzanger, samengesteld van paneelwerk met bijbehorende houten lezenaar. In dat jaar werden uit het 17de-eeuwse doophek stukken gezaagd om ruimte te maken voor deze ‘voorzangersstoel’. Bij de laatste grote restauratie werd de voorzangersplaats uit het doophek verwijderd en in het koor opgesteld.
| |
De negentiende eeuw
Een zeer op de Schoonhovense preekstoel gelijkend exemplaar staat in de kerk van Gouderak. Deze preekstoel is samen met de koperen lezenaar afkomstig uit de voormalige Remonstrantse kerk aan de Kromme Nieuwe Gracht in Utrecht, die in de jaren tachtig van deze eeuw - toen de Remonstrantse kerk aan de Kromme Nieuwe Gracht werd opgeheven - in Gouderak een plaats kreeg. Bij die gelegenheid zijn voet en trap ingekort. Het is een vierkante preekstoel op een geprofileerd voetstuk, aan drie zijden versierd met laurierbladen aan een strik. De voet wordt bekroond met acanthusbladversiering. De gebogen onderkanten van de kuip zijn aan twee zijden met doekfestoenen versierd. Midden op de panelen van de kuip zijn cirkelvormige medaillons met parelrand aangebracht, omgeven door lauriertakken met een strik aan de boven- en onderkant. Op de overhoeks geplaatste hoekpilasters hangende laurierranken. Het rechthoekige ruggeschot heeft een paneel met doekfestoen, baretknop en een fries met bladranken. Te weerszijden staan pilasters met eikebladversiering. Acanthusbladconsoles dragen een gekorniste lijst. Het vierkante klankbord is op de hoeken afgeschuind en versierd met tand-, eier- en staaf-parellijsten. De gebogen trap bestaat uit balusters. De trappalen hebben acanthusbladversiering.
De preekstoel dateert uit omstreeks 1830 en vertoont grote overeenkomsten met de preekstoelen in Meerkerk, Nieuwpoort en Lexmond uit respectievelijk 1832?, 1842-'43 en 1852 (zie ook: Van Groningen, 1989, 97 en Van Groningen, 1992, 207-208).
| |
Doophekken en banken
Doophekken omsluiten de ruimte rond de voet van de preekstoel. Deze ruimte duidt men veelal aan als ‘dooptuin’. Hierbinnen vond, zoals de naam al aangeeft, de doopplechtigheid plaats. Ook was dit de plaats voor de kerkelijke ambtsdragers en de voorzanger. Op het hek was steeds een voorzangerslezenaar bevestigd. Bovendien schermde het doophek het liturgisch centrum af. Het doophek ontstond al in de beginperiode van de inrichting van protestantse kerken in het
| |
| |
295 De dooptuin in de kerk van Ouderkerk aan den IJssel. Het doophek dateert van 1643 (foto RDMZ, 1993).
296 Doophek en herenbank uit de eerste helft van de 17de eeuw in de kerk te Ammerstol (foto RDMZ, 1981).
laatste kwart van de 16de eeuw. De dooptuin is zelfs een van de hoofdkenmerken geworden van het protestantse kerkinterieur en bleef dat tot ver in de 20ste eeuw. In onze tijd zijn velen het doophek gaan beschouwen als een ongewenste barrière tussen gemeente en het liturgisch centrum en veel doophekken zijn in deze eeuw dan ook uit de kerken verwijderd.
In de Krimpenerwaard hebben vijf doophekken de tand des tijds getrotseerd. Die te Schoonhoven, Ouderkerk aan den IJssel, Ammerstol en Berkenwoude dateren uit de 17de eeuw. Het zijn allemaal doophekken met een gesloten onderstel, waarop een open ‘doorzichtig’ deel met spijlen of balusters staat. In Krimpen aan de Lek staat een 18de-eeuws doophek.
Het doophek in Schoonhoven dateert waarschijnlijk uit de eerste helft van de 17de eeuw. Het bestaat uit een onderstel van paneelwerk waarop balusters staan met een boogstelling. De zijkanten van het doophek hebben deuren met koperen handvatten in kwabstijl. Toen in 1777 de huidige preekstoel werd gemaakt werden stukken van het hek afgezaagd om een plaats voor de voorzanger uit te bouwen. Bij de restauratie van 1927-'34 is het doophek naar zijn huidige plaats gebracht. Bij de laatste restauratie werd de voorzangersplaats met lezenaar uit het doophek verwijderd en in het koor opgesteld. De opening die toen ontstond wordt nu overspannen door een koperen doopboog, in 1982 gemaakt door de Schoonhovense Jan van Ipenburg. Binnen de dooptuin staan twee drievoudige bankenblokken voor de kerkeraad. De pilasters van het voorste schot zijn versierd met ebbehouten wortels. De zittingen van de banken rusten op Toscaanse zuiltjes.
Het doophek in Ouderkerk aan den IJssel dateert uit 1643 (Holdermans, 14). Het heeft een onderstel van paneelwerk waarop balusters staan.
Het doophek in Ammerstol stamt uit dezelfde periode als de preekstoel aldaar (XVIIA). De toogpanelen van de preekstoel komen ook voor op het onderstel van het doophek. Op het hek staat een houten voorzangerslezenaar met voluutvormige versieringen en gedraaide houten bollen op de hoeken.
Ook het doophek in Berkenwoude met een onderstel van paneelwerk en gedraaide spijlen is waarschijnlijk tegelijk met de preekstoel in 1686 gemaakt. Oorspronkelijk stonden hier binnen de dooptuin de twee kerkeraadsbanken die nu tegen de zijwanden buiten de dooptuin zijn opgesteld. Sommige onderdelen van het paneelwerk sluiten aan bij het doophek. De overige onderdelen, waaronder de opengewerkte opzetstukken, dateren uit later tijd. Bij de laatste restauratie in de jaren zeventig zijn de oorspronkelijke luifels der banken verdwenen.
| |
| |
297 Middendeel van het Krimpense doophek met het wapen van Martinus van Barnevelt (1691-1775), de toenmalige ambachtsheer van Krimpen aan de Lek (foto RDMZ, 1970).
Een zeer fraai doophek uit waarschijnlijk 1735 staat in Krimpen aan de Lek. Het doophek is tegenwoordig vijf vakken breed en springt trapsgewijs naar voren. Het middelste en meest vooruitspringende vak is gesloten, de overige vier vakken zijn gedeeltelijk opengewerkt. Het voorste vak is aan de bovenzijde gewelfd en loopt iets hoger op dan de rest van het hek. De verhoging is versierd met acanthusbladeren en met een lijst van afwisselend een acanthusblad en een schelp. Midden op het paneel prijkt het gekroonde wapenschild van Martinus van Barnevelt (1691-1775), de toenmalige ambachtsheer van Krimpen aan de Lek. Rond het wapenschild lopen een parellijst en omkrullende acanthusbladeren. Onderaan zit een lamberkijn en een draperie, waarop de tekst: weledl gest heer m. van berneveld raad en vroetschap der stat gornighem heere van crimpen op de lecq etz. etz. en mevrouwe m. bruynigh. Het paneel wordt aan weerskanten geflankeerd door twee geknikte voluten met acanthusbladversieringen. In de krul een druiventros en rozet. De vier overige panelen hebben een dichte onderkant met in het midden een rozet en een opengewerkte bovenste zone, met symmetrisch gerangschikte, geknikte S-voluten van acanthusbladeren. Op drie van de vakken is een gekroond wapen met banderol aangebracht waarop staat: crimpen op de lecq; i: van der geer schepen n: de iong zijn vrouw en i:k van holst schouten secret tot crimpe op d. lek w. verhoef zijn vrouw. Op het meest rechtse vak prijkt op deze plaats een gekroonde schelp, waarin de walvisvaart is afgebeeld, verwijzend naar een voor die tijd voor Krimpen belangrijke tak van handel. Onder de schelp een banderol met de tekst: de groenlandse vissery. Bovenop het hek staan gedraaide ebbehouten bollen.
Bij de restauratie in 1939 zijn twee gesneden panelen, die oorspronkelijk links langs het zijpad waren aangebracht, in het voorfront geplaatst, ter weerszijde van de middenrisaliet. Het paneel dat ter rechterzijde van het middengedeelte aanwezig was, is verbreed en vormt nu de verbinding van de vooruit springende middenpartij en het gedeelte rechts. Plinten en onderzijde van de stijlen zijn vernieuwd.
Op het doophek prijkt een bijbehorende houten voorzangerslezenaar op een stam van acanthusbladeren. Het blad is omlijst met acanthusbladranken met bovenaan een schelp en twee voluten. Centraal motief is een gestileerde Franse lelie. Het blad is tussen het centrale motief en omlijsting opgevuld met een ruitmotief.
Binnen het doophek staan links en recht van de preekstoel twee enkelvoudige banken van paneelwerk. Bij de restauratie in 1939 zijn de banken samengesteld uit de bestaande.
Een bijzonder geval is het doophek in Willige Langerak. Het werd in 1991 nagesneden naar het oorspronkelijke, afgedankte(!) 17de-eeuwse exemplaar dat thans in de St. Laurenskerk te Rotterdam staat opgesteld.
In Willige Langerak staat buiten het doophek, naast de grote herenbank ook een bank, die men als kerkeraadsbank aanduidt en die ooit binnen het doophek stond. Hetzelfde geldt voor een kerkeraadsbank die links van de herenbank staat. Het is een enkelvoudige bank met hoog achterschot van toogpanelen, onderling gescheiden door gecanneleerde pilasters. In de zwikken zijn gevleugelde engelenkopjes
298 Kerkeraadsbank in Willige Langerak uit het midden van de 17de eeuw (foto RDMZ, 1979).
aangebracht waarvan de gezichten zijn afgezaagd. Het lage voorschot bestaat uit paneelwerk. De bank dateert, evenals de andere banken in Willige Langerak uit het midden van de 17de eeuw.
| |
Herenbanken
Banken voor de ambachtsheer, kerkelijke ambtsdragers en gemeenteleden kan men in bijna alle kerken nog vinden. De kerkeraadsbanken kwamen hierboven al ter sprake. Het rijkste van uitvoering zijn de banken voor de plaatselijke heer en de overige gezagsdragers. Deze ‘herenbanken’ werden over het algemeen niet zo gauw als andere banken bij restauraties geamoveerd of geheel verzaagd. Integendeel, zij werden opgeknapt, hetgeen overigens vaak inhield dat latere toevoegingen of toevoegingen in een andere houtsoort werden verwijderd.
In Schoonhoven is in het midden van de 17de eeuw het 16de-eeuwse oxaal onderdeel geworden van een tweevoudige overhuifde herenbank. De middelste plaats van de achterste bank was voor de baljuw. Links en rechts van hem zaten de beide burgemeesters en de ‘president’. Naast hen was de plaats voor de oudburgemeesters.
| |
| |
299 Oxaal en herenbank in de Grote kerk van Schoonhoven (foto RDMZ, 1984).
De voorste bank was bestemd voor de schepenen, vroedschapsleden en oud-schepenen. De hiërarchie in de zitplaatsen is duidelijk door accenten in de architectuur van de bank.
Het voorschot van de acht traveeën brede bank is geplaatst tussen de poorten van het oxaal en bestaat uit kussenpanelen gescheiden door pilasters, waarvan de schachten versierd zijn met pailletten-motieven en vruchtenfestoenen. Tussen de twee middelste panelen is een pilaster aangebracht met een verdiepte schelpnis en een trofee van bijbels.
Het voorschot van de tweede bankenrij is van paneelwerk. Aan de achterzijde van dit voorschot zitten afgeschuinde lessenaars voor de drie erezetels onder de overhuiving. De achterste rij telt zeven zetels met zeven ebbehouten baretkapstokken. In het midden zijn de drie erezetels in het achterschot geaccentueerd door drie verhoogde toogpanelen, waarvoor een vooruitspringend gedeelte, bestaande uit vier gecanneleerde Toscaanse zuilen, die een korte luifel dragen. De onderzijde van de luifel heeft in het midden een afhangende druiper met vruchten en druiventros en aan weerskanten een rozet met afhangende druiventros. De zuilen zijn voor 1/3 versierd met rozetten in een cirkel op gestippeld fond. Aan weerskanten van het overhuifde gedeelte aan iedere kant zijn er nog twee zitplaatsen, afgesloten door een zuil. De buitenste traveeën worden gevormd door een smaller, eveneens laag toogpaneel, waarboven paneelwerk. Deze toogpanelen zijn de deuren, die vanuit het koor toegang geven tot de achterste bankenrij. De voorste bankenrij is toegankelijk via deurtjes aan de zijkant met koperen hengsels in kwabstijl. De koorzijde van het achterschot is van paneelwerk en de twee deuren zijn versierd met een boogrug in kwabstijl. Het koperen handvat is hetzelfde als boven beschreven. Boven het gedeelte van paneelwerk een vooruit springende tribune met vier corinthische gecanneleerde pilasters met een schachtband, versierd met tweemaal een engelenkopje en mascarons. In het fries vier bladwerkconsoles met mascarons.
In het Kerkvoogdijarchief staat bij het jaar 1646: ‘Op ten 23e July 1646 als de
| |
| |
300 De regeringsbank uit 1650 met de 19de-eeuwse verhoging in de kerk van Willige Langerak (vóór de vernieuwing van het doophek) (foto RDMZ, 1979).
301 De midden 17de-eeuwse herenbank links van de preekstoel in Willige Langerak (foto RDMZ, 1979).
bestedingh is gedaen van t heeren gestoelt voor 800 gul. aen Claes Christoffelsz als laechste insetter...’ (Archief van de NHG, Kerkvoogdijarchief, rekeningen, inv.nr. 38, 1628-1648). Uit de archivalia blijkt verder dat in dezelfde tijd ook het oxaal ‘verstelt’ en het koor verhoogd werd. Claes Christoffelsz. is waarschijnlijk niet de uitvoerende handwerksman, maar eerder een aannemer, die het werk uitbesteedde aan timmerlui, schrijnwerkers en beeldsnijders.
Midden op het fries van het voorschot van de ‘regeringsbank’ in Willige Langerak prijkt een cartouche met het jaartal 1650. De bank staat rechts van de preekstoel en was bestemd voor de magistraat. In de 19de eeuw is het achterschot verhoogd en is de luifel met fronton toegevoegd. Het 17de-eeuwse achterschot heeft tien toogpanelen, onderling gescheiden door gecanneleerde pilasters, zonder kapiteel en basement. De toogpanelen hebben een geholde tandlijst, ranken in de boog en rozetten in de zwikken. Het voorschot is van paneelwerk met gecanneleerde pilasters en wordt afgesloten met een afgewende knorrenlijst. Op het 19de-eeuwse fronton staat te lezen: ‘Gemeente Bestuur van Willige Langerak en Zevender’. In deze kerk staat links van de preekstoel eveneens een grote tweevoudige herenbank met luifel in de vorm van een hoofdgestel, die links door een corinthische zuil met gecanneleerde schacht gedragen wordt. De bank is zes traveeën breed. Het hoge achterschot bestaat uit toogpanelen met geholde tandlijst, gescheiden
302 Een van de kerkeraadsbankjes uit het midden van de 17de eeuw aan de linkerkant van de dooptuin in Ouderkerk aan den IJssel (foto RDMZ, 1993).
door gecanneleerde pilasters. Ook het tussenschot en het voorschot zijn versierd met toogpanelen. Op de luifel zijn alliantiewapens aangebracht. Ook deze bank dateert uit het midden van de 17de eeuw.
In Ammerstol staat tegen de noordmuur een eikehouten herenbank uit de eerste helft van de 17de eeuw. De tweevoudige herenbank is drie traveeën breed. Het achterschot en het voorste schot bestaan uit toogpanelen met geholde tandlijst en gecanneleerde Dorische pilasters. Het achterschot wordt bekroond met een hoofdgestel en een gebroken fronton. Het fries is versierd met consoles van acanthusblad. In het fronton staat een gekroond wapenschild: gevierendeeld, bestaande uit de wapens van Lockhorst, 's Heeraartsberg, Ammerstol en Bergambacht, met hartschild Renesse. Als schilddragers fungeren twee gouden griffioenen. Het voorste schot wordt bekroond met een hoofdgestel, waarvan het fries versierd is met ranken. Het middelste schot heeft kornissingen. Het wapen in het fronton is van later datum en zal dateren uit de tijd dat Johan Adolf van Renesse heer van Lockhorst, Ammerstol, 's Heeraartsberg en Bergambacht was (1732-1766).
In de kerk van Ouderkerk aan den IJssel staan twee regeringsbanken tegen de noord- en zuidzijde van het schip, beide enkelvoudig, acht traveeën breed en niet overhuifd. De ene bank was bestemd voor de schout en de regeerders van Ouderkerk, de andere voor die van Krimpen aan den IJssel en Stormpolder. De bank aan de noordkant bestaat geheel uit toogpanelen met geholde tandlijst en drie knoppen in de boog. In de zwikken zijn druivetrossen aangebracht. Het
| |
| |
303 Detail van een der banken met een pauw die aan bloemen pikt (foto RDMZ, 1993).
voorschot heeft een uitkragende kroonlijst met fries met afgewende knorren en acanthusblad. Boven de pilasters in het fries bevinden zich gebeeldhouwde leeuwekoppen. Het achterschot wordt bekroond door een hoofdgestel met gebold fries. Het fries van het voorschot van de bank aan de zuidzijde heeft geen knorren noch leeuwekoppen, maar is een glad, gebold fries, zoals ook bij het achterschot het geval is. Deze banken zouden in 1667 zijn gemaakt door timmerlieden uit Rotterdam (Holdermans, 15).
In de transeptarmen staan nog twee (kerkeraads?) banken. Ze zijn drie traveeën breed, enkelvoudig, niet overhuifd en rijk geornamenteerd. De bank in zuidelijke transeptarm heeft een voorschot en zijkanten (deuren) van toogpanelen met gevleugelde engelenkopjes in de zwikken. De uitkragende kroonlijst is versierd met afgewende knorren, uitlopend in bladwerk in zwaar reliëf. Boven de pilasters van de panelen zijn leeuwekoppen aangebracht. Het achterschot bestaat uit twee rechthoekige panelen, waarop doekfestoenen met bloemen, wingerdranken en eiketakken, waarin een papegaai en een pauw verwerkt zijn. Tussen de panelen drie pilasters met op de schachten afhangende festoenen met bovenaan een strik en onderaan een kwastje. De festoen links is een bloemenrank, waarin een vogel aan een vrucht pikt. In het midden is gekozen voor een wingerdrank met bloemen en een putto. Rechts zijn het lauriertakken met bloemen en wederom een vogel, die aan een vrucht pikt. De bank wordt bekroond door een hoofdgestel met drie consoles met gebeeldhouwde koppen. Op de architraaf: vier doekfestoenen met laurier-, eike- en wingerdranken met bloemen en alle met een pikkende duif. De bank in de noordelijke transeptarm is slechts in details verschillend van die in de zuidelijke transeptarm.
Uit rekeningen is bekend dat het snijwerk in 1668 is aangebracht (Holdermans, 14, De Keijzer, 1980, 38).
In de kerk van Krimpen aan de Lek staan twee herenbanken, die tijdens de restauratie in 1939 zijn gemaakt van het materiaal van wat oorspronkelijk één regeringsbank was. Ruggen, zittingen en luifel zijn nieuw, de panelen met uitgespaarde hoeken en in de uitsparingen een rozet dateren uit het laatste kwart van de 18de eeuw. Op een van de banken prijkt op de overhuiving het gekroonde wapen van Krimpen aan de Lek te midden van lauriertakken en guirlandes van eikebladeren. Onder het wapenschild een banderol waarop krimpen - op de lecq.
| |
Kerkborden
In hoofdzaak met tekst beschilderde houten borden veroverden zich, vooral in de eerste periode na de overgang naar de Reformatie, een eigen plaats in het protestantse kerkinterieur. Kerkborden komen vaker voor in door de protestanten overgenomen, van oorsprong rooms-katholieke kerken dan in nieuw gebouwde protestantse kerken. Waar vroeger beelden of altaren stonden hingen de protestanten hun tekstborden. Het ‘Beeld’ werd letterlijk vervangen door het ‘Woord’. Duidelijk is dat bijvoorbeeld bij de gildeborden. Gilden waren al vanaf de Middeleeuwen nauw verbonden met het kerkelijk leven. Ze hadden een eigen altaar in de kerk, soms geplaatst in een eigen kapel. Ook na de Reformatie bleven de gilden bij de kerk betrokken. In de eerste decennia na de overgang droegen de gilden mede bij aan de inrichting van de kerk. Zij schonken vooral kerkborden en gebrandschilderde glazen.
Alleen in Ammerstol is de schilder van het rouwbord en de psalm-, en tekstborden bekend. Het is Jan of Johan van Munni(n)ckhoff, secretaris van de ambachtsheer. Een tekstbord uit 1701 van zijn hand met het Onze Vader is verloren gegaan. Van Munnickhoff was eveneens de vervaardiger van kerkborden in Lexmond (1695) en Nieuwpoort (1677).
In de kerk van Schoonhoven hangen twee kerkborden uit het eerste kwart van de 17de eeuw, die respectievelijk door het schippers- en het schuttersgilde bekostigd werden. Het zgn. Schippersbord dateert uit 1607. Het is, zoals de meeste borden uit het begin van de 17de eeuw, gevat in een klassicistisch raam met bovenop een gebroken fronton en onderaan en aan de zijkanten uitgezaagde, beschilderde vleugels. De teksten en geschilderde taferelen op het bord hebben alle te maken
| |
| |
304 Het Schippersbord uit 1607 in de kerk te Schoonhoven. Onderaan staat het rijm: ‘Schippers Wilt Vromelijck Varen / met u schepen sy zijn cleijn ofte groot / Godes loff altijt Verclaren / dien u beschermpt in storm wint anxt en noot / voert oock des Coopmans goet / ghetrou Soot wesen moet’ (foto RDMZ, 1993).
305 Het Schuttersbord van 1613. De omlijsting van het bord is uitbundig beschilderd met trompe l'oeil, rol- en beslagwerk met festoenen (foto RDMZ, 1993).
met de scheepvaart. Op het grote rechthoekige vlak in het midden staan de verzen 24-26 van Psalm 104, die spreken over Gods werken met betrekking tot de zee en Mattheus 8 vers 24-26, waarin Jezus een zware storm stilt. Het voluutvormig aanhangsel onderaan het bord is beschilderd met engelenkopjes en schelpen en heeft in het midden een cartouche met een motto in rijm. Op de vleugels medaillons met zeilschepen. De vlaggen van de schepen zijn in de Franse tijd van de Franse driekleur voorzien. Boven de medaillons links de ark van Noach en schipperswerktuigen. Boven het medaillon rechts een windroos met zandloper, gehouden door een meerman en een meermin. Onder de medaillons cartouches met de datering anno 1607, waarboven liggende figuren met de Franse vlag, een roeispaan en een anker. Bovenop het fronton prijken drie vrijstaande wapenschilden; in het midden dat van Nassau, aan de zijkanten de wapens van Holland en Schoonhoven. Namen en wapens zijn vereeuwigd op fronton, fries en vleugels.
Het Schuttersbord is een zeer fraai en rijk versierd exemplaar. Het is iets jonger dan het Schippersbord en dateert uit 1613. Ook hier ziet men een klassicistisch raam met twee gecanneleerde composiet pilasters, waarvoor twee dito kolommen, die voor 1/3 versierd zijn met schuttersattributen. Op het rechthoekige middenveld wordt in fraai sierschrift van vergulde letters Psalm 44, vers 4 geciteerd. Op het fries erboven lezen we de voor een schuttersgilde toepasselijke tekst uit Psalm 127:1: ‘Soo de Heere de Stadt niet en bewaert / Soo waken de Wachters tevergeefs’. In het benedenfries staat eveneens een psalmtekst. Het bord wordt bekroond door een opzetstuk, het schutterswapen (kruisboog met pijlen), het devies van het gilde (tandem fit surculus arbor = het rijsje wordt tenslotte een boom) en met als bekroning een oranjeboom. In de rolwerkvleugels is allerlei oorlogstuig, zoals musketten, harnassen, trommels, vaandels en geschut en het stadswapen te herkennen. Onder aan het bord hangt een trompe-l'oeil
| |
| |
306 Het Schoonhovense Tiengebodenbord uit 1612-1614 (foto RDMZ, 1993).
307 Het Avondmaalsbord uit het eerste kwart van de 17de eeuw in de kerk te Schoonhoven (foto RDMZ, 1993).
beschilderd aanhangsel in de vorm van een rolwerkcartouche met het jaartal 1613. In een ovaal twee gekruiste musketten en een vuurslag. Daaronder een cartouche met helm, waarin zich een bijenzwerm heeft genesteld. Dit symboliseert de vrede, wat nog eens benadrukt wordt door het motto rondom de helm: ‘Vrede is des oorlochs eynde’. Ook op dit bord staan, helemaal bovenaan, drie wapens: van Prins Maurits, van Blois (heer van Schoonhoven) en van Schoonhoven (Van Swigchem, 1984, 269, 284).
Naast de door gilden geschonken kerkborden met bijbelteksten hangen er in de kerk van Schoonhoven ook een Tiengebodenbord en een Avondmaalsbord. Het Tiengebodenbord of de ‘Wet’ is voor wat de inhoud betreft een van de belangrijkste borden in het protestantse kerkinterieur. Bijna elke kerk had een Tiengebodenbord. Het werd als eerste aangeschaft en kreeg een ereplaats in de kerk. Tussen het Tiengebodenbord en het Avondmaalsbord bestaat ook een inhoudelijk verband. Met name daar waar het avondmaal in het koor werd gevierd achtte men het zinvol het Tiengebodenbord boven op het koorhek te plaatsen. Op de achterzijde stonden dan veelal het Onze Vader, de Apostolische Geloofsbelijdenis en teksten betrekking hebbende op de instelling van het Avondmaal (Van Swigchem, 1984, 281). Of er in de eerste decennia van de 17de eeuw ook in Schoonhoven een dergelijk verband bestond tussen het Tiengebodenbord en het Avondmaalsbord is niet te achterhalen wegens de verplaatsingen van de borden in later tijden.
Op het Tiengebodenbord staan twee jaartallen: 1612 en 1614. Het bord is in tweeën verdeeld door middel van drie gecanneleerde composiet pilasters, waarvoor drie dito zuilen staan die voor 1/3 versierd zijn met rolwerkmotieven en een herme. Zo ontstaan twee velden, die de twee Tafelen der Wet voorstellen. Op de friezen boven en beneden staan bijbelteksten die betrekking hebben op de geboden. Het bord wordt bekroond door een aediculavormige opbouw met tekstbord, hoofdgestel en gebroken fronton. Hier staan het jaartal 1612 en in de breking een obelisk. Het rechthoekige kleine tekstbord wordt geflankeerd door twee hermkaryatiden en trompe l'oeil geschilderde vleugels of klauwstukken met de wapens van het geslacht van Blois, heren van Schoonhoven. Hier ook
| |
| |
308 De ‘steen’ uit 1732 met de Twaalf Artikelen des Geloofs in de kerk te Ouderkerk aan den IJssel. De vertaling van de latijnse schenkingsinscriptie luidt: Sara Geertruida Ketting, zeer geliefde echtgenote van Florentius Camper, [schonk het bord] ten gebruike der kerk, anno 1732 (foto RDMZ, 1993).
309 Het tekstbord uit 1684 in de kerk van Ammerstol met rechtsonder de signatuur en datering van de maker (foto RDMZ, 1993).
toepasselijke teksten: ‘Dit sijn de Wetten ende Rechten Die de Heere uwe Godt geboden Heeft Dat ghij se leeren Ende Doen sult In den Lande’ (Deut. 6:1) en op een prominente plaats in het fries: ‘ pro lege rege grege’ (voor de Wet, de Vorst en het Volk). Op het aanhangsel onderaan staat het jaartal 1614 (Van Swigchem, 1984, 274-275)
Het Avondmaalsbord is niet gedateerd, maar zal ook uit het eerste kwart van de 17de eeuw dateren. Het heeft de inmiddels vertrouwde opbouw van een klassicistisch raam met rolwerkvleugels en een opzetstuk. Op het middenveld staat de tekst 1 cor. xi vers xxii, die betrekking heeft op de instelling van het Heilig Avondmaal. Op het bovenste en onderste fries citaten uit hetzelfde bijbelhoofdstuk, resp. 1 cor. xi vers xxx en 1 cor. xi vers xxvii. Het geheel wordt bekroond door een beschilderd opzetstuk met het wapen van Schoonhoven en helemaal bovenop een mand met appels.
Behalve een samenhang tussen Tiengebodenbord en Avondmaalsbord kwam in de eerste periode na de Reformatie vooral de trits Apostolische Geloofsbelijdenis, Tien Geboden en het Onze Vader vaak voor, die samen Geloof, Gebod en Gebed tot uitdrukking brachten. In Ouderkerk aan den IJssel zijn alleen de borden met Geloof en Gebod vertegenwoordigd. ‘Gebed’ wordt door de preekstoel tot uitdrukking gebracht. De Tien Geboden zijn verdeeld over twee afzonderlijke borden die aan weerskanten van de preekstoel hangen, direct boven de (kerkeraads) banken. Voor de restauratie van het meubilair zaten zij aan de kerkeraadsbanken vast. Op het ene bord staan de vier eerste geboden, op het tweede bord de andere zes. De borden werden waarschijnlijk in 1683 gemaakt door een timmerman uit Stolwijk. Het snijwerk werd vervaardigd door een houtsnijder uit Gouda (Holdermans, 15). De renaissancistische rol- of beslagwerk versieringen zijn op dit bord verdwenen. Men handhaafde het klassicistische raamwerk met pilasters, waarop laurierranken en bloemen. Als bekroning fungeert een segmentvormig fronton, waarin Jeruzalemveren (gekruiste palmtakken) zijn aangebracht en twee engeltjes die een laurierkrans vasthouden.
Het bord met de Twaalf Geloofsartikelen in Ouderkerk aan den IJssel dateert uit 1732, een tijd waarin grote kerkborden veel minder vaak voorkomen. Het is een stenen bord waaraan elke decoratie ontbreekt. Het gaat hier louter en alleen om de tekst in gouden kapitalen, zonder krullen, op een zwarte ondergrond. Van dit ‘bord’ is de schenkster bekend, de echtgenote van de toenmalige ambachtsheer. Onder de tekst in een kader staan haar wapen en de schenkingsinscriptie.
Uit dezelfde tijd als de Tiengebodenborden in Ouderkerk dateert ook het tekstbord uit Ammerstol. Het citeert Jesaja 55:6 en Psalm 92:14. Onderaan staat de vermaning ‘memento mori’. Het bord is gevat in een eenvoudige zwarte (ebbehouten) lijst. Het is een van de weinige borden in de Krimpenerwaard dat niet alleen gedateerd, maar ook gesigneerd is: j.v. mhoff 1684 (Jan van Munnickhoff).
| |
Psalm- en gezangborden
In de protestantse eredienst heeft het zingen een belangrijke betekenis. De aanwezigheid van psalm- en gezangborden is hiervan het gevolg.
De kerk van Ammerstol bezit twee psalm- en gezangbordjes. Ze kunnen eigenlijk niet eenvoudiger zijn, rechthoekig met een half cirkelvormige, inspringende bovenkant. Op een zwarte ondergrond zijn met sierletters de woorden ‘Psalm’ en ‘Gezang’ geschreven. De nummers staan op losse plankjes en worden voor elke dienst door de koster aan de daarvoor bestemde spijkers ‘afgehangen’. Uitzonderlijk is dat deze psalmbordjes gedateerd en gesigneerd zijn: onderaan rechts staat: 1677. m hoff. Uitvoerder is dezelfde ‘letterschilder’ Jan van Munnickhoff, die in Ammerstol ook de tekstborden schreef.
Van een zelfde eenvoud zijn de houten, zwart geverfde psalm- en gezangbordjes in Berkenwoude. Zij hebben een ronde beëindiging. In wit zijn de sierlijke letters weergegeven. Ook hier hangt men de (blikken) nummers aan spijkers. Vrijwel identiek zijn de beide psalmbordjes in Ouderkerk aan den IJssel. De letters zijn hier niet wit maar verguld. De nummers van de psalmverzen hangt men eveneens aan spijkers op.
| |
| |
310 Gesigneerd psalmbordje uit 1677 in de kerk van Ammerstol (foto RDMZ, 1993).
311 18de-eeuws psalmbordje uit Krimpen aan de Lek (foto RDMZ, 1993).
Zeer fraai zijn de psalmbordjes in Krimpen aan de Lek. Ze dateren uit het midden van de 18de eeuw. De rechthoekige, zwart geverfde bordjes zijn aan boven en onderkant uitgezaagd. Ze zijn voorzien van een goudkleurige randbeschildering in rococo stijl met C-voluten en aan weerskanten afhangende wingerdranken vanuit een cornucopia. Helemaal bovenop is het wapen van Krimpen geschilderd. Bovenaan op het middenveld is een asymmetrische cartouche weergegeven waarin de harp staat, het instrument van David, schrijver van de psalmen. In zwierige letters staat er tevens ‘Psalm’ en ‘Vers’. Het woord ‘Gezang’ is later toegevoegd. De gemeente zong kennelijk eerst alleen psalmen. Vóór de nieuwbouw van de kerk en de restauratie van de inventaris in 1939-1940 hingen er te weerskanten van de preekstoel een Tiengebodenbord en een bord met de Apostolische Geloofsbelijdenis in dezelfde stijl als de psalmbordjes. Volgens gegevens uit het kerkelijk archief zijn de grote borden echter een eeuw later, in 1864 aangebracht.
| |
Grafzerken, grafmonumenten en rouwborden
Vóór en na de Reformatie tot na de Franse tijd diende de kerk mede als begraafplaats, wat een niet geringe bron van inkomsten betekende. Deze praktijk heeft een sterke invloed gehad op het protestantse kerkinterieur. Vaste bankenplannen waren onmogelijk omdat de kerkvloer voor de begravingen open moest kunnen. Niet verschuifbare banken stonden dan ook alleen langs muren en rond de zuilen en pijlers tussen middenschip en zijbeuken. Ter nagedachtenis aan de overledenen werden hardstenen grafzerken in de kerkvloer opgenomen. Voor de ambachtsheer werden er soms grafkelders gemaakt met fraai bewerkte grafplaten of -monumenten (Bergambacht, Haastrecht en Ouderkerk aan den IJssel). De ambachtsheren van Willige Langerak werden in een kapel aan de noordzijde van de kerk bijgezet.
De zerken zijn doorgaans behakt met namen, jaartallen, tekst en decoratie. Beperkt het laatste zich meestal tot het wapen van de overledene, in sommige gevallen is er sprake van fraai bewerkte zerken zoals te zien valt in de kerk te Schoonhoven. De zerken zijn daar in het koor bijeen gelegd. Een van de belangrijkste personen die in die kerk begraven werd is Olivier van Noort († 1627), de eerste Nederlander die om de wereld zeilde. In het Latijn en het Nederlands is dit feit op zijn nu tegen de zuidelijke koormuur opgestelde zerk vermeld. Zijn schip en een draperie met sterren en een wereldbol zijn op de zerk uitgehakt. Een andere bijzondere zerk vermeldt hoe schipper Klaas Blom († 1613) in 1549 de eerste windmolen van Nederland naar Spanje bracht. Het schip, een molen, het wapen van Blom alsmede het grafschrift dat dit feit vermeldt staan in de zerk uitgehouwen.
| |
| |
312 Zerk van Klaas Blom in het koor van de kerk te Schoonhoven (foto RDMZ, G.Th. Delemarre, 1960).
313 Grafsteen van ambachtsheer Jacobus Magnus in Bergambacht. Het bovenste deel vertoont het wapen van Magnus met helm en helmkleed. Bovenaan zweven twee gevleugelde engelen met laurierkrans en rozet in ene hand. In de andere hand houden ze een strik vast, waaraan de kwartierwapens hangen. In het onderste gedeelte van de zerk staat een tekst in rechthoek, omgeven door rolwerkcartouche met op de bovenste hoeken gevleugelde engelenkopjes. Op het tekst-rechthoek een gebroken, segmentvormig fronton, waarin een schedel (foto RDMZ, 1994).
Zerken konden worden hergebruikt. Een fraai voorbeeld bevindt zich in de kerk van Bergambacht. Tijdens de restauratie in de jaren zeventig vond men een twee maal gebruikte zerk. Hij was aanvankelijk gemaakt voor steenbakker Hendrik Jansen Bock, eertijds schout van Bergambacht en Ammerstol, dijkgraaf van de Krimpenerwaard, gestorven in 1607. In 1684 is aan de onderkant een cartouche in dezelfde rolwerkstijl - die toen al ouderwets was - toegevoegd met de namen van Mr. P. Welle en zijn huisvrouw Johanna Gysius. Een relatie tussen deze personen is niet bekend.
Onder of bij de preekstoel was de plaats voor de zerken van predikanten en bijzondere burgers. Zo liggen te Gouderak voor de preekstoel twee grafzerken. Een is van de stichter van de kerk, schout Jan Brouc († 1659). De tweede zerk is van Ds. Jacob Gerard Staringh († 1804). Vanaf 1741 tot zijn sterfjaar was hij predikant te Gouderak. Ook te Ouderkerk ligt voor de preekstoel een zerk van een predikant.
Binnen de dooptuin van de kerk te Berkenwoude ligt een grafzerk uit 1625 van schout Cornelis Antonisz. Het wapen is afgehakt.
Aangezien alle middeleeuwse kerken in deze eeuw zijn gerestaureerd, waarbij de vloeren werden opgenomen en herlegd, liggen de oude grafzerken, zo zij al teruggelegd zijn, nergens meer op hun oorspronkelijke plaats.
In 1931 kreeg de kerk van Ouderkerk aan den IJssel een elektrische voetverwarmingsinstallatie, waarbij door de gehele kerk een houten vloer werd aangebracht. Hierdoor werden de oude grafstenen aan het oog onttrokken. Bij de restauratie van 1963-68 werden de in de kerk verspreid liggende grafzerken weer ‘ontdekt’ en alle achter de preekstoel bijeen gelegd.
Bij de brand van 1891 zijn de meeste oude grafstenen in de kerk van Bergambacht onherstelbaar beschadigd. Slechts enkele zijn min of meer ongeschonden bewaard gebleven. Hiervan zijn er twee tijdens de laatste restauratie in de zuidmuur van de kerk gemetseld. Tijdens die restauratie werden ook (delen van) zerken ontdekt. Van kapotgeslagen zerken is een vloertje gelegd tussen de zuidzijde van de kerk en het transept.
In Lekkerkerk is men evenmin respectvol met de grafzerken omgesprongen. Bij de aanleg van de centrale verwarming in 1937 heeft men de in de weg liggende zerken eenvoudigweg door midden gehakt. In 1954 werd het interieur van de kerk gemoderniseerd en de laatste resten verdwenen onder een betonnen vloer. De paar zerken die nog overbleven, zijn thans in het liturgisch centrum bijeen gelegd.
Bij de nieuwbouw van de kerk in Krimpen aan de Lek (1939) is de zerkenvloer nauwkeurig opgemeten met het idee dat deze weer in de nieuwe kerk zou worden opgenomen. Dit is echter niet gebeurd. De zerken kwamen buiten de kerk terecht. In verband met de verhoging van de dijk in 1963 moesten zij daar verdwijnen. Sindsdien liggen zij op de Algemene Begraafplaats.
Grafkelders waren in de Krimpenerwaard voorbehouden aan de ambachtsheren en hun verwanten. Bij de restauratie van de kerk van Bergambacht in 1972-1974 werd de grafkelder geopend van Jacobus Magnus die in 1613 de drie heerlijkheden van 's-Heeraartsberg, Bergambacht en Ammerstol gekocht had. In 1625 overleed hij. Hij werd bijgezet in de noorderkapel van de kerk in een speciaal voor hem vervaardigde grafkelder. De grote, fraai gebeeldhouwde grafplaat werd bij het openen van de grafkelder teruggevonden. De grafsteen, die tijdens de restauratie in stukken gevallen was, is gerestaureerd en in de oostmuur van de noorderkapel opgehangen.
Na Jacobus Magnus werden de ambachtsheren begraven in een grafkelder binnen de kerk onder de sacristie aan de zuidkant. In 1674 werd de kerk door een storm zwaar gehavend. Het koor en de sacristie waren zelfs zo ernstig beschadigd dat zij niet meer werden herbouwd. De grafkelder kwam daardoor buiten de kerk te liggen. Deze resten zijn geruimd bij de restauratie van 1972-1974.
In Haastrecht ligt de grafkelder met plaat van het geslacht Bisdom van Vliet in het noordertransept.
In de kerk van Ouderkerk aan den IJssel bevinden zich twee grafkelders, beide voor de heren van Ouderkerk.
| |
| |
314 Grafmonument van de graven van Nassau Lalecq in het koor van de kerk te Ouderkerk. Het geheel bestaat uit een bovengrondse grafkelder, die het gehele kooroppervlak beslaat, en een fraai bewerkte epitaaf tegen het middelste muurvlak van de vijfzijdig gesloten koorwand. Het monument is afgesloten met een smeedijzeren, gedeeltelijk verguld hekwerk (foto RDMZ, 1993).
315 De epitaaf van bovengenoemd grafmonument (foto RDMZ, 1993).
Van 1664 dateert de eenvoudige grafkelder in het koor, gemaakt voor het geslacht Van der Lecke Beverweert. De kelder is met een ongedecoreerde hardstenen plaat afgedekt. Het is niet ondenkbaar dat er een decoratie op de onderzijde van de plaat staat. Isabella gravin van Hornes en echtgenote van Lodewijk graaf van Nassau, heer van de Leck en Beverweerd was op 7 mei 1664 gestorven. Lodewijk besloot een familiegraf in Ouderkerk te laten maken. Hij zelf werd daar in 1665 begraven (De Keijzer, 1980, 39).
De meest monumentale grafkelder met bijbehorende epitaaf in de Krimpenerwaard is te vinden in het koor van deze kerk. Ook deze werd gemaakt voor de ambachtsheren van Ouderkerk. In 1753 gaf veldmaarschalk Willem Maurits, graaf van Nassau, heer van Ouderkerk, opdracht tot het maken van een grote grafkelder in het koor. Hij stierf echter op 8 juni van dat jaar en het graf is door zijn broer graaf Hendrik voltooid. Het geheel werd vervaardigd door de Haagse beeldhouwers J. & A. Wapperom, onder toezicht van de beeldhouwer J.F. Maas, tussen 1753-1757. Na voltooiing heeft men de lijkkisten uit de oude naar de nieuwe grafkelder overgebracht.
De grafkelder is samengesteld van platen blauwe hardsteen en heeft aan de voorzijde in het midden een vooruitspringend gedeelte met fronton, waarop in wit marmer vergankelijkheidssymbolen zijn aangebracht, zoals een schedel, fakkel, zeis, vleugels, omgeven door Jeruzalemveren (gekruiste palmtakken). Een Latijnse inscriptie verwijst naar de opdrachtgever. Rechts en links, op de terugspringende gedeeltes van de grafkelder, zijn in wit marmer oorlogsattributen aangebracht, waaronder een harnas en helm, vaandels, muziekinstrumenten als trommels en trompetten.
De epitaaf tegen de achterwand is opgebouwd uit een hoge plint, een sokkel, hierop een halfronde plaat met piedestal en urn, geflankeerd door pilasters, waaraan een draperie hangt.
Ook op de epitaaf zijn weer in wit marmer sierende onderdelen aangebracht. Op de plint oorlogsattributen, zoals een harnas, vlaggen en Jeruzalemveren. Op de sokkel een rococo-cartouche met twee gekruiste brandende fakkels en een Latijnse inscriptie die verwijst naar de makers. Op de draperie in het midden staat het wapen van Willem Maurits, graaf van Nassau, heer van Ouderkerk, gehouden door een adelaar en een leeuw. Het wapenschild wordt aan de onderkant ondersteund door twee engeltjes en bovenop houden drie engeltjes een kroon vast. Boven de draperie is op de piedestal een urn geplaatst met afhangende ranken en een slang die in zijn eigen staart bijt, symbool voor de eeuwigheid. Bovenop de afgeronde wandplaat staat een brandende olielamp en op de twee pilasters aan weerszijden gelauwerde schedels en knoken.
Tot aan 1795, het jaar waarin de Fransen ons land bezetten, zijn er leden van het geslacht Nassau La Lecq in deze grafkelder bijgezet. De bijbehorende wapenborden
| |
| |
316 Rouwbord van Jacob de Cuypre, ambachtsheer van Bergambacht, 's-Heeraartsberg en Ammerstol in de kerk van Ammerstol achter het orgel (foto RDMZ, 1993).
317 Het rouwbord uit 1789 in de kerk van Schoonhoven (foto RDMZ, 1982).
van de familie Van Nassau zijn in 1795 uit het koor gehaald en vernietigd (Holdermans, 22).
In de kerken van Ammerstol en Schoonhoven zijn nog wel dergelijke rouw- of wapenborden aanwezig. Kleine wapenborden, ook wel ‘ruiten’ genoemd werden bij een begrafenis voor de kist uitgedragen en later in de kerk opgehangen. Grotere rouwborden werden speciaal gemaakt om na de begrafenis ter nagedachtenis van de overledene in de kerk te worden opgehangen. In de Franse tijd werden heel veel wapenborden uit de kerken verwijderd, omdat zij niet strookten met het principe van ‘égalité’. In de Krimpenerwaard zijn er van alle rouwborden die er voor 1795 waren, slechts twee bewaard gebleven.
Het rouwbord in Ammerstol is van Jacob de Cuypre, ambachtsheer van Bergambacht, 's-Heeraartsberg en Ammerstol die in 1702 overleed. Uit archivalia is bekend dat de plaatselijke timmerman het bord vervaardigde en de schoolmeester van Ammerstol, tevens secretaris van de ambachtsheer J(oh)an van Munnickhoff het vervolgens beschilderde (zoals hij dat al eerder in deze kerk had gedaan): ‘Betaelt den timmerman, die het grote rouwbort heeft gemaeckt, bestaende in kalomme, knoppen, lijswerck, mitsgaders sijn verschot van spijckers, ijsere bouten, off haecken daeraan behoorende 36-00-0’ (...) Johan Munninckhoff heeft geschildert het voornoemde rouwbordt, bestaende in het groote wapenschildt met de 8 quartieren, gulde kroon, de naem in tittels der heerlickheden, alles uijt goud en silver, welck ter gedagtenis in de Kerck is opgehangen. Komt daer voor in rekeningh, hoe wel daer meer aen verdient 38-00-0’ (T. den Hoed, 1984, 81).
Het bord is aedicula-vormig en heeft een segmentvormig fronton en twee Toscaanse zuilen. In het fronton is een doodshoofd geschilderd; in fries staat memento mortis. Op het middenveld prijkt het gekroonde wapenschild van de overledene en acht van zijn kwartierwapens. Onder het grote schild staat: Obiit de 19 Augusti 1702. In het basement, tussen de beide piedestallen staat een (deels beschadigde) Latijnse tekst die verwijst naar de overledene.
Het rouwbord in Schoonhoven dateert uit het laatste kwart van de 18de eeuw. Het is een rechthoekig bord met gecanneleerde Corintische halfzuilen. De versieringen met tand-, eier- en acanthusbladlijsten, leeuwekoppen, laurier- | |
| |
guirlandes, cirkels en rozetten is uitgevoerd in Lodewijk XVI stijl. Op het bord prijkt het wapen van de overledene: een rode vos op goud veld met helm, helmkleed en kwartierwapens. In het cartouche eronder met draperie- en acanthusbladversiering staat: ‘ter gedachtenisse van wijlen den hoog-edelen gestrengen heer gerard jan vos schout bij nacht van holland en westvriesland etc etc geboren den 23 november 1717 overleden den 14 december 1789’. Boven op het bord zijn twee vazen en vaandels met wapentuig aangebracht. Onder aan het bord een aanhangsel met twee gekruiste ankers, eikebladeren, schedel, zandloper, zeis, omgekeerde fakkel en acanthusbladversieringen.
| |
Orgels en orgelmakers
Het Nederlandse orgel werd vanaf 1500 stapsgewijs ontwikkeld. Wat wij nu als het Hollandse orgel typeren, heeft tot ongeveer 1760 bestaan. Aan de ontwikkeling van dit type hebben o.a. de volgende orgelmakers bijgedragen: in de 16de eeuw Jan van Covelen, Hendrik Niehoff en de familie De Swart. In de 17de eeuw was dat het geslacht Van Hagerbeer en vanaf 1680 tot 1760 de familie Duijschot en Pieter en Johannes Assendelft.
Van het ‘Hollandse orgel’ is in de Krimpenerwaard weinig te vinden. In de Hervormde kerk in Schoonhoven heeft Hendrik Niehoff in 1539-1540 een orgel gebouwd. De kas ervan werd vermoedelijk vervaardigd door A. Schalken. Het orgel is in 1901 uit de kerk verwijderd. De oude kas is in gereconstrueerde vorm in 1959 in gebruik genomen als hoofdkas van een nieuw transeptorgel in de Laurenskerk te Rotterdam.
Van Pieter Assendelft, de laatste orgelmaker die in de traditie van het Hollandse orgel heeft gebouwd, staat een klein instrument in de Hervormde kerk van Krimpen aan de Lek. Het werd rond 1760 gemaakt en functioneert als rugpositief bij een overigens nieuw instrument.
In de 18de eeuw zijn vanuit het duitstalige gebied veel orgelmakers naar Nederland verhuisd, onder wie Christiaan Müller en Johann H.H. Bätz. Deze buitenlandse orgelmakers hebben vanaf dat moment de ontwikkeling van het Nederlandse orgel in de 18de eeuw bepaald. Ook Johannes J. Mitterreither emigreerde van Graz (Oostenrijk) naar Rotterdam. Een gaaf orgel van hem uit 1784 staat in de R.K. kerk te Schoonhoven, dat daar vermoedelijk ter gelegenheid van de vernieuwing van de kerk in 1874 is geplaatst.
De orgelmakerij van bovengenoemde J.H.H. Bätz was gevestigd te Utrecht en is na zijn overlijden voortgezet door zijn zonen. Het bedrijf heeft tot in deze eeuw bestaan. In 1840 maakten twee knechten zich van de fa. Bätz & Co los en vestigden zich als zelfstandige orgelmakers onder de naam fa. Stulting en Maarschalkerweerd te Utrecht. Dit compagnonschap heeft slechts acht jaar geduurd. Van de weinige orgels die Cornelis Stulting en Pieter Maarschalkerweerd samen bouwden, is het orgel in de R.K. kerk te Haastrecht bewaard gebleven. Het werd in 1845 gemaakt met gebruikmaking van enig ouder materiaal. Maarschalkerweerd, die na 1848 de orgelmakerij alleen voortzette, plaatste het orgel in 1854 in de huidige kerk. Zijn zoon Michel breidde het orgel in 1880 uit met een tweede klavier.
Nog twee andere werknemers van de fa. Bätz & Co begonnen een eigen orgelmakerij: Pieter Flaes en Georg D. Brünjes die zich in 1842 zelfstandig vestigden in Amsterdam. In 1869 werd hun samenwerking beëindigd, waarna Flaes het bedrijf tot zijn dood in 1889 gaande hield.
Zijn laatste orgel maakte Flaes in 1888 voor de Hervormde kerk van Gouderak. Na zijn overlijden kwam het onderhoud van dit orgel in handen van de Goudse orgelmaker G.A.D. Gabry. Deze bouwde in 1903 een orgel voor de Hervormde kerk te Bergambacht.
Lambertus van Dam, leerling van de Groninger orgelmaker A.A. Hinsz, had zich in 1779 in Leeuwarden gevestigd. Hij was de grondlegger van een bedrijf dat gedurende vier generaties ongeveer 250 orgels heeft gebouwd. De meeste hiervan staan vanzelfsprekend in Friesland, maar ook in Zuid-Holland heeft de familie Van Dam orgels door de tijden heen geleverd. Ook de zonen van Van Dam
| |
| |
318 Het orgel in de Hervormde Kerk te Haastrecht werd in 1847 gemaakt door de fa. L. van Dam en Zonen voor de Hervormde Kerk te Bovenkarspel. Het front van de orgelkas heeft twee grote zijtorens, een gedeelde middentoren en twee gedeelde tussenvelden. Deze frontindeling heeft de firma Van Dam vanaf 1818 in vele varianten toegepast. Het instrument kreeg vijftien registers, waarvan negen op het Hoofdwerk en zes op het Bovenwerk. Het orgel, dat in de balustrade is geplaatst, wordt aan de achterkant bespeeld. Hierdoor is een afwijkende aanleg van het inwendige noodzakelijk: het Hoofdwerk is in twee delen gesplitst en ter weerszijde van de klaviatuur aangebracht.
In 1876 restaureerde dezelfde firma Van Dam het instrument. Twee registers op het Bovenwerk werden veranderd.
Na de laatste kerkbrand in Haastrecht in 1964 werd het orgel van Bovenkarspel aangekocht en in 1968 in Haastrecht geplaatst. In 1987 werd het orgel gerestaureerd door de fa. Slooff te Ouderkerk aan den IJssel (foto RDMZ, 1968).
319 Het orgel in de Hervormde Kerk te Lekkerkerk van Schölgens en Van den Haspel werd in 1874 gebouwd als éénklaviers instrument in een klassiek geproportioneerde kas van geschilderd grenehout.
Het front is opgebouwd uit een ronde middentoren en twee spitse zijtorens. De tussenvelden zijn gedeeld. Het instrument wordt bespeeld aan de linkerzijde vanuit de kerk gezien.
Oorspronkelijk bezat het instrument tien registers waarvan één als basstem tevens in het pedaal te bespelen was. Het orgel werd uitgerust met een pianoforte-trede waarmee de sterke stemmen naar believen konden worden in- of uitgeschakeld.
Rond 1900 werd het instrument door de orgelmaker Gabry uit Gouda gewijzigd. Bij die gelegenheid werden de frontpijpen vervangen door zinken pijpen. Het orgel kreeg een vervangend register in romantische stijl en de windvoorziening werd gemoderniseerd.
In 1990 restaureerde de firma Reil uit Heerde het instrument. Het oude werk werd in oorspronkelijke toestand teruggebracht. Op verzoek werd het orgel uitgebreid met een tweede klavier als Bovenwerk (foto RDMZ, 1982).
(2de generatie) hebben in Zuid-Holland meerdere orgels geplaatst, onder andere in 's-Gravenzande en Monster. Vanaf 1847 stond de orgelmakerij onder leiding van Lambertus van Dam II (3de generatie). Onder de firmanaam ‘L. van Dam en Zonen’ bouwde het bedrijf in datzelfde jaar een orgel voor de Hervormde kerk te Bovenkarspel (N.H.), dat in 1968 naar de Hervormde kerk te Haastrecht werd overgeplaatst. Het Van Dam-orgel was het derde orgel in deze kerk. Beide voorgaande orgels gingen bij de kerkbranden in 1896 en 1964 verloren.
Dezelfde Lambertus van Dam plaatste aan het eind van de vorige eeuw drie orgels in de Krimpenerwaard: omstreeks 1885 een orgel in de Hervormde kerk te Willige-Langerak, in 1886 in de Hervormde kerk te Ammerstol en in 1896 in de Hervormde kerk te Berkenwoude.
Willem H. Kam, die in Rotterdam werd geboren, en Willem van der Meulen waren enige tijd leerling bij de firma Van Dam in Leeuwarden. In 1837 vestigden zij zich als zelfstandig orgelmaker in Rotterdam. Samen bouwden zij orgels in o.a. de Hervormde kerken in Oudewater en Zierikzee. Van der Meulen overleed in 1852 en Kam zette het bedrijf alleen voort. In 1854 maakte hij een orgel voor de Hervormde kerk te Ouderkerk aan den IJssel. Zijn grootste orgel staat (in een oudere kas) in de Grote Kerk te Dordrecht (1859).
Na het overlijden van Kam in 1863, namen zijn knechten A. van den Haspel en W.H. Schölgens het bedrijf over. Deze orgelmakerij, die tot de eeuwwisseling veel orgels in Rotterdam en omstreken in onderhoud heeft gehad, bouwde in 1874 voor de Hervormde kerk te Lekkerkerk een nieuw orgel.
H.G. Holtgräve uit Deventer plaatste in 1878 een orgel in de Hervormde kerk te Stolwijk. Bij de herbouw van de kerk na de Tweede Wereldoorlog kreeg het orgel een nieuw front.
In 1891 bouwde J. Proper uit Kampen een orgel in de Hervormde kerk te Krimpen aan den IJssel.
| |
Koper
Koperen voorwerpen, zoals kronen, lezenaars, doopbogen, doopbekkenhouders, zandlopers met -houders, kandelaars en blakers werden na de Reformatie een vast
| |
| |
onderdeel van het protestantse kerkinterieur. De goudgele kleur contrasteerde mooi met het donkere eikehout van de meubelen en verleende het interieur een waardige glans zonder overdadig te zijn. In de Krimpenerwaard komen alle bovengenoemde voorwerpen voor. Ze werden voor het merendeel in de 17de en in de 18de eeuw gemaakt, sommige ook nog in de 19de eeuw. In het begin en het midden van de 17de eeuw woonden en werkten de meeste Noordnederlandse geelgieters (bijna 300!) in Amsterdam. Wat later in de 17de eeuw en ook in de 18de eeuw ontwikkelde Rotterdam zich tot een belangrijk geelgieterscentrum. De koperen voorwerpen werden meestal seriematig geproduceerd en in mallen gegoten. Deze mallen gingen over van vader op zoon of werden doorverkocht, verhuurd of nagemaakt.
Het dateren van dergelijk gietwerk blijft echter een moeilijke zaak. Typen die in de 17de eeuw ontstonden werden vaak nog tot in de 18de eeuw gemaakt.
Ongeveer een derde van de koperen voorwerpen in de kerk van de Krimpenerwaard is dateerbaar aan de hand van een jaartal op het voorwerp zelf of door gegevens uit archivalia of literatuur. De overige dateringen van de stukken zijn tot stand gekomen door onderlinge vergelijkingen, waarbij verder gekeken is dan de Krimpenerwaard alleen.
| |
Kronen
In de kerk van Lekkerkerk hangt een zwaar gerestaureerde kroon waarvan een aantal onderdelen waarschijnlijk nog uit 1615 dateert. In dat jaar zou de kroon bij de herbouw van de kerk geschonken zijn door Fop Ravense van der Knol, zalmroker en -handelaar uit de opbrengst van één enkele zalm. Zijn naam en een zalm staan op de grote bol onderaan de stam.
Tegenwoordig heeft de kroon twee vluchten van acht armen. De stam is opgebouwd uit een grote bol en twee vazen, waartussen een kleinere bol. Bovenop staat de gevleugelde figuur van zielenweger Michael met zwaard en weegschaal. De armen zijn versierd met sterk omkrullend bladwerk. Op de, deels opnieuw gepolijste, bol staat een naar links zwemmende zalm en de naam van de schenker ‘Fop Ravense van der Knol’, zalmroker en -handelaar (Van der Aa, 7de deel, 173; Hoogenboezem, 37-39; Van der Wouden, 1959, 36).
De vroegst gedateerde kronen in de Krimpenerwaard bevinden zich in de kerk van Willige Langerak. Op twee kronen staan op de basis van de ring waar de kroon aan hangt zowel het jaartal 1651 als de initialen E E V van de Amsterdamse maker Elias Eliasz van Vliet. Dit merkteken werd zowel door geelgieter Elias Eliasz sr. gebruikt, als door zijn zoon Elias Eliasz jr. Vader en zoon maakten er, in tegenstelling tot veel andere geelgieters, een gewoonte van hun kronen te merken en dat steeds op dezelfde bovenomschreven plaats. Vader Elias Eliasz overleed in 1652. We kunnen daarom de twee ‘1651’ gedateerde kronen in Willige Langerak aan sr. toeschrijven, hoewel ook de in 1634 gedoopte en in het atelier van zijn vader opgeleide jr. aan de totstandkoming van deze kronen zijn steentje kan hebben bijgedragen.
De kronen hebben een stam, opgebouwd uit bol, vaasvorm en paddestoelvorm en twee kransen van zes diep doorbuigende armen. Ze zijn van het ook wel ‘oudhollands’ geheten type, dat in het tweede kwart van de 17de eeuw ontstond. De oudst gedateerde kroon van het oudhollandse type dateert uit 1630 en is in het bezit van het Rijksmuseum in Amsterdam (Ter Kuile, 130-131).
Er hangt nog een derde, nagenoeg identieke, kroon in de kerk van Willige Langerak. Deze kroon is in de jaren tachtig van deze eeuw nagegoten door Brink en Van Keulen te Haarlem.
Een ongedateerde, midden 17de-eeuwse kroon hangt in de Oud Katholieke kerk aan de Wal in Schoonhoven. De opbouw van de stam: bol, paddestoelvorm en vaasvorm is traditioneel. Bovenaan zijn drie versieringen in ajour aangebracht. De twee kransen van zes armen zijn versierd met ranken en dolfijnkopversieringen en hebben een dubbele krul tegen de stam.
In de kerk van Ouderkerk aan den IJssel hangen in de transeptarmen twee vrijwel identieke kronen waarvan er één 1683 gedateerd is. Zij hebben twee kransen van acht armen. De stam bestaat uit een bol, vaas en paddestoel. Bovenop zitten loden schildjes.
| |
| |
320 De koperen kroon uit 1615 (?) in de Hervormde kerk van Lekkerkerk. In 1858 werd de kroon ‘verbouwd’ tot olielamp, waartoe men de onder- en de bovenarmen aan elkaar zette. Aan die lange arm werd een olielamp gehangen. Bij de modernisering van het kerkinterieur in 1954 werd de kroon uit de kerk gehaald en opgeslagen. In 1963 werd hij weer in ere hersteld en in 1965 gerestaureerd. De armen van de kroon kregen in 1980-'81 hun oorspronkelijke vorm terug (foto RDMZ, 1993).
321 Koperen kroon uit 1683 in de zuidelijke transeptarm van de Hervormde kerk te Ouderkerk aan den IJssel (foto RDMZ, 1993).
De kroon in de zuidelijke transeptarm heeft vier schildjes, die gedeeltelijk goud geschilderd zijn. Op de schildjes staan initialen en namen van de schenkers: p l? en een voorstelling van een boerin, die een koe melkt; voorts: c.a. van der syde; i.a. van der syde en d.a. van der syden 1683.
De kroon in de noordelijke transeptarm heeft drie schildjes, waarop de namen van de schenkers beter leesbaar zijn: ariaentje sente; derck sente en iacop peters cool. De beschildering erboven is afgesleten. Aangezien de kroon - op details na - identiek is aan die in de zuidelijke transeptarm, kan deze ook rond 1683 gedateerd worden.
De kroon in het schip van Ouderkerk lijkt sterk op die in de transeptarmen, maar is wat zwaarder van uitvoering. Ook deze kroon heeft twee kransen van acht armen en een stam die opgebouwd is uit een bol, vaas en paddestoel. Bovenop prijken vier schildjes in een nieuwe omlijsting met teksten.
Op schildje 1: ‘Psalm 27 vs.4. een dingh heb ik van den heere begeert dat sal ik soecken. dat ik alle dagen mijnes levens mochte wonen in het huys des heeren om de lieflickheyt des heeren te aanschouwen, ende te ondersoeken in sijnen tempel. lysbeth foppen 1623’.
Op schildje 2: ‘Ps. 42: 2. 3. gelijck een heert schreewt na de water stroomen alsoo schreewt mijne ziele tot u, o godt. mijne siele dorstet na godt na den levendigen godt: wanneer sal ik ingaan ende voor godts aengesichte verschijnen’.
Op schildje 3: ‘l. foppen. maer het dwaase der werelt heeft godt uytverkoren op dat hij de wijse beschamen soude: ende het swacke der werelt heeft godt uytverkoren opdat hij het stercke soude beschamen. 1 corinte 1 vers 27’.
Op schildje 4: ‘Fil. 4 vers 11-12. niet dat ick dit zegge van wege gebrek want ik hebbe geleert vergenoegt te zijn in 't gene ick ben. ende ick weet vernedert te worden ik weet oock overvloet te hebben. allesins en in allen ben ick onderwesen beyden verzadight te zijn ende honger te lijden, beyde overvloet te hebben ende gebrek te lijden. pieter foppen’. Naast bijbelteksten, dus de namen van de schenkers en het jaartal 1623. Stilistisch is het echter niet mogelijk dat deze kroon in 1623 is gemaakt. De kroon is van het oudhollandsche type, dat pas rond 1630 ontstaat. Zij is bovendien van een dusdanige uitvoering dat een datering in de tweede helft van de 17de eeuw meer op zijn plaats is. Uit bestaande literatuur van 1932, die zich baseerde op toen nog aanwezig maar tegenwoordig verdwenen archiefmateriaal, blijkt dat in de jaren twintig van de 17de eeuw meerdere koperen kronen aan de kerk werden geschonken (Holdermans, 21-23). Deze zullen later in de 17de eeuw door ‘modernere’ exemplaren vervangen zijn. Ook de 1683 gedateerde kroon wijst in
| |
| |
322 Kroon in de kerk van Ammerstol met inscriptie en ‘1709’ op de bol (foto RDMZ, 1993).
deze richting. Het is mogelijk, dat bij het vervaardigen van de nieuwe kronen, het materiaal van de oude is gebruikt en dat men daarom de namen van de schenkers uit 1623 wederom op het latere exemplaar heeft geplaatst. Bij de restauratie van de kronen in 1986 zijn de schildjes van een nieuwe omlijsting voorzien. Tegen een datering 1623 pleiten ook de bijbelteksten die ontleend zijn aan de Statenvertaling die pas in 1637 verscheen. Het jaartal is mogelijk (verkeerd) overgeschilderd.
In het midden van het schip hangt een wat kleinere kroon met twee kransen van zes armen en een stam bestaande uit een bol en twee vaasvormen. Bovenop staat een man met schaartje in zijn ene hand; het attribuut dat hij in zijn andere hand hield is verdwenen. In de literatuur wordt dit gezien als de beeltenis van een kleermaker, die in 1718 de kroon aan de kerk schonk. De initialen op de schildjes, bovenop de kroon, p k?; i.a.d. en s.p.h., wijzen op tenminste drie schenkers. Misschien was die kleermaker daar één van.
Twee koperen kronen in de kerk van Ammerstol zijn op de bol voorzien van een schenkingsinscriptie met jaartal. Op de ene kroon staat: voor de groote lievde en moeyte van iufvr engelina / speringa wed: van de hr profesr rud: eyssonius. ange / wend tot onderwys van de inwoonders alhier is door haar / en enige uyt hare 74 leerlingen tot haar euwige gedagtenis / en hertelyke dan kbaarheyd deze kroon geschonken ao 1709 en op de andere: door de talryke catichisatie van dus henricus eyssonius / is deze kroon verzameld en ten dele geschonken door de heer uco / eyssonius en iufvrouw elberdina zuylmans zyn huysvrou anno 1709.
De kronen hebben beide twee kransen van zes armen en de stam is opgebouwd uit een bol, een paddestoel en een kleinere paddestoel.
Een derde, grotere, maar zeer gelijkende kroon in Ammerstol hangt in het midden van het schip en zal eveneens uit de eerste jaren van de 18de eeuw dateren. Ook deze kroon heeft twee kransen van zes armen en eenzelfde stamopbouw als de kronen uit 1709.
Uit ongeveer dezelfde tijd dagtekent een grote koperen kroon in de H. Barnabaskerk te Haastrecht. De kroon met drie vluchten van ieder tien armen is afkomstig uit de Grote of St. Bavokerk te Haarlem.
| |
Lezenaars
Van de negen preekstoellezenaars (Ammerstol, Bergambacht, Berkenwoude, Gouderak, Haastrecht, Krimpen aan de Lek, Lekkerkerk, Ouderkerk aan den IJssel, Willige Langerak) en vier voorzangerslezenaars (Haastrecht, Schoonhoven, Willige Langerak, Ouderkerk aan den IJssel) zijn er drie voorzien van een schenkingsjaartal: Lekkerkerk: 1724, Willige Langerak: 1765, Krimpen aan de Lek: 1773. De overige exemplaren zijn voor het merendeel typen die in de 17de eeuw ontstonden, maar vaak nog tot in de 18de of zelfs de 19de eeuw werden afgegoten.
De volgende typen vallen te onderscheiden:
Type a, met krullende acanthusbladeren is het meest voorkomende type lezenaar in het Nederlands protestantse kerkinterieur. Het vroegst gedateerde exemplaar van dit type bevindt zich in de Oude Kerk te Amsterdam en werd in 1643 gemaakt. In de Krimpenerwaard behoren de preekstoellezenaars van Ammerstol en Haastrecht en de voorzangerslezenaar van Ouderkerk aan den IJssel hiertoe.
De lezenaar in Haastrecht is gemonteerd op een voluutvormige arm, uitlopend in bol. Het blad zonder kader bestaat uit symmetrisch gerangschikte acanthusbladranken, vanuit een centraal verticaal motief met schildje en gestileerde bloemkelk. Het bladwerk is rijk en plastisch.
Dat is ook het geval bij de lezenaar in Ammerstol. Het centrale verticale motief wordt hier gevormd door een korenaar. Het blad wordt gedragen door een beweegbare, geschubde arm met voluten. Een lezenaar te Maasland is van hetzelfde type en waarschijnlijk geleverd door Hermanus Walbroek te Rotterdam in 1753.
Het bladwerk van de voorzangerslezenaar in Ouderkerk aan den IJssel is wat minder plastisch. Deze zou in 1667 gemaakt zijn door een kopergieter uit
| |
| |
323 De voorzangerslezenaar uit waarschijnlijk 1667 in de kerk van Ouderkerk (foto RDMZ, 1993).
324 De uit het derde kwart van de 17de eeuw daterende preekstoellezenaar in de kerk van Berkenwoude (foto RDMZ, 1993).
325 De Lekkerkerkse preekstoellezenaar uit 1724 (foto RDMZ, 1993).
Rotterdam (Holdermans, 17). De stam in de vorm van een gebroken S-voluut is later, uit het eerste kwart van de 18de eeuw.
Een afgeleide variant hiervan is de preekstoellezenaar in Berkenwoude, waarbij de acanthusbladeren sterk gestileerd zijn. Het grondpatroon van de voluten is echter wel gelijk gebleven. Het centrale motief bestaat hier uit twee bloemknoppen en een langgerekte gestileerde kelk. Het blad rust op een fraaie draaibare arm met voluutranken. Het blad lijkt zeer veel op dat van twee lezenaars in de Hervormde Kerk te Brielle, in 1678-'79 gemaakt door Adriaen Dop (Don, 148).
Type b wordt vertegenwoordigd door de voorzangerslezenaar in Schoonhoven. Deze bestaat uit elkaar kruisende, golvende staven binnen een eveneens golvend rechthoekig kader. In de kerk van Bleskensgraaf bevindt zich een identiek exemplaar, gedateerd 1686. Vergelijkbare exemplaren in de kerken van Waspik en Besoijen zijn niet gedateerd, maar die van Waspik werd in 1715 aangekocht en die van Besoijen is in 1717 geleverd door de vrouw van Alewijn van den Bergh te Dordrecht (Van Groningen, 1992, 227). De Schoonhovense lezenaar is tijdens de laatste restauratie geschonken door een gemeentelid.
Lezenaars van het 18de-eeuwse type c treffen we aan in Lekkerkerk, Ouderkerk aan den IJssel en Krimpen aan de Lek. Het blad van dit type lezenaars bestaat uit grote, ruggelings geplaatste en naar elkaar toegewende C-voluten, die symmetrisch zijn gerangschikt. In het midden, direct boven het aanhechtingspunt van de arm, is het blad voorzien van een gepunt eikeblad. De exemplaren in Lekkerkerk en Krimpen aan de Lek zijn gedateerd en voorzien van respectievelijk initialen en een inscriptie van de schenkers.
Bij de lezenaar in Lekkerkerk werd op het gangbare type nog een extra ‘verdieping’ geplaatst. Tussen naar elkaar toegewende C-voluten zijn twee wapens en een banderol met de inscriptie amn.17.an.24.wyn. aangebracht. Wie zich achter de initialen schuilhouden is niet bekend. De lezenaar rust op een draaibare, geschubde arm met voluten.
De preekstoellezenaar in Krimpen aan de Lek heeft een stijve arm in vorm van een langgerekte, gebroken S-voluut, versierd met rocaille-motieven. Op het blad staat de schenkingsinscriptie: present aan de kerk den 6 february 1773.
Het niet gedateerde exemplaar in Ouderkerk aan den IJssel is aan de preekstoelkuip bevestigd met een draaibare voluut-vormige arm en een fraaie bevestigingsplaat.
De voorzangerslezenaar en de preekstoellezenaar in Willige Langerak behoren tot type d, met drie godrons te midden van bladkrullen. De preekstoellezenaar is voorzien van een rechthoekig kader, dat in de meeste gevallen bij dit type ontbreekt. Dit type is evenals type c ontstaan in het eerste helft of tweede kwart van de 18de eeuw. Identieke exemplaren zijn te vinden in Nieuw Helvoet (Voorne-Putten, 148-149), Molenaarsgraaf en enkele dorpen in de Betuwe (Van Groningen, 1992, 227). Van de Rotterdamse geelgieter Johannes Specht (1699-1763) is bekend dat hij deze vorm lezenaars vaker toepaste. Uit archivalia blijkt dat de voorzangerslezenaar in Willige Langerak door Specht is vervaardigd. De
| |
| |
326 De voorzangerslezenaar in Willige Langerak dateert, evenals de identieke preekstoellezenaar, van 1765 (foto RDMZ, 1993).
327 Inscriptie op de preekstoellezenaar van Willige Langerak (foto RDMZ, 1993).
328 Preekstoellezenaar in de Hervormde kerk van Bergambacht uit het laatste kwart (?) van de 18de eeuw (foto RDMZ, 1993).
rekening uit 1764/65 luidt: ‘Betaalt aan Johannis Specht ten Rotterdam voor een kopere lessenaar voor de Voorsanger, bij quitantie f 24:16:-’ (Oud-archief, Herv. kerk, inv. nr. 12). De rekening is dus geboekt toen Specht al overleden was. Een andere mogelijkheid is dat de lezenaar is geleverd door een gelijknamige neef die hem opvolgde. De preekstoellezenaar is van een inscriptie voorzien waarin schenker, maker en het jaar van vervaardiging vermeld staan: ‘D:J:M:Versteeg Heeft 't koperwerk tot dezen Predikstoel behorende, vereert Aen de Kerk van W-Langeraake Ao 1765 G.v.d. BERG’. De lezenaar is dus mogelijk gegoten door een tot nu toe onbekende geelgieter G. van der Berg. Geelgieters met dezelfde naam waren werkzaam in Dordrecht in 1692-'93 en 1717 in de Hervormde kerk van Besoijen (gemeente Waalwijk, Noord Brabant).
De lezenaar in Bergambacht is uitzonderlijk van vorm en bestaat uit wijd uitwaaierende bladkrullen aan weerszijden van een centraal verticaal motief van een bloemkelk en drie papaverbollen met bladwerk. De voor lezenaars zo typerende rechthoekige vorm ontbreekt in het koperwerk. Om toch de zware bijbel te kunnen dragen zijn de koperen onderdelen op een (moderne) houten lessenaar gemonteerd. De stijve, licht gebogen arm loopt aan de kant van de lezenaar uit in een gestileerde bloemkelk en aan de andere kant in een voluut met acanthusblad. Een uitzonderlijk versieringsmotief is het bladrozet met grote knop op de stam. Een rechte (moderne) stang zorgt voor de bevestiging op de preekstoelkuip.
Op de voorzangerslezenaar in Haastrecht prijken de initialen van de schenkers, JDG en JAC, aan weerskanten van een cirkelvormig medaillon met een kop in profiel. Het medaillon is aan de onderzijde versierd met een lambrequin en kelkjes. De lezenaar is gevat in een breed, geprofileerd rechthoekig kader. De stijve arm is voluutvormig en versierd met acanthusbladeren. De versieringsmotieven en het medaillon wijzen op een ontstaan in het eerste kwart van de 19de eeuw.
De preekstoellezenaar in Gouderak tenslotte dateert uit 1826 en is, samen met de preekstoel uit dezelfde tijd, afkomstig uit de Remonstrantse kerk van Utrecht. De rechthoekige lezenaar is waarschijnlijk gegoten door Hendrik Schaaps te Utrecht. Hij bestaat uit een brede rand met amandelvormige perforaties, waarbinnen een symmetrisch gebogen lijnenpatroon van staande en liggende, hele en halve amandelvormen en driehoeken. De stijve arm heeft de vorm van een dubbele voluut, die met een modern meandervormig onderdeel aan de preekstoelkuip is bevestigd.
| |
Kandelaars
Predikant en voorzanger werden bijgelicht door kandelaars. De preekstoelkandelaars waren over het algemeen draaibaar. De staande voorzangerskandelaars monteerde men aan weerskanten van de voorzangerslezenaar op het doophek. In de Krimpenerwaard is slechts één preekstoelkandelaar bewaard gebleven. Die bevindt zich in Krimpen aan de Lek. Het is een dubbele kandelaar op een draaibare arm, die aan de ene kant uitloopt in een voluut met dolfijnekop en aan de andere kant in een aantal knoppen. Direct onder de dikste knop zijn de twee kleinere armen met krullen bevestigd, waarop vetvanger en kaarsenhouder. De kandelaar is van een overbekend type dat in de eerste helft van de 17de eeuw ontstond, maar lang daarna nog steeds werd bijgegoten. Een archiefstuk in het archief van de kerkvoogdij over het jaar 1772 het volgende: ‘De wed. Otyen Bakker een ArmBlaker aan de preekstoel 9-2-; vragt -2-’ (Kasboek van de kerkvoogdij van 28-2-1740 - 31-12-1818, f. 43r; aanwezig Hervormde kerk, Krimpen aan de Lek).
In Krimpen aan de Lek bleven eveneens twee kandelaars voor de voorzanger bewaard aan weerskanten van de voorzangerslezenaar op het doophek. De kandelaars staan op een vierkante voetplaat, hebben een ronde voet en een balustervormige stam; een ronde vetvanger en een vaasvormige kaarsenhouder met schroefdraad. Waarschijnlijk dateren zij uit de 17de eeuw.
Ook in Ammerstol staan op dezelfde plaats twee voorzangerskandelaars, die echter tot een ouder type, rond 1600, behoren. Ze bestaan uit een geprofileerde
| |
| |
331 De kandelaar aan de preekstoel in Krimpen aan de Lek is van een 17de-eeuws type, maar zou uit 1776 dateren (foto RDMZ, 1993).
329 17de-eeuwse kandelaar op het doophek in Krimpen aan de Lek (foto RDMZ, 1993).
330 Een van de kandelaars van omstreeks 1600 (?) op het doophek in de kerk van Ammerstol (foto RDMZ, 1993).
stam met knoppen en ringen, waarop een vetvanger en kaarsenhouder. Een voet ontbreekt.
Uitzonderlijk zijn de vier wandarmen in de kerk van Haastrecht, waarschijnlijk uit de tweede helft van de 17de eeuw. De voluutvormige arm met vetvanger en
332 Wandarm uit de tweede helft van de 17de eeuw in de Hervormde kerk van Haastrecht (foto RDMZ, 1993).
kaarsenhouder is zeer fraai en heeft zowel in de krul als halverwege de arm een gestileerd dolfijnekopje. De arm is aan de muur bevestigd met een bijzondere (latere?) wandplaat in vaasvorm met vlammen. Bekend is dat tussen 1683 en 1690 kaarsen, kronen en blakers voor de kerk werden aangeschaft, vervaardigd door Symon van Steyn.
| |
Doopbogen
In de Krimpenerwaard bleef een aantal doopbogen bewaard boven de doorgangen in het doophek. In een eenvoudige uitvoering zijn de doopbogen van ijzer en versierd met één of meer koperen knoppen. Dergelijke exemplaren zijn te vinden in Ammerstol, Berkenwoude en in Ouderkerk aan den IJssel. Volgens de literatuur, die echter op veel andere punten onbetrouwbaar bleek, zou de doopboog in Ouderkerk aan den IJssel in 1668 zijn vervaardigd (Holdermans, 19).
De doopboog in Willige Langerak dateert uit de 18de eeuw en is uitgevoerd in Lodewijk XV- of rococo-stijl. De doopboog is opgebouwd uit twee langgerekte
| |
| |
333 De ijzeren doopboog met koperen knoppen in de kerk van Berkenwoude (foto RDMZ, 1993).
334 Midden 18de-eeuwse koperen doopboog (1765?) in de kerk van Willige Langerak (foto RDMZ, 1993).
S-voluten en twee C-voluten, bekroond door een asymmetrische vaas. Het is mogelijk dat de koperen doopboog tegelijk met de preekstoellezenaar in 1765 is geschonken.
In Krimpen aan de Lek bevindt zich eveneens een doopboog in rococo stijl. Bovenop is de boog versierd met rocaille-elementen en een vierkant sluitstuk met een schoof korenaren erop, een toespeling op de naam van de schenker Van der Geer. ‘Geer’ is oudhollands voor gebundeld hooi. In de rocaille-ornamenten staat een schenkingstekst met datering: aan de kerk present gedaan den 29 augustus ao 1773 door kornelia johanna van der geer en neeltie van der geer. Bij de restauratie in 1939 zijn ontbrekende aren bijgegoten.
| |
Doopbekkenhouders
Na de Reformatie wordt de doop aan de voet van de preekstoel uitgevoerd, in de dooptuin. In de 17de eeuw werden aan de meeste preekstoelen daartoe koperen doopbekkenhouders bevestigd waarin een koperen doopbekken geplaatst kon worden. In de 19de eeuw deden zilveren doopbekkens hun intrede. Deze hadden veelal een eigen, verplaatsbare standaard, waardoor een vrijere opstelling in de kerk mogelijk was. Dit is bijvoorbeeld het geval in Haastrecht waar in 1838 een zilveren doopbekken met bijbehorende mahoniehouten standaard in gebruik kwam.
335 Koperen doopbekkenhouder met zilveren doopschaal in de kerk van Krimpen aan de Lek (foto RDMZ, 1993).
De doopbekkenhouders in Ouderkerk aan den IJssel en in Krimpen aan de Lek vertegenwoordigen het meest voorkomende type in Nederland met hun gebogen, S-vormige, draaibare arm, die aan de kant van de preekstoelkuip of -trap eindigt in een krul, soms met dolfijnekopje. De houder bestaat uit zes gebogen banden die aan de bovenzijde bijeen worden gehouden door een platte band. Het is een type dat in de 17de eeuw ontstaat. De exemplaren in Ouderkerk en vooral die in Krimpen aan de Lek laten echter een verwaterde vorm zien, wat mogelijk duidt op een ontstaan in de 19de eeuw.
In Bergambacht komt bovenbeschreven arm met dolfijnekop eveneens voor. Aan de kant van de houder loopt de arm uit in een gestileerde kelk. Op grond van de fraaiere uitvoering kan deze doopbekkenhouder wel in de 17de eeuw gedateerd worden. De houder zelf bestaat uit acht straalsgewijs geplaatste platte staven,
| |
| |
336 De doopbekkenhouder met doopbekken uit 1765 in de kerk van Willige Langerak (foto RDMZ, 1993).
337 Inscriptie op het doopbekken: ‘Dit Doopbekke Heeft J. Hazue Scheepen van Willege Langerack Aan Dese Kerck Vereert Den 2 October 1765’ (foto RDMZ, 1993).
338 17de-eeuwse doopbekkenhouder in de kerk van Bergambacht (foto RDMZ, 1993).
waarop balusters, verbonden door een platte band. De balusters staan ondersteboven.
De doopbekkenhouder in Willige Langerak is uitgevoerd in Lodewijk XV stijl. De arm is aan preekstoeltrap (voorheen aan preekstoelkuip) bevestigd met twee aanhechtingsstukken en schroeven met vierkante knoppen met gestileerde rozetten. De arm wordt gevormd door een twee C-voluten, verbonden door een verticale staaf. De houder zelf bestaat uit zes ribben met dezelfde opbouw als de stam, aan de bovenzijde verbonden door een platte band met bladwerk. Het bijbehorende koperen doopbekken met deksel is bewaard gebleven. Het doopbekken is in 1765 geschonken door schepen Hazue, zoals blijkt uit de schenkingsinscriptie. Aan te nemen valt dat de houder van dezelfde schenking afkomstig is. Een nagenoeg identiek exemplaar in de Hervormde kerk van Ginneken werd rond 1751 geleverd door de reeds vermelde Johannes Specht.
339 Zandloper en -houder aan de preekstoel in de kerk van Krimpen aan de Lek (foto RDMZ, 1993).
| |
Zandloperhouders
Na de Reformatie werd de preek het belangrijkste onderdeel in de kerkdienst. Preken konden wel twee uur of langer duren. Sommige stads- en dorpsbesturen achtten het dan ook noodzakelijk de duur van de preek aan een maximum te binden. Door middel van een zandloper kon men de tijd in het oog houden. De zandloperhouder werd op een voor de predikant goed zichtbare plaats aan de preekstoelkuip bevestigd.
In de Krimpenerwaard bleven twee zandloperhouders bewaard, een in Willige Langerak en een in Krimpen aan de Lek. Ze hebben beide de van de doopbekkenhouders reeds bekende, draaibare arm in de vorm van een S, die aan de kant van de preekstoelkuip eindigt in een dolfijnekopje en aan de andere kant in een gestileerde bloemkelk. In beide gevallen wordt de houder gevormd door zes balusters op straalsgewijs geplaatste staven. De zandloperhouder in Willige Langerak heeft aan de onderkant een band. Dit type zandloperhouder dateert uit de eerste helft van de 17de eeuw, maar werd, zoals zo veel voorwerpen van koper nog decennia lang afgegoten.
In Krimpen aan de Lek bleef tevens een zandloper uit 1773 bewaard, geschonken door Kornelia Johanna en Neeltje van der Geer, dezelfde dames die ook de doopboog hadden geschonken. Jaartal en namen zijn vermeld op de schenkingsinscriptie: ‘aan de kerk present gedaan den 16 augustus anno 1773 door kornelia yohanna van der geer en neeltie van der geer’.
| |
Zilver
Protestants kerkzilver
In de hervormde kerken in de Krimpenerwaard vinden wij vanaf het begin van de 17de eeuw diverse voorwerpen van zilver. Het betreft bijna uitsluitend stukken die bij de viering van het avondmaal worden gebruikt. Naast het avondmaalszilver
| |
| |
bezitten vijf kerken zilveren doopschalen of -bekkens, alle uit de 19de eeuw (Bergambacht, Ouderkerk, Gouderak, Haastrecht en Schoonhoven).
Berkenwoude heeft bovendien een kanselbijbel met zilveren sloten uit omstreeks 1855.
Het oudste kerkzilver stamt uit de 17de eeuw toen bij het avondmaal meestal alleen (zilveren) bekers werden gebruikt. De overige attributen voor het avondmaal, als kannen, schalen en borden waren veelal van tin. Een gemeente bezat twee of vier avondmaalsbekers en in uitzonderingsgevallen zelfs zes. Het bestellen van een compleet zilveren avondmaalsstel in één keer, inclusief offerbussen en soms ook met doopbekken en doopkan kwam in de 19de eeuw in zwang. Veelal werd het zilver door particulieren aan de kerk geschonken, waarvan inscripties op de voorwerpen zelf getuigen. In de Krimpenerwaard is dat zelfs bij nagenoeg alle stukken het geval.
| |
De zeventiende en achttiende eeuw
In de Krimpenerwaard bleven in acht kerken (Ammerstol, Bergambacht, Gouderak, Lekkerkerk, Ouderkerk aan den IJssel, Schoonhoven, Stolwijk, Willige Langerak) maar liefst 27 avondmaalsbekers uit de 17de eeuw bewaard en vier uit de 18de eeuw.
De 17de-eeuwse bekers zijn gemaakt in Dordrecht (vier in Ouderkerk aan den IJssel en twee in Schoonhoven), in Rotterdam (twee in Schoonhoven, zes in Stolwijk en twee in Gouderak), in Schoonhoven (een in Willige Langerak, twee in Lekkerkerk en twee in Ammerstol), in Haarlem (een in Bergambacht en twee in Gouderak) en in Utrecht (twee in Bergambacht). Van één beker is de herkomst onbekend.
De avondmaalsbekers uit de 18de eeuw zijn vervaardigd in Schoonhoven (twee stuks in Ammerstol) en Rotterdam (twee bekers in Krimpen aan de Lek). Bovendien bleven uit de 18de eeuw nog twee Rotterdamse collecteschaaltjes bewaard (Krimpen aan de Lek) en vier avondmaalsschotels, die zijn gemaakt in Dordrecht (een in Willige Langerak) en Rotterdam (drie in Stolwijk).
| |
Dordrechts zilver
De oudste bekers uit de Krimpenerwaard bevinden zich in de kerk van Ouderkerk aan den IJssel. De kerk bezit vier avondmaalsbekers, waarvan er drie zeker in
340 Merken aan de onderzijde van de Ouderkerkse beker uit 1611: stadskeur Dordrecht, jaarletter K = 1611 en meesterteken ID met een pijl ertussen, Jacob Dircksz. van Clootwijk (?) (foto RDMZ, 1993).
Dordrecht gemaakt zijn en de vierde waarschijnlijk ook uit deze stad afkomstig is. De vier bekers hebben alle een zelfde soort gegraveerde versiering van open bandwerk aan de bovenzijde met afhangende festoenen met bloemen en vruchten, afgewisseld met ranken. Aan de onderzijde is steeds drie maal een vogel op een bergje afgebeeld.
De oudste van de vier avondmaalsbekers in Ouderkerk (h. 16 cm.) heeft een
341 Twee avondmaalsbekers uit Ouderkerk aan den IJssel. Links de beker uit 1611 en rechts die uit 1647 (foto RDMZ, 1993).
| |
| |
342 Onderkant van de Schoonhovense beker uit 1680 (foto RDMZ, 1995).
geprofileerde voet met frieslijst. Tussen de aan de takjes pikkende vogels is twee maal een kerk met de initialen r.b. gegraveerd. De initialen zijn waarschijnlijk die van de opdrachtgever. De merken op deze beker zijn duidelijk leesbaar. Het zijn: stadskeur Dordrecht, jaarletter K = 1611 en meesterteken id met een pijl ertussen, misschien te identificeren met Jacob Dircksz. van Clootwijk (Graas, 76).
Op een tweede avondmaalsbeker in Ouderkerk (h. 15 cm.) zijn de drie merken afgesleten en niet goed leesbaar. Het meesterteken is onherkenbaar, het stadsteken is waarschijnlijk dat van Dordrecht en van de jaarletter zijn alleen drie puntjes van boven en onderkant zichtbaar, wat een jaarletter M of W doet vermoeden. De vorige beker had een geprofileerde voet met frieslijst; deze en de andere twee bekers in Ouderkerk hebben de veelvuldig voorkomende geprofileerde voet met puntige tandlijst. De vogels (tweemaal een duif en eenmaal een kraanvogel?) hebben een tak in de bek en staan op een omkrullend bergje. Daartussen zien we weer de kerk met de initialen r.b. Op bodem onderzijde zijn de letters 1 a b dun ingekrast.
Bij de derde beker (h. 14 cm.) hebben de vogels (duif?) aan de onderzijde eveneens een tak in hun bek. Tussen de vogels staan de initialen k.b. Ook hier drie merken: stadskeur Dordrecht, jaarletter B = 1647 en als meesterteken een naar rechts springend diertje (hondje of konijntje?) in ovaal.
De vierde beker (14,5 cm.) in Ouderkerk vormt duidelijk een paar met de vorige. Ook hier komen de initialen k.b. voor. De decoratie is nagenoeg gelijk, alleen zijn bij de vierde beker de vogels onderling verschillend (valk, reiger, arend?). De beker heeft drie merken: stadskeur Dordrecht, meesterteken onleesbaar en jaarletter D = 1649. Aan de onderzijde staat bovendien het jaartal 1651 gegraveerd. Het is mogelijk dat de beker in 1649 gemaakt is maar pas in 1651 aan de kerk geschonken werd.
Behalve in Ouderkerk bevinden zich ook in de kerk van Schoonhoven twee avondmaalsbekers, waarvan een met het stadskeur Dordrecht. Op beide bekers zien we de Hollandse leeuw en de jaarletter M = 1680 en hetzelfde, niet geïdentificeerd meesterteken (zalm naar rechts in schild). Dit meesterteken zou echter van een zilversmid zijn, die ook in Schoonhoven ingeschreven was (Begeer, 10, 18, 149). De bekers zouden dus ook als Schoonhovens zilver aangemerkt kunnen worden. Op de tweede beker ontbreekt het stadskeur, terwijl de jaarletter M hier twee maal is afgeslagen. Beide bekers hebben een glad, cylindrisch lichaam en een geprofileerde voet. Aan de bovenzijde is een gegraveerde versiering van open bandwerk aangebracht, waartussen bloemen en ranken. Aan de onderzijde staat: ‘dierckie van rees vereert aende gereformeerde kerck tot schoonhoven desen beecker om tot de h. communie gebruyckt te worden ao 1680’. In het koor van de kerk bevindt zich de grafsteen van schenkster Dirckje van Rees, weduwe van Harmanus van der Linde.
In de kerk van Willige Langerak tenslotte bevindt zich een stuk Dordts zilver dat uit de 18de eeuw dateert. Het is een ronde schotel (dm. 36 cm.) met een rand van gedreven bloemranken. De schenkingsinscriptie op de achterzijde luidt: ‘hendericus reers predikant ouderlingen jacob pieterse schansman thomas arijsse diaconen jan martinisse van vianen gerrit aertze de lange a 1706’. Er zijn vier merken: de Hollandse leeuw (afgesleten), stadskeur Dordrecht, jaarletter P (afgesleten) = 1706 en een goed zichtbaar meesterteken, een burchttoren in vierkant. Mogelijk heeft een rekening uit 1706, waarin ‘Mijnheer Asschenberg’ 107,16 betaald krijgt, betrekking op de vervaardiging van deze schotel (vriendelijke mededeling de heer H.A. Verhoef, Willige Langerak).
| |
Rotterdams zilver
De kerk van Schoonhoven bezit, naast de twee hierboven beschreven Dordtse bekers uit 1680, nog twee oudere avondmaalsbekers. Zij dateren uit 1624 en waren het voorbeeld waarnaar de bekers uit 1680 gemaakt zijn. Alleen de voet is verschillend: de bekers uit 1624 hebben een puntige tandlijst die op de exemplaren uit 1680 ontbreekt. Op de onderzijde van de vroege bekers staat: ‘anno 1624 ten tyden ian corse van k deijl claes piters craen gheerlof claesen forduyn’. Beide bekers hebben ieder drie merken: stadskeur Rotterdam, jaarletter a (gotische onderkast in gelobd schild = 1624) (Schadee, 244) en als meesterteken een diertje naar links in schild. Aan de hand van archivalia kan dit meesterteken worden toegeschreven aan Jacob Jansz. In de rekeningen van de
| |
| |
Schoonhovense kerkmeesters van het jaar 1624 staat: ‘den xxe Septembris 1624 Betaelt Jacob Jansz goudsmit sestich gl. over tmaecken ende leveren van twee silveren Beeckers die gebruyckt sullen worden Int communiceren vant nachtmael lx gl.’. In de rekening van 1625 volgt: ‘Item gegeven Jacob Jansz goutsmit vant teyckenen [graveren] vande kercken Beeckers xxx stuyvers 1-10-0’. (Archief NHG Schoonhoven, Rekeningen van de Kerkvoogdij, inv.nr. 37: 1608-1627).
Het is waarschijnlijk niet terecht om deze bekers als ‘Rotterdams’ aan te merken. Schoonhoven kreeg pas in 1638 een eigen gilde voor zilversmeden. Zilveren voorwerpen vóór die tijd in Schoonhoven gemaakt, konden dus niet in Schoonhoven zelf gekeurd worden. De zilversmid ging daarvoor naar Rotterdam (Begeer, 8, 9). Hoewel de archivalia geen uitsluitsel geven, is het zeer wel mogelijk dat de bewuste Jacob Jansz. in Schoonhoven woonde en werkte en dus eigenlijk een Schoonhovense zilversmid was.
In de kerk van Stolwijk bevinden zich zes avondmaalsbekers die later in de 17de
343 Twee avondmaalsbekers uit Stolwijk, links een van de bekers vervaardigd in 1678 en aan de kerk in 1697 geschonken, rechts een beker die is vervaardigd in 1677 en aan de kerk is geschonken in 1696 (foto RDMZ, 1993).
344 Onderzijde met merken en inscripties van een der Stolwijkse bekers uit 1678 (aan de kerk in 1697 geschonken) (foto RDMZ, 1993).
eeuw wel door ‘echte’ Rotterdamse zilversmeden vervaardigd zijn. Een paar avondmaalsbekers (h. 12,5 cm.) is volkomen glad en heeft een voet met gladde, brede rand. Het cylindrische lichaam heeft aan de bovenzijde een uitkragende rand. Het stadskeur Rotterdam is goed te onderscheiden, de andere merken zijn onduidelijker en misschien te lezen als Hollandse leeuw, jaarletter D en (meesterteken?) 10.
De andere vier bij elkaar behorende bekers in Stolwijk (h. 16,5 cm.) dragen allemaal het stadskeur Rotterdam en de Hollandse leeuw. Meestertekens en jaarletters verschillen echter. Op twee van de vier bekers staat de jaarletter P = 1677 en een half afgesleten meesterteken, waarvan twee (van de drie?) tulpen zichtbaar zijn. Het gaat hier misschien om het meesterteken van Johan Kaff (Schadee, 218). Op de andere twee bekers staat de jaarletter q = 1678. Het niet geïdentificeerde meesterteken is duidelijk leesbaar en stelt een heuveltje met een toren voor waarop een bossage in gelobd schild. De vier bekers hebben allemaal een geprofileerde voet en zijn aan de bovenzijde versierd met gegraveerd open bandwerk, waarin ranken. Aan het bandwerk hangen drie ovale kwabcartouches met ranken. In de cartouches staan drie vrouwelijke figuren, die de drie goddelijke deugden symboliseren: Geloof met kruis, Hoop met anker, Liefde met kinderen. De bekers hebben gegraveerde inscripties die iets zeggen over de schenkingsdatum en de gevers. Op de bekers met de jaarletter P staat langs de voet: ‘tempore h: sijen pretore et p: schermer pastore: ao 1696’. Op de onderzijde staat: ‘bij kerkmeesteren van stolwijk van den jare 1696. jan jans den boer leendert jans de reus laurens den boer sier jans vand heuvel’. Op een van bekers met jaarletter q lezen we langs de voet ‘behoorende: de
| |
| |
345 De vier avondmaalsbekers uit 1716 van de kerk van Gouderak met van links naar rechts de evangelisten Lucas, Marcus, Johannes en Mattheus (foto RDMZ, 1993).
diacony: van: stolwijk’ en op de onderzijde de initialen M W en M G. Op de andere beker luidt de inscriptie langs voet: ‘ tempore h: sijen pretore’ en op de onderzijde ‘ bij kerck meesteren van stolwijck van den jare 1697 jan jans den boer hanneman lour den boer cornelis wouterse sier jans vand heuvel’. Per paar werden de bekers in 1677 en 1678 gemaakt en respectievelijk in 1696 en 1697 geschonken.
Hetzelfde meesterteken als op de laatst beschreven bekers komen we ook tegen op een avondmaalsschotel (dm. 39 cm.) in Stolwijk. Verder zijn afgeslagen: de Hollandse leeuw, het stadskeur Rotterdam en jaarletter P = 1701. Volgens de op de schotel aangebrachte inscriptie is deze in 1706 door diakenen en ouderlingen aan de kerk geschonken. Het is een ronde schotel met gedreven rand met wingerdranken en druivetrossen, acanthusbladeren en bloemen. Op het plat is het wapen van Stolwijk gegraveerd met helm en helmkleed. Op de achterzijde staat de schenkingsinscriptie: ‘behoorende d: diacony van stolwijk ten tijde van andreas keur predikant. diaconen jan claase muys gelof cornelis dionijs ouderlingen lauwerens roelen arien maertense decker ao 1706’.
Twee kleinere avondmaalsschotels (dm. 26 cm.) werden al enkele jaren eerder, in 1703 aan de kerk geschonken, door wederom diakenen en ouderlingen. De schenkingsinscriptie op de achterzijde vermeldt hun namen: ‘behoorende d: diaconij van stolwijk ten teyde van andreas keur predicant. diaconen ao 1703 jan corneliz dionijs pieter jacobsz berger ouderlingen maerten conrelisz verkaeijk jan dirkzebacker ao 1703’. De ronde schotels hebben een brede gedreven rand, waarin naast druiven veel bloemen voorkomen en ook hier is midden op het plat het wapen van Stolwijk aangebracht. De Hollandse leeuw, het stadskeur Rotterdam, jaarletter R = 1703 en het meesterteken van Hendrik van Beest zijn duidelijk leesbaar (Schadee, 82).
In Gouderak bevinden zich twee bekers (h. 17,5 cm.) met een voor protestantse
346 Avondmaalsschotels van de kerk in Stolwijk uit 1701 (geschonken in 1706) en uit 1703 (foto RDMZ, 1993).
begrippen rijke versiering. Ze zijn versierd met twee gegraveerde wapens aan linten: een van Gouderak (zespuntige ster) en een met bovenaan een band, waarin wederom een zespuntige ster en onderaan een arm met kromzwaard, waarschijnlijk het wapen van de schenker. Daartussen zijn twee grote ovale medaillons aangebracht, omgeven met Jeruzalemveren. In de medaillons zijn per beker twee staande figuren van de vier evangelisten met hun attributen gegraveerd en een bijbehorend onderschrift. Op de ene beker s. matthaevs en s. markus. Op de andere beker s. iohannes en s. luijkas. De bekers zijn voorzien van het stadskeur Rotterdam, een Hollandse leeuw, de jaarletter F = 1716 en het niet geïdentificeerde meesterteken W M (Schadee, 221).
Ook een deel van het avondmaalszilver in Krimpen aan de Lek werd in Rotterdam gemaakt. Twee gladde bekers (h. 16 cm.) met geprofileerde voet en tandlijst en twee geldschaaltjes (dm. 14,4; h. 7,5 cm.) op ronde voet en stam dragen het stadskeur Rotterdam, Hollandse leeuw, jaarletter x = 1732 en een meesterteken (scheepje) dat waarschijnlijk geïdentificeerd kan worden met de zilversmid
| |
| |
Johannes Londerseel (Schadee, 91, 226). Op de voetrand van de bekers staat: ‘dese bekers syn eygen aen de kerk van krimpen ao 1732’. De ongedecoreerde geldschaaltjes hebben een inscriptie die luidt: ‘dese schale syn eygen aen de kerk van krimpen. ao 1732’.
Het avondmaalsstel in Berkenwoude ontstond op het breukvlak van de 18de en de 19de eeuw. Het werd in 1800 vervaardigd en bestaat uit twee avondmaalsbekers (h. 16,5 cm.), een grote, ovale schotel (33 × 25 cm.) en twee ronde schotels (dm. 20,5 cm.). Schenkers waren de ‘gewezen’ predikant J. Hazeu en diens echtgenote G. Muilman. Op de grote ovale schotel prijken midden op het plat hun alliantiewapens en een uitvoerige schenkingsinscriptie: ‘deze drie schotels en twee bekers zijn tot gedagtenis gegeeven aan de kerck van berkenwoude. in 't jaar 1800: door den gewezen predikant aldaar joh: hazeu, en gda muilman, deszelfs huisvrouw’. Op de avondmaalsbekers en de ronde schotels graveerde men nogmaals hun namen en wapens. Het avondmaalsstel is van een sobere uitvoering, slechts versierd met een enkele parelrand rondom de schotels en de voet van de bekers. Alle onderdelen van dit avondmaalsstel zijn gemerkt met het stadskeur Rotterdam, de Hollandse leeuw en het meesterteken CK in ovaal schild van Cornelis Knuijsting, (1780-1812) (Schadee, 232). Op de ronde schotels en de avondmaalsbekers staat tevens de jaarletter T = 1800.
| |
Schoonhovens zilver
In de Krimpenerwaard bevinden zich in drie kerken totaal zeven avondmaalsbekers die het stadskeur Schoonhoven dragen. Vijf stammen er uit de 17de eeuw en twee uit de 18de eeuw. Dan zijn er bovendien nog als ‘twijfelgevallen’ de vier bekers in de Grote kerk te Schoonhoven die hierboven beschreven staan onder ‘Dordrechts zilver’ en onder ‘Rotterdams zilver’.
Schoonhoven kreeg pas in 1638 een eigen gilde voor goud- en zilversmeden. Over meestertekens en het dateren van jaarletters is nog weinig bekend. Grote 17de-eeuwse stukken met het stadskeur Schoonhoven blijven een zeldzaamheid. Inmiddels werd bij het onderzoek naar het kerkzilver in de Alblasserwaard en nu van de Krimpenerwaard een aantal tot nu toe onbekende stukken ontdekt (Van Groningen, 1992, 234-235).
De avondmaalsbeker (h. 16,5 cm.) in Willige Langerak dateert uit 1662. De beker met geprofileerde voet heeft de decoratie van open bandwerk met bloemen vruchtenranken aan de bovenzijde en drie afhangende vruchtenfestoenen aan linten opgehangen en afgewisseld met ranken van bloemen en vruchten. Onderaan staan op drie bergjes een vlinder en twee kraanvogel. Op de onderzijde staat de schenkingsinscriptie: ‘ d. matthevs . stochivs . ende . elisabeth . van . rissel . hebben . desen . beecker . vereert . tot . de . bedieninge . des .
347 Deel van het avondmaalsstel van Berkenwoude met grote ovale schotel, ronde schotel en beker uit 1800. De kan dateert uit 1874 (foto RDMZ, 1994).
| |
| |
348 Onderzijde van de avondmaalsbekers van Ammerstol, vervaardigd in 1669 en aan de kerk geschonken in 1681 (foto RDMZ, 1993).
349 Merken aan de onderkant van een der Lekkerkerkse bekers (foto RDMZ, 1994).
avontmaele . in . de . gemeente . van . willigelangerack ao 1662’. De beker is gemerkt met het stadskeur Schoonhoven, de jaarletter D, en een deels afgesleten meesterteken in accoladeschild, voorstellende twee roosjes en een ster (Begeer, afb. 5 op p. 18, meesterteken nr. 188).
In Lekkerkerk bevinden zich twee Schoonhovense avondmaalsbekers (h. 16,5 cm.). Ze hebben een geprofileerde voet. Op het gladde, cylindrische lichaam is slechts een gegraveerde inscriptie aangebracht: ‘dese bekers syn toebehoorende den kercke van leckerkerck’. De aanwezige merken zijn: stadskeur Schoonhoven, afgesleten jaarletter, waarschijnlijk E (of F) en meesterteken ossekop met vijfpuntige ster tussen de horens in contourschild (Begeer, afb. 3 op blz. 19, blz. 150, meesterteken nr. 193). De jaarletter is in genoemde literatuur als ‘F = 1688?’ gedateerd. Waarschijnlijk echter dateert de beker van vóór 1663, omdat het vanaf dat jaar in Holland verplicht was een zogeheten groot keur in de vorm van de Hollandse leeuw toe te voegen aan voorwerpen van 1ste gehalte zilver. De jaarletter E zou dan kunnen staan voor ca. 1643. Al eerder is vastgesteld dat de jaarletter E meerdere jaren achtereen gebruikt werd (Van Groningen, 1992, 235). De jaarletter F (Begeer, 157) zou dan gelden voor het jaar 1644.
Bij een paar avondmaalsbekers in Ammerstol (h. 13 cm.) zijn op beide bekers vier merken afgeslagen. Ze zijn gedeeltelijk afgesleten en bovendien loopt de trembleersteek erdoor heen. Duidelijk leesbaar zijn de Hollandse leeuw, het stadskeur Schoonhoven en de jaarletter K = 1669. Het meesterteken is moeilijk te onderscheiden, maar zou een zalm kunnen zijn (Begeer, 10, afb. 6 op blz. 18, meesterteken nr. 120). Op de onderkant van de ene beker staat wie de schenker was: ‘dirckie v. rees vereert dese 2 sivere beeckers aende kercke van ammerstol’. Op de andere beker vermeldt de inscriptie functie en jaartal van ingebruikneming door de kerk: ‘tot de bedieninge van het h: avontmael onses heere i. cristi inde gemeinte aldaer a. 1681’. Ook hier is er geen consensus tussen het jaartal 1681 dat op de beker gegraveerd staat en de jaarletter. Een van de weinige met zekerheid vast te stellen jaarletters zou juist de A voor 1681 zijn, terwijl de op de beker voorkomende jaarletter K als 1669 gedateerd wordt (Begeer, 157). De bekers zijn dus waarschijnlijk in 1669 gemaakt en pas in 1681 aan de kerk geschonken. Zij zijn aan de bovenkant versierd met open bandwerk, waarin bloemenranken.
In Ammerstol bevinden zich nog een paar 18de-eeuwse avondmaalsbekers (h. 12 cm.), die ook weer in Schoonhoven gemerkt werden. Het zijn gladde bekers, aan de bovenzijde gegraveerd met open bandwerk, waarin ranken en afhangende festoenen met kelkjes en vruchten. Onderaan staat de inscriptie ‘kerk beker van klyn ammers: ao 1722 toebehoorende de diaconie’. Op beide
| |
| |
350 Avondmaalsbeker uit 1631 uit de kerk van Bergambacht (foto RDMZ, 1994).
351 Onderzijde van de beker van Bergambacht uit 1631 met merk en inscriptie (foto RDMZ, 1994).
bekers zijn vier merken afgeslagen: Stadskeur Schoonhoven, Hollandse Leeuw, jaarletter F = 1688, en een meesterteken in de vorm van een hartje in cirkel (Begeer 10, 157).
| |
Haarlems en Utrechts zilver
In de Krimpenerwaard komen in de kerken van Bergambacht en Gouderak 17de-eeuwse avondmaalsbekers voor uit Haarlem (drie stuks) en Utrecht (twee exemplaren). Één beker tenslotte is van onbekende herkomst, omdat het stadsteken ontbreekt.
Deze beker (h. 17 cm.) bevindt zich in de kerk van Bergambacht. Er is slechts één merk afgeslagen. Het is een blaadje (of hartje?) in schild en betreft waarschijnlijk een meesterteken. De beker met geprofileerde voet heeft een uitzonderlijke versiering. Het lichaam is aan de bovenzijde gegraveerd met open bandwerk, waarin bloemenranken. Aan de onderzijde zit een vogel op een golf, pikkend aan een tak met bessen. Aan weerskanten staat een spreekwoord, geïllustreerd met een bijbehorende voorstelling. Een vrouw met hoed en mand, knielt en plukt iets, een tafereel dat hoort bij de tekst: ‘ick wie mijn hoofgen / elck wiet ht syn’. Onder een man met hoed, boom over zijn schouder en schop in de hand staat: ‘vrovtgen wat doet ghij op dit termijn [terrein]’. Op het lichaam is tevens een bijbeltekst gegraveerd: ‘hebreen xiii vers 16 ende der meededeelsaamhydt niet want aan sodanige offerhande heeft godt een welbehage’. Op de onderzijde van de beker staat een inscriptie, die naam van schenker en schenkingsjaar vermeldt: ‘dirck gerritsen van slyst anno 1631’ tezamen met het wapen van de schenker (drie vissen), gehouden door een leeuw. Deze beker is in 1733 aan de diaconie geschonken, bij welke gelegenheid de bijbeltekst vermoedelijk gegraveerd is (Blanken, 35-36).
Op een tweede beker in Bergambacht, met de uitzonderlijke hoogte van 19,5 cm, komen eveneens bijbelteksten voor en een voorstelling. De beker heeft een geprofileerde voet en is aan de bovenzijde gegraveerd met open bandwerk, waarin ranken met rozetten. Aan het bandwerk hangen drie bloemen- en vruchtenfestoenen, afgewisseld met ranken en rozetten. Op lichaam staat: ‘galae VI vers 10. soodan terwijl wij tijt hebben laat ons goedt doen aen allen maar meest aan de huysgenoten des geloofs’. Langs de onderkant van de beker is een gegraveerde doorlopende voorstelling aangebracht, die misschien een spreekwoord of gezegde voorstelt, verband houdend met de bijbeltekst. Twee mannen zagen een boomstam door met een trekzaag. De boomstam rust op een gekruiste schraag. Muts, hoed en schoeisel liggen op de grond. Links van hen een kindje, dat takken in de mond stopt. Rechts een boom. De beker is voorzien van vier merken: Hollandse leeuw, stadskeur Haarlem, de jaarletter P = 1677 en meesterteken E in schild van Cornelis Ebbekin (Citroen, 41, meesterteken 78). Ook bij deze beker is de gegraveerde bijbeltekst later aangebracht, mogelijk in de 18de eeuw.
Een paar bekers in Bergambacht (h. 17 cm.) is vervaardigd in Utrecht. Ze zijn afgeslagen met het gekroonde stadskeur Utrecht, de jaarletter N in gelobd schild = 1652 en met het meesterteken twee gekruiste pijlen in cirkel van C. van Stralen (Houtzager, 38, meesterteken nr. 222). De bekers hebben een geprofileerde voet en een glad, cylindrisch lichaam, waarop een uitvoerige schenkingsinscriptie is gegraveerd, samen met het wapen van de schenkster aan een lint: ‘eedele vrouwe vrov maria magnvs wedve van de eedele heer christiaen de cvpre ambachtsvrouwe van sheeraers berge bergambacht ende ammers heeft dese beechers aende kercke tot sheeraers berge ende berchambacht etc vereert om het heylige avontmaei. des heeren iesv christi darer mede vit te delen ende te bediene indenn jare 1653’.
In Gouderak tenslotte bleven nog twee avondmaalsbekers (h. 18 cm.) bewaard, die in 1673-'74 in Haarlem werden vervaardigd. De bekers hebben een geprofileerde voet en zijn bovenaan versierd met gegraveerd open bandwerk met bloemenranken. Daaraan hangen drie wapenschilden aan linten, waarin eenmaal het wapen van Gouderak (zespuntige ster) en twee maal de wapens van de schenkers (predikant Wiltvang en kerkmeester Trouwborst) met hun inscripties: ‘d. gvalthervs . wiltvang . eerte . predicant . tot . govderak en . dirck . cryne . trovborst . kerckmeester . int . iaer . 1.6.7.3.’. Daartussen ovale
| |
| |
352 Beker uit 1677 in de kerk van Bergambacht met een voorstelling van twee hout zagende mannen (foto RDMZ, 1994).
cartouches met bladwerk, dolfijnen en fantasiewezens. In de ovalen zijn staande vrouwenfiguren afgebeeld, die de goddelijke deugden symboliseren: de vrouw met boek en kerk op achtergrond stelt het Geloof voor; de biddende vrouw met anker aan waterkant met scheepje is de Hoop en de zittende vrouw met twee kindjes personifieert de Liefde. De bekers zijn afgeslagen met gekroonde Hollandse leeuw, gekroond stadskeur Haarlem, jaarletter M = 1674 en een niet geïdentificeerd meesterteken eikel in ovaal (Citroen, 37, meesterteken nr. 46).
| |
De negentiende eeuw
Het vroegste stuk in de Krimpenerwaard, dat volgens uniforme regels gemerkt is (voor het hele land ingesteld in 1806), is een grote ovale schotel (47 × 36 cm.) uit 1827 in de Grote kerk van Schoonhoven. Het is een gladde schotel met geprofileerde rand. Midden op het plat prijkt de gegraveerde schenkingsinscriptie samen met de alliantiewapens van de schenkers: ‘deze schotel is gegeven door vrouwe susanna francoisia van den bosch weduwe den heere dr carolus carnier ter gedachtenis van haar ed. 87. jaar den 2 july 1827’. De schotel werd in 1827 gemaakt door de Amsterdamse meestersmid P.G. Petersen. Merken: meesterteken van P.G. Petersen, Amsterdam 1812-1846, klimmende leeuw + 1, minervakop Amsterdam, jaarletter R = 1827 (Meestertekens van Nederlandse Goud- en zilversmeden, 1814-1963, 1986, nr. 8913).
Elf jaar later (1838-'39) werd het avondmaalsstel en het doopbekken in de kerk van Haastrecht gemaakt. Het stel bestaat uit maar liefst twaalf onderdelen: vier bekers (h. 22 cm), een grote schotel (dm. 37,5 cm), twee kleinere schotels (dm. 28,5 cm), twee kannen (h. 45 cm), twee offerbussen (dm. 23 cm, h. 14,5 cm) en een doopbekken (dm. 30 cm.; h. 14 cm.). Op de schotels na zijn alle onderdelen versierd met één of meer gearceerde randen en schuin weglopende of rechte knorren. Op de schotels ontbreken de knorren, maar de rand is ook hier omgeven door een band met schuine arceringen. Bovendien staat op alle
353 Twee avondmaalskannen van de Hervormde kerk van Haastrecht uit 1838-1839 (foto RDMZ, 1994).
| |
| |
354 Avondmaalsstel van de Hervormde kerk te Ouderkerk. De grote schaal dateert van 1857, de kleinere uit 1854. De bekers en de schenkkan zijn van 1873 (foto RDMZ, 1993).
355 Avondmaalsstel uit 1857 van de kerk van Bergambacht (foto RDMZ, 1994).
356 De Schoonhovense doopschaal uit 1857 (foto RDMZ, 1995).
voorwerpen de schenkingsinscriptie ‘ f. van der hout en maria stolwijk, 1838’.
Van der Hout legateerde bij zijn overlijden op 13 juli 1837 f 4000, - aan het Diaconie-armbestuur. Een bedrag van f 2500, - was het legaat van F. van der Hout en ‘deszelfs huisvrouw’ Johanna Stolwijk (zijn tweede vrouw) om zilverwerk aan te schaffen voor het Heilig Avondmaal. Van der Hout had zelf de inscriptie bepaald: opmerkelijk genoeg van hemzelf en zijn eerste, al eerder overleden, vrouw Maria (Kerkelijk archief, aanwezig in de hervormde kerk te Haastrecht). De inscripties staan op onopvallende plaatsen, aan achter- of onderzijde of op een voet. Met Pasen 1839 is het zilver voor het eerst gebruikt. De oude zilveren bekers werden verkocht en uit de opbrengst werd een tafellaken aangekocht.
Het doopbekken, waarvan tevens de bijbehorende mahoniehouten voet in de kerk bewaard bleef, werd gemaakt door de zilversmid J.C. Schouten; alle voorwerpen van het avondmaalsstel dragen het meesterteken van G.T. Spaan. Beiden waren Amsterdamse zilversmeden. Bijna alle voorwerpen zijn bovendien afgeslagen met klimmende leeuw 1 en een minervakopje. De twee kannen hebben daarnaast op kleine onderdelen een zwaardje.
Aan het uitgebreide doop- en avondmaalszilver is in periodes van de jaren 1838 en 1839 gewerkt. De twee kannen werden als eerste gemaakt en dragen jaarletter D = 1838. Bekers, schotels en doopbekken zijn voorzien jaarletter E = 1839. Op de twee offerbussen zit de jaarletter waarschijnlijk verborgen achter de vilten beplakking onder de voet. Op de offerbussen en op de vier bekers komt bovendien een onbekend zeer klein merkje voor, dat waarschijnlijk gelezen moet worden als i s in staande ovaal.
In Berkenwoude dateert het doopbekken uit 1852. De geprofileerde rand is versierd met gegraveerd open bandwerk, waarin acanthusbladranken. Ook hier duidelijk aanwezig op plat de schenkingsinscriptie: ‘geschenk aan de kerk van berkenwoude c.a. van pieter snel schout of burgemeester dier gemeente van 1798-1849 en jacoba francois ter gelegenheid van hunne gouden bruiloft op den 7e juny 1852.’ Het bekken is voorzien van de merken lopende leeuw 2, minervakop, jaarletter S = 1852 en het meesterteken van J.M. van Kempen (Utrecht/Voorschoten, 1835-1858).
A. van Walsum schonk in 1854 twee kleine borden en in 1857 een groot bord aan de kerk van Ouderkerk. Alle borden zijn versierd met een geprofileerde rand waarin enkele malen een gekruist lint als versiering is aangebracht. De borden zijn echter niet door dezelfde zilversmid gemaakt. De kleine borden zijn van de hand van de Rotterdammer G. Glazenier (Meestertekens nr. 3361), het grote bord werd vervaardigd door de Amsterdamse meesters J.D. Arnoldi en J.W. Wielick (Meestertekens nr. 171).
De Ouderkerkse doopschaal dateert van 1850 hetgeen door de inscriptie van de schenkers op de rand en de jaarletter q wordt bevestigd. De schaal staat op een ronde voet op een plint die met een acanthusbladlijst is versierd. Dezelfde versiering komt terug op de uitzwenkende bovenrand van de bolvormige schaal.
| |
| |
357 Kan en kleine schotel uit 1860 en grote schotel van 1827 behorende tot het avondmaalsstel van Schoonhoven (foto RDMZ, 1995).
358 Offerbus en bekerschoteltje van het Schoonhovense avondmaalsstel uit 1860 (foto RDMZ, 1995).
De doopschaal werd door de Rotterdamse zilversmeden J. Lang en C. Koops gemaakt (Meestertekens nr. 7554).
De doopschaal in Schoonhoven werd in 1857 vervaardigd. Het is een ronde schaal met uitzwenkende geprofileerde rand in accolade-vormen. Op het gladde plat staat gegraveerd: ‘aandenken tot gebruik bij de bediening van den heiligen doop in de gereformeerde gemeente te schoonhoven van hare 85 jarige zuster mei 1857 s.a.c.’. Dit zou mej. S.A. Carnier zijn, waarschijnlijk de dochter van de schenkster van het grote bord uit 1827. De schotel heeft de volgende merken: meesterteken van Wed. A.B. van Grastek, Amsterdam, 1855-1858 (Meestertekens nr. 3446), klimmende leeuw + 1, minervakop, jaarletter x = 1857, onleesbaar merk in liggend ovaal, waarschijnlijk essaieursteken.
Eveneens uit 1857 dateert het avondmaalsstel in Bergambacht, bestaande uit een grote schotel (dm. 42 cm.), twee kleine schotels (dm. 32 cm.) en twee kannen (h. 37 cm.), gemaakt door de Rotterdammers J. Lang en C. Koops (Meestertekens nr. 7554). Hun meesterteken komt op alle voorwerpen voor, samen met lopende leeuw 2, minervakopje, jaarletter X = 1857 en op een van de kannen tevens een zwaardje. Midden op de grote schotel zijn de alliantiewapens van de schenker P. Smits Jzn. en de uitvoerige schenkingsinscriptie gegraveerd. Op de overige voorwerpen staat op achter- of onderzijde: ‘behoort bij de groote schotel van p. smits jz. 1857’. De schotels zijn volkomen glad en slechts voorzien van een geprofileerde rand. De kannen hebben knorrenversieringen, acanthusbladversiering bij de aanzet van het oor. De dekselknop heeft de vorm van een druiventros.
Het doopbekken (dm. 24 cm.) in Bergambacht werd twee jaar na het avondmaalsstel door dezelfde makers vervaardigd en behoort stilistisch tot het avondmaalsstel. Het gladde bekken is, evenals de schotels, voorzien van een geprofileerde rand. Op plat staat het wapen van de schenker met helm en helmkleed, gehouden door twee leeuwen en een spreukband waarop ‘semper idem’. De inscriptie luidt: ‘aan de hervormde gemeente te bergambacht van c.j.g. baron van hardenbroek heere van s heeraartsberg en bergambacht. ordonnance officier van z.m. koning willem iii ridder der orde van de eiken kroon van luxemburg en van de ijzeren kroon van oostenrijk enz. enz. 18-60’. De schotel is afgeslagen met de merken: meesterteken van J. Lang en C. Koops, lopende leeuw (2, half afgesleten), minervakop, jaarletter Z = 1859.
Een jaar later kreeg Schoonhoven een nieuw avondmaalsstel dat eveneens door Lang en Koops werd vervaardigd. De twee ovale schotels (29,5 × 23 cm.), twee kannen (h. 25,5 cm.), twee vierkante offerbussen (h. 13,5 cm.) en vier ronde schoteltjes werden geschonken door H.J.B. Groeneveld van der Kop, ter nagedachtenis aan zijn overleden echtgenote Maria Boonder. In het verdiepte gladde plat zijn de alliantiewapens van de schenkers met helm, C-voluten en bladwerk gegraveerd alsmede de inscriptie: ‘geschenk aan de kerck der hervormde gemeente te schoonhoven ter voldoening aan het verlangen
| |
| |
van mijne geliefde echtgenote maria boonder overleden den 26. mei 1860. h.j.b. groeneveld van der kop’. Op de andere voorwerpen komen de alliantiewapens terug. De schotels en de twee schenkkannen zijn helemaal uit zilver vervaardigd. De offerbussen en de vier bekerschoteltjes zijn van ebbehout met zilveren beslag. Alle voorwerpen hebben een randjes versierd met wingerdranken en druivetrossen en alle onderdelen dragen bovendien dezelfde vijf merken: meesterteken van J. Lang en C. Koops, Rotterdam ca. 1860, (Meestertekens nr. 7554), lopende leeuw + 2, minervakop, zwaardje, jaarletter a = 1860.
In 1865 schonken P. Horsman en diens echtgenote aan de kerk van Krimpen aan de Lek een aanvulling op het avondmaalsstel. Het betreffen een grote schaal (dm. 36 cm.) en twee kleine schalen (dm. 28,5 cm.). Het zijn alle gladde borden met opstaande, geprofileerde accoladeranden. Het feit van de schenking staat op het plat van alle stukken gememoreerd. Op de grote schaal staat in de rand de inscriptie ‘een brood is het zoo zijn wij velen een ligchaam’. De kleine schalen vermelden respectievelijk: ‘dat is mijn ligchaam. luk. xxii: xix’ en ‘doe dat tot mijne gedachtenis. luk. xxii: xix’. Alle stukken dragen vier merken: een lopende leeuw 2, de jaarletter f (1865), een minervakop en het meesterteken B&M (W. Baksteen en Middendorp uit Rotterdam).
Ter gelegenheid van de doop van hun twaalfde kind schonken W. Dogterom en J. de Jong aan de kerk van Krimpen aan de Lek in 1872 een doopschaal (dm. 25,4 cm). Dit feit staat in de rand gegraveerd. Uit de drie merken op de onderzijde: lopende leeuw 2, minervakop en de letters K & Z valt alleen de essaieur op te maken (C. Koops & Zn. te Rotterdam).
Ter gelegenheid van haar 74ste verjaardag schonk Maria de Groot, de weduwe van Pieter Hoogendijk in 1873 twee bekers en een schenkkan aan de kerk van Ouderkerk. De gladde, ingezwenkte bekers op een voet dragen de schenkingsinscriptie op het lichaam. De peervormige schenkkan staat ook op een voet. De kan heeft een brede lip met scharnierende deksel en een handvat in de vorm van een oor. De inscriptie staat hier op de lip. De drie stukken dragen het meesterteken van W. Begeer uit Gouda (Meestertekens, nr. 11283).
In 1874 werden een kan (h. 33,5 cm.) en twee offerbussen (h. 19,5 cm.) aan de kerk van Berkenwoude geschonken, alle drie versierd met touwranden. Op de buik van de kan prijkt de schenkingsinscriptie: ‘ deze kan met twee offerbussen zijn ten geschenke gegeven aan de ned: herv: gemeente van berkenwoude
359 Offerbussen uit 1874, behorende tot het avondmaalszilver van de Hervormde kerk van Berkenwoude (foto RDMZ, 1994).
| |
| |
c.a. door cs de jong en gt johannisse op hun 50 jarig huwelijksfeest 18 april 1874’. Op de buik van de offerbussen staat ‘gt de jong geb: johannisse 18 april 1824-1874’. Op de voorwerpen ontbreekt een meesterteken. Wel zijn ze afgeslagen met het essaieursteken van J.H. Balfoort, Utrecht 1853-1883 (Meestertekens nr. 63) en verder met een minervakopje en de jaarletter p = 1874. De kan is bovendien nog gemerkt met een zwaardje.
De doopschaal (dm. 32,2 cm; h. 12 cm.) uit Gouderak stamt uit 1877. Het is een zeszijdige zilveren schaal op zeszijdig gelobde voet (als rozet) en omlijst met een brede, geprofileerde rand. Op de rand staat de schenkingsinscriptie: ‘ aandenken van den heer johs smits / voorzitter van het collegie van kerkvoogden / gouderak 1 januarij 1877’ en het wapen van de schenker met gehoornde helm en afhangende festoenen. De schaal werd gemaakt door fa.
360 De Gouderakse doopschaal van 1877 (foto RDMZ, 1995).
J.M.v. Kempen en Zn. te Voorschoten (meesterteken VK met maantje erboven). Overige merken zijn staande leeuw 1, minervakop en jaarletter R = 1876.
Hetzelfde meesterteken komt voor op een avondmaalsbeker (h. 17 cm.) in Lekkerkerk, samen met een meesterteken en een lopende leeuw 2 (jaarletter ontbreekt). De beker kan aan de hand van de inscriptie ‘tot aandenken onzer belijdenis 1893’ in 1893 gedateerd worden. Deze eind 19de-eeuwse avondmaalsbeker wijkt in vorm af van zijn 17de- en 18de-eeuwse voorgangers. Het 19de-eeuwse exemplaar heeft een ronde geprofileerde voet, inzwenkend naar een kelkvormig lichaam. In de 18de eeuw heeft men de cylindervormige bekervorm losgelaten en kwamen kelkvormige bekers in zwang.
Twee gladde, ronde bordjes (dm. 19 cm.) uit Ammerstol dragen het meesterteken van G.v.d. Dussen uit Schoonhoven (1866-1912), een minervakopje, lopende leeuw 2 en de jaarletter K = 1894. Op de rand van het ene bord staat ‘geschenk van de nieuwe leden 1894’ en op het andere ‘aen de herv. kerk te ammerstol’.
Als laatste stukken avondmaalszilver moeten hier nog de twee offerbussen in Willige Langerak genoemd worden, die uit 1895 dateren, maar slechts gemerkt zijn met een zwaardje. De klokvormige bussen zijn gemaakt van ebbehout en voorzien van gladde zilveren monturen, met de inscriptie ‘geschenk van j.v.d. waal en echtgenoote bij den doop van hun zoon a.g.h. schoonhoven 6 oct 95’.
Vermeldenswaard tenslotte van het protestantse kerkzilver is een bijbel met zilveren sloten in de kerk van Berkenwoude. Van de lederen band, met voorstelling van de Transfiguratie, de Opstanding met Christus als Salvator Mundi en engelen met passiewerktuigen, bestaan meerdere exemplaren in diverse hervormde kerken, (o.a. in die te Poederoyen), alle gesigneerd haarhuis, Paris. Zij zijn alle gedrukt door G.B. van Goor in Gouda en gedateerd 1855. Het titelblad vermeldt: ‘al de boeken van het oude testament gouda g.b. van goor 1855’. De zilveren sloten zijn versierd met gegraveerd bloem- en bladwerk en C- en S-voluten. Er zijn drie merken afgeslagen: minervakopje, afgesleten meesterteken en onleesbare jaarletter en er is een signatuur ‘p.h. meyer te 's hage’. Uit deze signatuur kan worden geconcludeerd, dat het afgesleten meesterteken dat van Ph. Meyer moet zijn (Meestertekens, nr. 2453), die van 1842 tot 1869 zijn beroep uitoefende in Den Haag. De zilveren sloten kunnen, analoog aan het jaartal op het titelblad, rond 1855 gedateerd worden.
| |
Katholiek kerkzilver
In de rooms-katholieke kerken van Haastrecht en Schoonhoven en de Oud Katholieke kerk in Schoonhoven wordt een aantal 17de- en 18de-eeuwse voor de eredienst bestemde voorwerpen bewaard die de moeite waard zijn.
Van de Antwerpse meester Jan Moermans is de verguld zilveren ciborie uit 1677 in de Oud Katholieke kerk van Schoonhoven met drie merken: gekroonde hand (stadsteken Antwerpen), I.M. in driehoek (= Johannes Moermans), jaarletter onleesbaar, 1677. De ciborie staat op een ronde gelede geprofileerde voet. De onderste rand is versierd met gestileerde acanthusbladeren en bolletjes; op de tweede geleding drie gevleugelde cherubs op gegranuleerde ondergrond waar- | |
| |
tussen korenhalmen en druivetrossen als symbolen voor de Eucharistie. Stam en nodus worden door engelen gevormd. De cuppa is versierd met drie engelenkopjes tussen bloemen. Op de tegencuppa drie gevleugelde cherubs met korfjes met vruchten op het hoofd, afgewisseld met bloem en vruchtfestoenen. Het opengewerkte deksel is in de vorm van een kroon van korenhalmen en druivetrossen, bekroond met wereldbol en crucifix.
In dezelfde kerk bevindt zich een verguld zilveren kelk en pateen uit het midden van de 17de eeuw door de Utrechtse zilversmid Pieter Vivant (werkzaam tussen 1641-1673) (hoogte 29 cm., diam. voet 19 cm, diam. pateen 16,5 cm). Op de voet staat een gestippelde inscriptie met ‘Bidt voor Wouter van Dam’. Drie merken: stadsteken onleesbaar, meesterteken P.V. (= Pieter Vivant), jaarletter Z (?), in dat geval 1663. De voet van de kelk toont drie cartouches, door cherubskopjes onderbroken, met afbeeldingen van de gekruisigde Christus, de H. Bartholomeus en de H. Augustinus. Op de nodus drie engelenkopjes met kleine cartouches waarin de arma Christi (hart met drie nagels, zwaard, mes, beker voor dobbelstenen), idem op de cuppa ((geselpaal met gesel en zweep, lamp en fakkels, ladder, speer en edikspons op stok).
Van een vergelijkbaar type is de verguld zilveren kelk uit de rooms-katholieke kerk van Haastrecht, (hoogte 26,5 cm) uit het midden van de 18de eeuw. De vier merken zijn afgesleten. Mogelijk is er een het stadsteken van Amsterdam. Op de zeslobbige, gewelfde en geprofileerde voet staan in drijfwerk voorstellingen van Christus aan het kruis met Maria en Johannes, Ignatius en Franciscus Xaverius. Daartussen gebundelde korenaren. Halverwege de stam een nodus met drie cherubs in bladornament. Daarboven een afgeplatte nodus. Op de cuppa zijn in drijfwerk drie cherubs verbeeld, korenaren en wijnranken.
Van een eeuw later (ca. 1876) is een verguld zilveren kelk (hoogte 36 cm) in
361 Monstrans uit 1717 in de R.K. kerk te Haastrecht (foto RDMZ, 1995).
dezelfde kerk ook weer van een zelfde type. De vervaardiger is N.B. Logher uit Den Haag (merk N:L). De kelk heeft een wijde klokvormige voet met drie brede lobben waarop drie cherubs. Daartussen drijfwerk met het Laatste Avondmaal, Christus in het Hof der Olijven, Christus aan het kruis met Maria, Johannes en Maria Magdalena. Op de balusterschacht een nodus met drie cherubs. Op de tegencuppa drie omkranste medaillons met drijfwerk van vlammend hart, S. Theodorus en S. Johannes, waartussen cherubs, lofwerk en rocailles.
Veel eenvoudiger is de verguld zilveren kelk (hoogte 24,9 cm) in de roomskatholieke kerk van Schoonhoven, die door een onbekende Amsterdamse maker is vervaardigd in 1639 of 1660 (jaarletter H).
De zeslobbige voet met geprofileerde en geornamenteerde rand heeft op één lob een kruisbeeld. Nodus met cherubskopjes, de gladde cuppa is nieuw.
Jacobus Smits uit Den Bosch is de vervaardiger van een zilveren godslamp, (hoogte 46 cm.) in de rooms-katholieke kerk van Haastrecht. Drie merken: stadsteken Den Bosch, meesterteken JS en jaarletter gekroonde S (= 1718). Op het half bolvormige lichaam zijn drie engelen ten halve lijve weergegeven met het kruis (Geloof), doorstoken hart (Liefde) en anker (Hoop).
Van dezelfde meester bezit de Haastrechtse kerk een verguld zilveren monstrans (hoogte 96 cm) met drie merken: stadsteken Den Bosch, meesterteken JS (= Jacobus Smits) en jaarletter gekroonde R (= 1717). Op de welving van de ronde geprofileerde wijd-klokvormige voet ziet men in drijfwerk de vier evangelistensymbolen rond het Lam. De stam wordt gevormd door drie vrouwenfiguren voorstellende Geloof, Hoop en Liefde. Bovenop de stam een nest van pelikaan met jongen van waaruit tegen een achtergrond van stralen, korenaren en wijnranken de lunula staat. Boven de lunula de H. Geest en God de Vader met scepter en wereldbol. God de Vader wordt geflankeerd door twee kroondragende engelen. De kroon heeft een beëindiging met bol en omstraalde crucifix.
Jacobus Smits maakte voor de Haastrechtse kerk bovendien vier kandelaars, (h. 71 cm). Vier merken: stadsteken Den Bosch, meesterteken JS, jaarletter gekroonde S (= 1718) en de Hollandse leeuw. De kandelaars staan op een driezijdige voet met voluutpootjes, die in rechtopgaande ribben overgaan. Op de
| |
| |
zijde een blanco medaillon. Balusterschacht met insnoeringen, versierd met bladen knorrenmotief. Gedrukte bolvormige vetvanger met geornamenteerde rand.
Goudse zilversmeden leverden ten behoeve van de Haastrechtse kerk onder andere een bedieningsdoosje uit 1715 (van de hand van Johannes van Oyen (1675-1725). Op het onderste deel vier merken: stadsteken Gouda, meesterteken, jaarletter: gekroonde K (= 1715) en Hollandse leeuw), alsmede twee ampullen en een ovaal blad uit 1674 (door Sybertus Kaen (1650-1689). Blad gemerkt met stadsteken Gouda, meesterteken en jaarletter R (= 1674). De ampullen zijn niet gemerkt.
Een der bedieningsdoosjes in de rooms-katholieke kerk van Schoonhoven is Schoonhovens werk uit 1784 met meesterteken WV (Willem Vervat, die werkzaam was tussen 1779-1804).
362 Twee van de vier kandelaars uit 1718 in de R.K. kerk te Haastrecht (foto RDMZ, 1995).
|
|