| |
| |
| |
Verdedigingswerken
Samenhangend met stedelijke privileges was doorgaans de aanleg van verdedigingswerken rond een nederzetting. Ammerstol, Schoonhoven en Haastrecht zouden in de Middeleeuwen stadsrechten ontvangen hebben. Zeker is dit evenwel niet. In ieder geval kreeg Ammerstol dergelijke rechten in 1322 uit handen van de graaf van Holland, Willem III. Het dorp is echter nooit uitgegroeid tot een stad met verdedigingswerken.
De stadsrechtverlening aan Haastrecht - locale historici spreken over het jaar 1307 - is daarentegen twijfelachtig. In een vermelding uit 1307 wordt wel gesproken over de ‘port’ Haastrecht, van een stadsrechtverlening is echter niets bekend. Haastrecht heeft zeker geen omwalling gehad. Wel waren er afsluitingen bij de toegangswegen om zo ongewenste elementen te kunnen weren (Kölker, 1974, 40).
Schoonhoven heeft zijn stadsrecht vóór 1280 gekregen; in 1280 wordt de nederzetting in een oorkonde, waarbij graaf Floris V Nicolaas Cats met het goed Schoonhoven beleende, ‘poort’ genoemd. Een stadsbrief is evenwel niet bekend. Pas uit 1320 en 1322 zijn stadsrechtprivileges bewaard die de vroeger verleende rechten nog eens bevestigden. Schoonhoven werd wel van een omwalling voorzien. De oudste aanleg dateert van de eerste helft van de 14de eeuw. Het beloop van die middeleeuwse stadswal is nog vrij goed traceerbaar (Visser, 1964, 34-35).
29 Schoonhoven. Overzichtskaart op huidige kadastrale ondergrond. Schaal 1:7500. Getekend door J.J. Jehee, 1993.
Aangegeven zijn de voormalige middeleeuwse ommuring met de stadspoorten en de latere vestingwerken met de situering van de verdwenen en nog bestaande bolwerken.
1. | Dienstenborch |
2. | Nieuw Slijkenborch of Andriestoren |
3. | Bartholomeustoren |
4. | Gapenburg |
5. | Blauwe Toren |
6. | Kromme Grietentoren |
7. | Keizers- of Kruittoren |
8. | plaats van het 13de-eeuwse kasteel |
9. | plaats van het onvoltooide 16de-eeuwse kasteel |
10. | Middeleeuwse Veer(stal)poort |
11. | Veerpoort (1601) |
12. | Kat- of Vrouwepoort |
13. | Williger- of Langerakkerpoort |
14. | Lopikerpoort |
15. | Middeleeuwse Beckevaerts- of Kruispoort |
16. | Hofpoort |
17. | Kruispoort (1673) |
18. | Beer met monnik |
19. | Arsenaal, later Havenkazerne |
20. | Gasthuiskazerne |
21. | Voormalig kantinegebouw |
22. | Kanonnenloods |
| |
| |
30 Gezicht op Schoonhoven vanaf de rivier omstreeks 1650. Tekening door J.A. Beerstraten, potlood, grijs gewassen; 196 × 375 mm. (coll. RPK, inv. nr. A 1561). Op de tekening staan van rechts naar links de Gasthuiskapel, het stadhuis, de Veerpoort, de Grote kerk, de Bartholomeustoren naast het Gat van de Haven en de Vrouwepoort weergegeven.
In de 17de eeuw wordt de Krimpenerwaard, met Schoonhoven als belangrijkste schakel, opgenomen in het systeem van de oude Hollandse Waterlinie. Een deel van de daartoe aangelegde verdedigingswerken kan men thans nog aantreffen. Met de gebouwen ter huisvesting van het in Schoonhoven gelegen garnizoen wordt dit hoofdstuk afgesloten.
| |
Archivalia
ARA, Tweede Afdeling, Binnenlandse Zaken, Kunsten en Wetenschappen 1875-1918, inv. nr. 1286 (Veerpoort te Schoonhoven); Oud archief van de stad Schoonhoven (aanwezig in het Streekarchief Krimpenerwaard te Schoonhoven); Archief van de gemeente Schoonhoven 1813-1932 (aanwezig in het Streekarchief Krimpenerwaard te Schoonhoven); Dossiers RDMZ 1917-1962; 1972-1979; 1980-1986 (Veerpoort te Schoonhoven); Dossier RDMZ 1981-1987 (Oude Haven 7-9: de Havenkazerne).
| |
Literatuur
Atlas van historische vestingwerken in Nederland; uitgave van de stichting Menno van Coehoorn, dl IV (I) Zuidholland, 's-Gravenhage 1970; Berkum, H. van, Beschryving der Stadt Schoonhoven, Gouda 1762; Elsing, Th.E., Schoonhoven en verder, Schoonhoven 1987; Groningen, C.L. van, De Alblasserwaard, Zwolle 1992 (De Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst); Hermans, T. en M. Brongers, ‘Het niet voltooide kasteel te Schoonhoven’, Castellogica. Verkenningen. Mededelingen van de Nederlandse Kastelen Stichting I, Doorn, 1983-1986, 32-38; Hoogerdijk, W., ‘Schoonhovens onroerend goed in de eerste helft van de negentiende eeuw’, H.E.K. 16de jrg. (1991), nr. 3, 65-94; Kölker, A.J., Haastrecht. Hoofdstukken uit het ontstaan en de ontwikkeling van ‘die Steede ende Landen van Haestregt’ tot in het begin van de 19de eeuw, Dordrecht 1974; Lugard Jr., G.J., In 4 kwartier door Schoonhoven 's historisch revier, z.p. 1938; De monumenten van Schoonhoven, Schoonhoven 1986; Schoute, C.R., ‘De Havenkazerne te Schoonhoven’, H.E.K. 3de jrg. (1978), nr. 3, 49-56; Schoute, C.R., ‘Schoonhoven in 1672’, H.E.K. 4e jrg. (1979), nr. 4, 83-100; Visser, J.C., Schoonhoven. De ruimtelijke ontwikkeling van een kleine stad in het rivierengebied gedurende de Middeleeuwen, (diss.), Assen 1964.
| |
Geschiedenis
De middeleeuwse verdedigingswerken van Schoonhoven
Schoonhoven werd beschouwd als een strategisch belangrijk steunpunt aan de grens van het graafschap Holland en het Sticht. Op 21 augustus 1300 kreeg Schoonhoven van de graaf van Holland, Jan II, vergunning om een omwalling aan te leggen. Of er daarvoor al sprake was van versterkingen rond de stad - per slot was er al meer dan twintig jaar sprake van een ‘poort’ - is onbekend. Visser suggereert dat, zo er een omwalling geweest is, het een tijdelijke verdediging geweest kan zijn (Visser, 1964, 48). Waarschijnlijk begon men in de jaren 1304-1310 met het graven van de grachten. De westelijke stadsgracht werd aangelegd
| |
| |
met gebruikmaking van een kavelsloot, die de begrenzing met de jurisdictie Bergambacht vormde. Met de uitgegraven grond werd vervolgens een wal opgeworpen. De oostelijke stadsgracht is in ieder geval gereed in de jaren dertig van de 14de eeuw. Aan de zuidkant maakte men voor de stadsverdediging gebruik van de natuurlijke barrière die de rivier vormde.
Heden ten dage is het beloop van de westelijke stadsgracht en een deel aan de noordkant nog steeds traceerbaar (Oude Singel en Beijlinggracht-Kruispoortstraat). De gracht en muren aan de oostkant zijn aan het eind van de 16de eeuw verdwenen bij de vernieuwing van de vestingwerken.
| |
De stadsmuur
De aanleg van de ommuring van de stad volgde in de loop van de 14de eeuw. De oudste vermelding daarvan dagtekent uit 1354 (Visser, 1964, 103-104). De muren kwamen binnen de grachten te liggen. Alleen aan de rivierkant legde men de stadsmuur aan ten zuiden van, dus buiten, de bestaande waterkering. De oostmuur volgde het tracé langs de huidige Wal. Bij de verbetering van de verdedigingswerken aan het einde van de 16de eeuw verdwenen, zoals gezegd, gracht en muren aan de oostkant. In het derde kwart van de 17de eeuw werd de westelijke stadsmuur bij de uitbreiding van de vestingwerken grotendeels gesloopt. De fundamenten van de westelijke stadsmuur zijn ten dele onder de voorgevels van de huizen aan de Havenstraatse wal terug te vinden.
Tijdens werkzaamheden in de jaren zestig en tachtig van onze eeuw hebben op diverse plaatsen in de stad opgravingen plaatsgevonden, waarbij men de fundamenten met spaarbogen en stukken van de muur gevonden heeft. De stukken muur hadden vrijwel overal een baksteenformaat van 27-28 × 13-14 × 6-6,5 cm., hetgeen erop wijst dat de hele muur in een betrekkelijk korte tijd tot stand gekomen is. Onder het nodige voorbehoud sluit het baksteenformaat een datering in het begin van de 14de eeuw van de muur niet uit (Visser, 1964, 179-180).
| |
De muurtorens
De middeleeuwse stadsmuur telde negentien muurtorens, twee waterpoorten (weinig meer dan kleine openingen in de stadsmuur) en vijf stadspoorten. Zij staan aangegeven op de kaarten van Van Deventer (omstreeks 1560) en Guicciardini (1582). Van alle stadspoorten en een aantal muurtorens zijn de namen overgeleverd. Op de stadpoorten wordt hierna uitvoeriger ingegaan. Over de muurtorens valt het volgende te melden. De toren op de westhoek van de Lekdijk droeg de naam ‘Die (n)stenborch’. Op de oosthoek van de vesting, aan het eind van de Korte Dijk, stond volgens de kaarten van Van Deventer en Guicciardini vóór de muur een forse toren op een eilandje in de gracht. De naam ‘Nieuw Slijkenborch’ die de toren droeg zou alles te maken hebben met de
31 Kaart van de stad Schoonhoven. Detail van een tekening door Jacob van Deventer, vervaardigd omstreeks 1560, die bewaard wordt op het Algemeen Rijksarchief te Den Haag (ARA, coll. Hingman 3351). Het stratenplan, de voornaamste gebouwen en de vestingwerken staan nauwkeurig aangegeven.
| |
| |
32 ‘Schoonhouê’. Kopergravure door anonymus, gepubliceerd in L. Guicciardini, Description de touts les Pais-Bas', autrement detti Germania inferiore..., Antwerpen, Ch. Plantijn, 1582. Hoewel karthografisch minder waard dan Van Deventer, geeft deze kaart interessante gegevens over de detaillering van de bebouwing die bij Van Deventer ontbreekt.
slechte grond waar hij op gebouwd was. Waarschijnlijk was deze stadstoren geen onderdeel van de middeleeuwse ommuring maar een restant van het nooit voltooide 16de-eeuwse kasteel aan de Lek waaraan vanaf 1524 op die plaats gebouwd werd (zie hierna). In het bestek voor de uitbreiding van de vestingwerken in 1582 noemt men deze toren ‘Andriestoren’.
Een groot rondeel ter hoogte van de Tol, naast het Gat van de Haven, heette ‘Bartholomeustoren’. Onder het ‘Gat van de Haven’ verstond men het punt waar de Voorhaven de verdedigingswerken aan de Lekzijde kruiste. Een weinig ten noorden van de Bartholomeustoren lag aan de Tol een kleine toren die Blaeu op zijn kaart uit 1648 ‘Cruyt tooren’ noemt. Tirion noemt het op zijn 18de-eeuwse kaart slechts ‘een toren’. Deze toren was niet opgenomen in de stadsmuur, maar behoorde tot het aldaar gelegen tolhuis. De toren, die ook als gevangenis dienst deed, is in 1827 afgebroken, tegelijk met een deel van het tolhuis. Ter plaatse verrees een woonhuis.
Een groep huizen tussen het Gat van de Haven en de Vrouwepoort, genaamd ‘Gapenburg’ maakte deel uit van de zuidelijke stadsversterking. De achtergevels stonden in het water. Zij moesten de functie van de stadsmuur ter plaatse overnemen en waren derhalve van extra dikke muren voorzien.
De ‘Blauwe Toren’ lag aan het eind van de Kerkstraat in de westelijke stadsmuur.
| |
| |
33 ‘'t Kasteel van Schoonhoven; nu de Kruittoren’, gewassen pentekening in grijs, 139 × 198 mm, door C. Pronk uit 1733 (coll. Streekarchief Krimpenerwaard).
Ten tijde van de beschrijving van Schoonhoven door Van Berkum (1762) bestond deze toren nog, hoewel Tirion hem niet aangeeft op zijn kaart uit 1743. In 1395 wordt het rondeel ‘de Kromme Grietentoren’ aan het eind van de Havenstraat genoemd. In hetzelfde jaar is sprake van de ‘Beckevaertstoren’. De ligging van deze toren is niet bekend. Het lijkt waarschijnlijk dat dit dicht bij de Beckevaertspoort (Kruispoort) moet zijn geweest.
Ten noorden van de Lopikerpoort, op de noordoosthoek van de stadsmuur, lag de ‘Kruittoren’ die Blaeu op zijn kaart ‘Keysers tooren’ noemt. Tirion (1743) beschrijft deze toren als ‘Kruidtoren, zynde een overblijfsel van het Kasteel’. Hij doelt op het in 1518 afgebrande kasteel aan de noordoostkant van de stad (zie hierna). Dit is echter een misvatting. De ‘Kruittoren’ maakte wel degelijk deel uit van de stadsmuur die zuidelijk van het kasteelterrein liep. In 1733 tekende Pronk het torentje dat toen als opslag voor het kruit diende. In 1827, bij de egaliseren van de vestingwerken aldaar, bestond deze toren al niet meer (O.A.S. 779; Van Berkum, 359; Elsing, 1987, 44, 53, 107; Hermans, 38; Lugard, 1938, 6; Visser, 1964, 61, 105-106, 154, 181).
Middeleeuwse stadsversterkingen bleken in de 16de eeuw door de verandering in de techniek van het oorlogvoeren niet meer te voldoen. Verlaging en verzwaring van muren en poorten, die een betere opstelling van geschut mogelijk maakten, waren enerzijds het gevolg, de aanleg van een gebastioneerd stelsel met aarden wallen anderzijds. Ook weer alleen in Schoonhoven zijn daarvan nog restanten aanwezig.
| |
De verdedigingswerken van Schoonhoven in de zestiende eeuw
De verdedigingswerken van de stad hebben nogal te lijden gehad gedurende de eerste jaren van de Opstand. In 1572 was de stad door Lumey ingenomen voor de Staten en de Prins. Na een belegering door Spaanse troepen viel de stad op 24 augustus 1575 weer in Spaanse handen. Pas in 1577 werd de stad defintief Staats. Tijdens de oorlogshandelingen was er een groot gat in de zuidelijke stadsmuur geschoten. Na provisorisch herstel - een gat in de wal werd gedicht en de Vrouwepoort werd gerepareerd in 1573 - werd een deel van de verdedigingswerken tussen 1582 en 1591 gemoderniseerd. De vestingbouwkundige mr. Adriaan Anthonisz. van Alkmaar (1541-1620) maakte op last van de Staten van Holland het ontwerp hiervoor. De bestekken zijn bewaard gebleven in het oud archief van de stad Schoonhoven. Op 9 april 1582 zijn de eerste werken aanbesteed. Men begon met de versterkingen aan de zuidkant van de stad bij de Andriestoren. Tussen 1582 en 1584 werden de wallen aldaar aangelegd. Daarna volgde de aanleg van de bastions aan de oostkant, die omstreeks 1592 gereed waren. De Lopikerpoort werd in 1591 vernieuwd. De Veerpoort werd in 1601 verplaatst. Het lag in de bedoeling de stad van zeven bastions te voorzien. Het bleef voorlopig bij de drie bastions aan de oostkant. Aan de noord- en de westkant handhaafde men de met aarde versterkte middeleeuwse muur met zijn rondelen en torens (O.A.S. inv. nr. 1091; 2246 18; Elsing, 1987, 105-114).
| |
De verdedigingswerken van Schoonhoven in de zeventiende eeuw
Bij de laat 16de-eeuwse verbeteringen waren de noord- en westkant van de stad Schoonhoven niet aan de beurt gekomen. Vlak voor de inval van de Franse troepen in 1672 hadden de Staten van Holland al gelast de stad te versterken. In combinatie met Nieuwpoort werd immers het belangrijke acces van de Lek verdedigd. De Schoonhovense vestingwerken waren sterk verwaarloosd, zoals blijkt uit een rapport van de controleurs Genesis en Louys Paen. Na de Franse inval werd in allerijl de voltooiing van de vesting ter hand genomen. De aanbesteding van het plan voor het maken van vijf bastions aan de noord- en westkant vond plaats in mei 1673. Het werk werd tussen 1673 en 1677 uitgevoerd. De aanleg was ruimer dan bij de oorspronkelijke opzet was gepland. De bolwerken aan de westkant legde men buiten in plaats van binnen de middeleeuwse stadsgracht. Na voltooiing was Schoonhoven omringd door acht bastions volgens het Oudnederlands gebastioneerd stelsel, dat wil zeggen bastions met een onderwal, een borstwering voor en onderlangs de hoofdwal ten behoeve van de musketschutters
| |
| |
34 Kaart van Schoonhoven, kopergravure door Julius Milheusser uit 1648, gepubliceerd in Johannes Blaeu, Novum Ac Magnum Theatrum Urbium Belgicae..., Amsterdam [1649]. In de atlas van Blaeu is de plattegrond van Schoonhoven de enige van de Noordnederlandse steden waarop de naam van de graveur (‘I. Milheusser fec.’) vermeld staat. De drie bastions aan de oostkant zijn verwezenlijkt. Aan noord- en westzijde ziet men nog de middeleeuwse muur.
35 ‘Grondtekening der Stad Schoonhoven’, kopergravure door anonymus, afgebeeld in: Hedendaagsche Historie of Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden..., Amsterdam, I. Tirion, 1739-1803. De kaart zelf is gedateerd 1743. De beschrijving van Schoonhoven in het deel Holland V verscheen in 1744. Schoonhoven is nu van acht bastions voorzien.
| |
| |
36 De situering van de Koeneschans aan de Vlist aan het eind van de 18de eeuw (ARA, Kaartafdeling, OPV H. 786).
en met de flanken loodrecht op de wal of courtine. Dit in tegenstelling tot Nieuwpoort waar men in die jaren al tot het Nieuwnederlands stelsel was overgegaan.
Aan de oostkant kwamen twee ravelijnen ter dekking van de bestaande courtines en de bastions. Aan de zuidzijde kwam bij het veer een klein ravelijn. Buiten de wallen lagen diepe en brede grachten. De wallen werden met iepebomen beplant (Van Groningen, 1992, 58; Schoute, 1979, 91).
| |
Overige verdedigingswerken in de Krimpenerwaard: schansen en linies
Tijdens de beginjaren van de Opstand waren in de Krimpenerwaard, meest tijdelijke, schansen opgeworpen door Geuzen èn Spanjaarden ter verdediging van de scheepvaart en de verbindingsroutes in Krimpen aan de Lek, Haastrecht, Ouderkerk aan den IJssel en aan de Vlist. Na de aftocht van de troepen zijn alle schansen verlaten, in verval geraakt en geruimd. Hetzelfde beeld zien wij een eeuw later bij de inval van Franse troepen in 1672: de tijdelijke schansen ter versterking van de waterlinie werden geruimd. De ‘definitieve’ fortificaties en schansen bleven in staat van verdediging van de linie.
In plaats van per vesting of schans strijd te leveren ontstond na het midden van de 16de eeuw het idee om grote delen van het land tegelijk tegen vijandelijke aanvallen te beschermen, met name door gebruikmaking van terreinomstandigheden en de aanleg van water- of inundatielinies als hindernis. Een dergelijke verdedigingslinie bestaat uit een reeks onderwaterzettingen die voor de vijand door hun breedte en ondiepte moeilijk doorwaadbaar en bevaarbaar zijn, waardoor het achterliggende land met relatief weinig mankracht verdedigd kan worden. De inlaatpunten voor het water in de linie en de accessen, de verhoogde wegen door het geïnundeerde gebied, worden beschermd en afgesloten door fortificaties. Het onderwaterzetten wordt gerealiseerd door het opstuwen en/of binnenvoeren van buitenwater uit een rivier of een boezem.
37 De huidige situatie van de Koeneschans bij de Vlist (foto RDMZ, 1994).
| |
| |
38 Ontwerp van L. Springer voor een park aan de noordkant van Schoonhoven. Pen en waterverf, 59 × 54,5 cm (coll. Speciale Collecties Bibliotheek L.U. Wageningen, Spr. 01.463.01).
In 1629 werd er een linie ter bescherming van Holland in staat van verdediging gebracht, die langs het oostelijk deel van de Krimpenerwaard liep. In de Krimpenerwaard vormde Schoonhoven de belangrijkste schakel. Bij de Franse inval van 1672 werd de versterking van de Hollandse waterlinie ijlings ter hand genomen. Ten westen van de Hoenkoopse boezem lag een schans die samen met de schans van Goejanverwelle op de andere oever het acces in de Hollandsche IJssel verdedigde. Bij het huis te Vliet onder Oudewater werd een tijdelijke schans opgeworpen. De oude schans aan de Vlist, ook Koeneschans genoemd, verdedigde het acces in de waterlinie dat gevormd werd door de weg naar Polsbroek.
De Koeneschans aan de Vlist is na de Opstand en de Franse inval nog lange tijd in gebruik geweest. In 1784 staat hij nog op een militaire kaart afgebeeld. Pas in de 19de eeuw is de aarden borstwering verdwenen. Midden in de Vlist ligt op een kruispunt van waterwegen (de Vlist en twee weteringen) en landwegen (naar Polsbroek, Bergambacht, de Oost Vlisterdijk en de West Vlisterdijk) nu nog een eiland. Alleen de naam ‘Schansbrug’ ter plaatse verwijst naar de voorbije functie (Atlas vestingwerken, 1970, 38-39).
Tot 1815 heeft de oude Hollandse Waterlinie met min of meer hetzelfde beloop vanaf Muiden, over Goejanverwelle en Schoonhoven, via Nieuwpoort en Gorinchem naar het Land van Altena, bestaan. Na dat jaar werd de Nieuwe Hollandse Waterlinie ingesteld, met het beloop langs de oostzijde van de stad Utrecht. Schoonhoven functioneerde niet meer in deze linie. De vesting als zodanig werd dan ook in 1816 opgeheven.
| |
De negentiende en twintigste eeuw
Na de opheffing van de vesting werden de vestingwerken van Schoonhoven door de Rijksoverheid in beheer aan de dienst der Domeinen gegeven. Verkoop aan de stad werd overwogen, maar was uiteindelijk pas in 1827 helemaal rond. Vanaf 1827 werden de vestingwerken geleidelijk aan geëgaliseerd. Er werden wandelpaden op aangelegd. Het dempen van de grachten volgde veel later; in 1880 is de Beregracht bij het Bastion gedempt en omstreeks 1900 de westelijke grachtengordel. Op twee bolwerken aan de noordoostkant (de Trompertswal) kwam in 1918-1919 een park tot stand naar ontwerp van de Haarlemse tuinarchitect Leonard A. Springer. In 1921 ontwierp hij de beplanting rond het station (1913) ter plaatse van het meest noordelijke bolwerk van de stad (Hoogerdijk, 1991, 65-66; Monumenten van Schoonhoven, 29).
| |
De kastelen
Aan de noordoostkant van de stad lag aan het riviertje de Zevender het 13de-eeuwse kasteel van de heren van Schoonhoven. Het kasteel maakte deel uit van de stadsverdediging. Op die plaats ontbrak tot in het begin van de 15de eeuw een stadsmuur. Het gebouw ging tijdens de stadsbrand van 1518 voor het grootste deel teloor. Hoewel het voor een deel gerepareerd werd, bleef de rest als ruïne liggen. Pas na 1533 ging men over tot het ruimen van de resten. Eerst in 1542 was dat werk gereed. Met het afkomend materiaal werden op last van Karel V in 1540 onder andere de verdedigingswerken verbeterd. De grachten werden in die jaren verbreed en verdiept. Het kasteelterrein ging uiteindelijk over naar de stad. Het zou echter tot 1673 duren voordat het hele terrein binnen de vesting van de stad opgenomen was.
Aangezien het kasteel aan de Zevender door de brand onbruikbaar geworden was werd er een nieuw kasteel ontworpen aan de Lek op de grens met het Sticht. De Langerakkerpoort zou in het nieuwe complex worden opgenomen. De landvoogdes Margaretha van Oostenrijk verstrekte als representante van Karel V de opdracht tot de bouw aan Rombout II Keldermans. Het op het Algemeen Rijksarchief te Den Haag bewaarde ontwerp laat een burcht op rechthoekige plattegrond zien met ronde hoektorens (ARA, kaartafdeling VTH 3352). Uit rekeningen blijkt dat men op 3 april 1524 begon met het werk. Wegens de slechte terreinomstandigheden - de grond was vlak bij de rivier te drassig, zodat graafwerkzaamheden voortdurend onderbroken moesten worden - vorderde het werk
| |
| |
maar langzaam. Na 1527 zijn er geen rekeningen meer aangetroffen, zodat aangenomen mag worden dat de bouw gestaakt was. Men was waarschijnlijk niet verder gekomen dan de aanleg van één van de vier ronde hoektorens. Bij de verbetering van de vesting na 1582 werd die toren in de nieuwe ommuring opgenomen. Hierboven kwam dat al ter sprake (Hermans, 34-38; Visser, 1964, 50-52, 108-109).
| |
De stadspoorten
39 De Vrouwepoort zoals weergegeven op de kaart bij Blaeu uit 1648.
Zoals eerder al is opgemerkt had de middeleeuwse stad Schoonhoven de beschikking over vijf stadspoorten. Aan de zuidkant van de stad stonden de Veer(stal)poort aan het eind van de Veerstraat en de Vrouwepoort op de plaats waar Havenstraat en Voorhaven bij elkaar komen. Aan de oostkant stonden aan het eind van de Korte Dijk de Williger- of Langerakkerpoort en aan het eind van de Lopikerstraat de Lopikerpoort. De Beckevaerts- of Kruispoort stond aan het einde van de Koestraat aan de noordkant van de stad. Een zesde poort, de Hofpoort bood toegang tot het kasteelterrein. In de noordelijke stadsmuur waren bovendien twee waterpoorten aangebracht, namelijk over de Oude Haven en de Zevender.
Vanaf de 14de eeuw zijn de stadspoorten bekend. Zo wordt in 1353 melding gemaakt van de Beckevaertspoort, in 1356 van de Vrouwepoort, in 1387 van de Williger- en de Lopikerpoort en in 1396 van de Veerstalpoort.
Met de wijzigingen aan de stadsmuur en de uitbreiding van de verdedigingswerken werden de poorten - als zij tenminste bleven bestaan - tevens gerenoveerd. De Vrouwepoort werd als eerste in 1573 vernieuwd. Nadat in 1588 bij de Vrouwepoort een kat was aangelegd, noemde men deze poort ook wel Katpoort.
In de jaren rond 1590 vernieuwde men de Kruispoort en de Lopikerpoort. De Williger- of Langerakkerpoort is in die jaren gesloopt toen ter plaatse de nieuwe wallen en een stenen beer werden aangelegd.
Ook de middeleeuwse Veer(stal)poort werd toen afgebroken. Een nieuwe Veerpoort verrees in 1601 ten zuiden van de oude. Bij werkzaamheden in 1985 ten behoeve van de riolering op het kruispunt Veerstraat / Scheepmakershaven vond men de funderingsmuren van die vroegere Veerpoort en een restant van de daarop aansluitende middeleeuwse stadsmuur met steunberen. De breedte van de poortdoorgang was vier meter.
40 Plan van het kasteel door Rombout II Keldermans uit 1524. Het zuiden is aan de bovenkant gesitueerd. Pentekening 59 × 40 cm. (coll. ARA, kaartafdeling, VTH 3352).
In 1673 werd de Kruispoort verplaatst naar het einde van de Kruispoortstraat. Het fundament van de poort werd gelegd op 17 november 1673, zoals ooit te lezen was op een in de poort aangebrachte inscriptie. De verplaatsing was onvermijdelijk doordat er aan het eind van de Koestraat een bastion aangelegd werd, waardoor de noodzaak van een poort op de oude plek verviel. De poort kreeg een Latijns opschrift waarin ondermeer stond geschreven dat de stad in 1673 met nieuwe en grotere wallen en grachten versterkt was (‘urbs haec novis & amplioribus Moenibus Fossisque Munita’), onder toezicht van Adrianus van Bosvelt en Hermannus van der Meer, heer van Hoogeveen als gemachtigden van de Staten van Holland en Westfriesland.
De opheffing van de vesting in 1816 betekende ook het naderend einde van vrijwel alle stadspoorten. Was de Lopikerpoort al eerder, in 1805, afgebroken en vervangen door een hek, de andere poorten volgden in 1862. Op 6 februari van dat jaar nam de raad der gemeente het besluit de Vrouwe- en de Kruispoort te doen afbreken om reden van de hoge kosten van onderhoud, de slechte technische staat en de wenselijk geachte verbetering van de ingangen van de gemeente. Alleen de Veerpoort bleef bestaan (Archief van de gemeente Schoonhoven 1813-1932, inv. nr. 778; Van Berkum, 360-363; Lugard, 1938, 5; Visser, 1964, 181)).
| |
De Veerpoort
In 1601 kwam de Veerpoort tot stand. Het stichtingsjaar staat aan de rivierzijde op het fries boven de doorgang vermeld: ‘anno tempore cluvty et domini blockhusii consvivm 1601’. De poort heeft een rechthoekige, prismatische
| |
| |
41 De Veerpoort zoals weergegeven op de kaart bij Blaeu uit 1648.
hoofdvorm en bestaat uit een onderbouw waaraan voor het grootste deel natuursteen is verwerkt en een bakstenen wachtverdieping met hardstenen pilasters, banden, hoekblokken en kruiskozijnen. Een rijzig opgaand, licht ingebogen schilddak geeft de massa een sierlijke bekroning. Voor de poort lag een houten ophaalbrug.
Over de geschiedenis van de poort is nog niet veel bekend. In de 18de eeuw zullen de bakstenen vleugelmuren met natuurstenen hoekblokken vernieuwd zijn. Hoewel het onderhoud in handen van de stad was, zoals dat bij alle vestingwerken het geval was, is er in het archief weinig terug te vinden in de jaarlijks terugkerende posten. De meeste zaken betreffen eenvoudig onderhouds-werk als reparaties aan ramen en dak. In 1822 vond bijvoorbeeld een intensieve reparatie plaats, waarbij het natuursteenwerk werd afgenomen en herplaatst en de kruisramen werden gewijzigd: ieder kruis kreeg vier ruiten. Op een foto van de Veerpoort van 1913 kan men dat nog zien.
Een ingrijpende restauratie van de poort geschiedde in 1918-1920. Aan de buitenzijde verving men nog al wat hard- en zandsteen stukken. Verflagen werden van de steen afgekapt om zo het oorspronkelijke beeld te herstellen. De vleugelmuren werden bijgemetseld en de houten buitentrap is vervangen door een stenen exemplaar. De kruiskozijnen zijn toen aan het vroeg 17de-eeuwse uiterlijk van de poort passend gemaakt door er glas-in-lood in aan te brengen. In het inwendige werden schotwerken en plafond verwijderd.
In 1958 wilde de gemeente het inwendige weer restaureren. In een begeleidende brief wordt gesproken over het feit dat het lokaal enige jaren als schildersatelier heeft dienst gedaan en dat de gemeente voornemens is om na restauratie de ruimte te benutten als vergaderruimte voor de Schoonhovense kunstkring en VVV-kantoor. Om financiële redenen werd een en ander uitgesteld, maar eind jaren zeventig werd het, wegens de slechte staat van de natuursteen urgent. Het was toch pas 1984 voordat met het werk begonnen kon worden. Vooral aan rivierzijde is nog al wat natuursteenwerk vervangen. De wapenleeuw is gekopieerd. In het inwendige dateren de schouw met tegels van deze restauratie. De vloer werd wat verhoogd.
42 De Veerpoort aan stadzijde in 1913 (foto RDMZ, A. Mulder, 1913).
43 De Veerpoort aan rivierzijde in 1913 (foto RDMZ, A. Mulder, 1913).
| |
| |
44 Schoonhoven, situatie van de huidige Veerpoort en de ligging van de funderingen van de middeleeuwse Veerpoort en aansluitende stadsmuurrestanten.
Schaal 1:1000. Tekening door J.J. Jehee, 1994, naar gegevens van de Archeologische Vereniging Schoonhoven uit 1985.
45 De Veerpoort aan rivierzijde, (foto RDMZ, 1985).
De begane grond van de poort is aan stadzijde opgetrokken van Gobertangesteen met de sierelementen in hardsteen; aan rivierzijde is voornamelijk Namense steen toegepast. Op de verdieping aan stadzijde is het helderrode baksteenwerk versierd met Bentheimer zandstenen pilasters.
Ook al behoort de Veerpoort tot het eenvoudige type stadspoorten, de decoratie in Hollandse Renaissance-stijl is bepaald rijk te noemen. Aan de stadzijde wordt de rondbogige doorgang geflankeerd door gecanneleerde Dorische pilasters met banden en knoppen. Op de basementen prijken leeuwemaskers, die nog net
| |
| |
46 Schoonhoven, Veerpoort. Plattegronden en doorsneden. Schaal 1:250. Opgemeten en getekend door J.J. Jehee, 1994.
boven het plaveisel uitsteken. De sluitsteen van de boog is ook met een masker versierd. De consoles onder de dakrand zijn aan deze kant verlevendigd met beslagwerk. Indrukwekkend is de rijke versiering van de poort aan de rivierzijde. Aan de voorbouw is ook een Dorische pilasterorde toegepast, die hier door zware behakte horizontale blokken wordt onderbroken. De pilasters dragen een fors hoofdgestel met krachtig geprofileerde kroonlijst waarop in het fries de eerder genoemde tekst die naar de stichtingsdatum en opdrachtgevers verwijst. Op de kroonlijst rust een bekroning met in- en uitgezwenkte kanten waarop een leeuw het wapen van de gemeente houdt. Aan weerskanten hier van staan bollen op een basement. Ter hoogte van de verdiepingsvloer bevindt zich tegen de westgevel een spuwer. Het is niet geheel duidelijk wat de functie daarvan geweest is. Misschien was er op de verdieping van de poort een waterreservoir?
Inwendig bestaat de poort uit twee traveeën, overdekt door ribloze kruisgewelven die uitkomen op gebeeldhouwde consoles. Het bakstenen muurwerk is door speklagen van Ledesteen geleed. In de boog aan stadzijde is een sleuf uitgespaard waardoor door middel van een hijswerktuig op de verdieping een (val)hek bediend kon worden. In de poort zitten vloeddeuren. Hierachter zijn sleuven in de zijmuren te zien waarin waterkerende schotbalken passen. In het wachtlokaal, dat thans als atelier dienst doet, is de vloer met estrikken belegd. Een enkelvoudige balklaag rust op gezwenkte consoles. Kruisvensters zitten aan de oost-, noord- en westkant. Naast de schouw werd bij de laatste restauratie een kaarsnis gevonden. Tijdens die restauratie vond men bij het ontpleisteren van de zuidmuur twee kijkspleten en een dichtgezet luik. Van die kijksleuven heeft men, gezien het vloerniveau en de hoge voorbouw aan rivierzijde nooit gebruik kunnen maken.
De eikehouten spantconstructie van de kap dateert van de bouwtijd en bestaat uit elkaar kruisende dekbalkjukken. Op de jukken staan driehoekspanten met een geschoorde nokstijl. De sporen met aanlopertjes zijn van rondhout. Het rook- | |
| |
kanaal wordt door middel van twee grenehouten balken gesleept naar de nok (Archief van de gemeente Schoonhoven 1813-1932, inv. nr. 811).
| |
De beer met monnik
47 De stenen beer met monnik (foto RDMZ, 1994).
Ter plaatse van de Williger- of Langerakkerpoort werd in 1590, verband houdend met de vernieuwing van de vestingwerken, een stenen dam die men ‘beer’ noemt, in de vestinggracht aangelegd. Op de kaarten van Blaeu (1648) en van Tirion (1743) staat hij getekend met twee ‘monniken’ (gemetselde obstakels op een vestingbeer). Dit is weliswaar geen doorslaggevend bewijs dat er daadwerkelijk twee gestaan hebben, maar vooral de kaart van Blaeu wordt doorgaans als betrouwbaar beschouwd. De huidige beer heeft slechts één monnik, gemetseld van baksteen met een natuurstenen bonnet van een 18de-eeuws type. Het onderhoud van de stenen beer was in de 17de eeuw een voortdurende bron van onenigheid tussen het stadsbestuur en het Utrechtse dijkcollege van de Lekdijk Benedendams, dat verantwoordelijk was voor het stuk dijk waar de stenen beer in opgenomen was. In 1653 namen de Staten van Holland het herstel op zich van de vervallen beer. Daarmee waren de problemen niet van de baan. Uiteindelijk kwam men in 1670 tot een compromis waarbij de stenen beer onder het opzicht en de zorg van de Gecommitteerde Raden van Holland of de stad Schoonhoven zou blijven. Het dijkcollege had het recht de werken te inspecteren. In de 18de eeuw is er diverse malen sprake van werken aan het dijkvak met de stenen beer, bijvoorbeeld in 1724, 1743, 1748, 1771 en 1790. Over de aard der veranderingen aan de beer wordt niets meegedeeld. Het lijkt waarschijnlijk dat de huidige toestand voornamelijk het resultaat is van een verandering in de tweede helft van de 18de eeuw. De monnik is identiek aan de monniken op de beer bij bastion I aan de Noorderlingedijk te Gorinchem. Die dagtekenen uit 1772. Na de opheffing van Schoonhoven als vesting had de beer geen militaire functie meer. Hoewel er plannen werden gemaakt de beer door een stuk dijk te vervangen, is dat uiteindelijk niet gebeurd (Van Berkum, 372; Van Groningen, 1992, 68; Teixeira III (I), 185-188).
| |
De overige militaire gebouwen
Het Arsenaal, later Havenkazerne
In de 17de en de eerste helft van de 18de eeuw werden de troepen van het garnizoen (in vredestijd weinig omvangrijk) in Schoonhoven hoogstwaarschijnlijk bij particulieren ingekwartierd. Nergens is in die tijd namelijk sprake van een aparte huisvesting voor de soldaten. Wel ontstond er ten behoeve van het garnizoen vraag naar opslagruimte voor krijgsbehoeften. Op het terrein van het
48 Het Arsenaal met op de achtergrond de Doelen. De tekening is gedateerd ‘1842’. Gewassen pentekening, 17 × 36 cm. (coll. Streekarchief Krimpenerwaard, Schoonhoven).
| |
| |
| |
| |
50 Schoonhoven, Kazerneplein 4, het voormalige Arsenaal of Havenkazerne. Korbeelstel.
Schaal 1:20. Opgemeten en getekend door J.J. Jehee, 1995.
Het korbeel is door middel van een originele beplanking aan het gezicht onttrokken.
voormalige St. Elisabethsklooster aan de Oude Haven werd daartoe in 1627 een Arsenaal gebouwd, dat ook wel het Lands-Wapen of Tuyg-huys werd genoemd. Het was een fors, rechthoekig gebouw van 45 meter lang, negen meter breed en tot aan de goot ongeveer acht meter hoog. Dit gebouw is thans opgenomen in de zuidvleugel van de ‘Havenkazerne’. Als noodzakelijke uitbreiding van zijn opslagplaats kocht de gemeente in 1776 aan de noordkant van het Arsenaal een stukje van het voormalige kloosterterrein aan en creëerde daar een opbergplaats voor kogels en geschut. Dit terrein noemde men dan ook ‘Kogelplein’.
Op een tekening uit 1842 is dit Arsenaal aan de Oude Haven te zien. Het bestaat dan uit twee bouwlagen en een kap met schilddak. De toegang zat aan de korte zijde aan de Oude Haven en bestond uit een gebosseerde poort met rondboogingang. Daarboven zat een gevelsteen (?) met een staande leeuw.
In 1816 werd Schoonhoven als vesting opgeheven. De vestingwerken werden vanaf 1826 aan de gemeente overgedragen. Het Arsenaal aan de Oude Haven was daar echter niet bij. Dat kwam pas een jaar later, in 1827. De gemeente kon het aankopen van Domeinen onder voorwaarde dat het gebouw niet afgebroken mocht worden, zodat het in tijden van nood als kazerne dienst kon doen. De eerste verdieping van het Arsenaal werd in 1827-1828 tot school verbouwd, de benedenverdieping werd verhuurd als henneppakhuis aan de beheerder van de Waag. De zolder werd als opslagruimte verpacht. Ten tijde van de Belgische Opstand diende het gebouw tussen 1831 en 1833 als tijdelijke kazerne.
Tegen het midden van de 19de eeuw zocht men naar een nieuwe bestemming voor het Arsenaal. Ideeën over een koehaarspinnerij in een gedeelte van de benedenverdieping en een meisjesgevangenis ketsten in 1856 af. In 1862 werd bij KB besloten tot de oprichting van een Artillerie-Instructie Compagnie te Schoonhoven. Het Arsenaal kwam toen goed van pas: het werd tot kazerne verbouwd. Het ingrijpende plan voor de verbouwing behelsde de gedeeltelijke afbraak en verhoging van de bestaande vleugel en het bouwen van een oostelijke en een korte noordelijke vleugel van drie verdiepingen hoog. Het werk werd op 11 augustus 1862 aanbesteed en aangenomen door Anthonis Oudijk uit Gouda. In december was het gereed.
De gebouwen van de Havenkazerne, zoals het Arsenaal nu genoemd werd, hebben na die tijd diverse, niet altijd meer te achterhalen veranderingen ondergaan.
| |
| |
51 De Havenkazerne met een gedeeltelijk afgebroken oost- en noordvleugel (foto RDMZ, 1981).
In de jaren '70 van de 19de eeuw werd bijvoorbeeld de noordervleugel aanmerkelijk uitgebreid tot de huidige grootte.
De Schoonhovense Artillerie-Instructie Compagnie heeft tot 1 september 1922 bestaan. Na dat jaar verloor het gebouw zijn functie van kazerne en werd door de gemeente als opslagplaats gebruikt. Tijdens de restauratie van het stadhuis heeft het gemeentebestuur er onderdak gevonden (1926-1929). Overige wijzigingen in het gebouw betroffen het vervangen van de houten, brandgevaarlijke trappenhuizen door beton in de jaren vijftig en de afbraak van het dak en de tweede verdieping van de noordoostelijke hoek van het complex in 1960 wegens instortingsgevaar (Schoute, 1978, 50, 52, 53-54).
Vanaf 1978 is de zuidvleugel voor een gedeelte in gebruik gekomen bij het Goud-, Zilver en Klokkenmuseum. Voor de rest van de gebouwen had de gemeente geen bestemming. In 1981 werd door de gemeente een sloopaanvrage bij het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk ingediend voor de noord- en de oostvleugel wegens de technisch slechte staat van dat deel. Hoewel dit werd onderschreven, weigerde het Ministerie de gevraagde vergunning te verlenen. De sloop zou een onaanvaardbare aantasting van het monumentale, streng symmetrisch opgezette complex betekenen. Na uitvoerige discussies met
52 De Havenkazerne na de renovatie (foto RDMZ, 1994).
diverse instanties besloot de gemeente in 1983 toch tot renovatie van de beide vleugels. Het slechtste deel is in 1984 gedeeltelijk afgebroken en in dezelfde stijl herbouwd. De rest is gerenoveerd. Nu herbergt het complex kleine wooneenheden.
De opzet laat een strak symmetrisch gebouw zien. De gevels worden geleed door op regelmatige afstand geplaatste vensters met roedeverdeling of blindnissen. De decoratie is zeer bescheiden, een 19de-eeuws militair gebouw eigen: hoekrisalieten, gebosseerde lisenen, een omlopende natuurstenen plint dito cordonlijsten en een kroonlijst.
De rechtervleugel, het oudste deel, herbergt het museum. Aan de noordzijde, aan pleinzijde, is het 17de-eeuwse muurwerk goed te zien en de 19de-eeuwse verhoging in een donkerder kleur rode baksteen. Alleen op de benedenverdieping is in het inwendige in een klein deel de oorspronkelijke houtconstructie te zien: een zware, dicht bijeen liggende enkelvoudige balklaag met muurstijlen en korbeelstellen met zwanehalsversiering. Vrijwel overal op de begane grond zijn balklaag en korbeelstellen aan het zicht onttrokken door een omtimmering en bepleistering. De eerste en tweede verdieping hebben enkelvoudige balklagen (de eerste wat zwaarder dan de tweede). De derde verdieping, de zolder, heeft een spantconstructie.
53 De Havenkazerne, overzicht (foto RDMZ, 1994).
| |
| |
| |
De Gasthuiskazerne
Tegen het eind van de 18de eeuw ontstond er wel behoefte aan een eigen huisvesting voor het garnizoen. In 1776 gaf de stad toestemming om de Gasthuiskerk aan de Korte Dijk, in het bezit van het armhuis, tot een kazerne te verbouwen voor vier compagnieën. De uitgang kwam aan de Scheepmakershaven. De ruimtes werden door de armmeesters verhuurd en vormden voor hen aldus een aardige bron van inkomsten. In 1827 werd de Gasthuiskazerne verkocht. Het gebouw mocht in tegenstelling tot het Arsenaal wel door de koper gesloopt worden. Dat gebeurde al snel. Op de kadastrale minuut van 1828 komt de Gasthuiskerk / kazerne al niet meer voor (O.A.S. inv.nr. 2233; Hoogerdijk, 69-70; Schoute, 1978, 51).
| |
De Doelenkazerne
In 1789 besloot de vroedschap, in de verwachting dat het garnizoen zich zou uitbreiden, een ‘Caserne’ te bouwen, die plaats aan nog eens drie compagnieën zou kunnen bieden. Kort voor of in 1790 werd op het Doelenplein gedeeltelijk tegen de stadsmuur een nieuwe kazerne gebouwd. Bij de oplevering bleek het gebouw tal van gebreken te vertonen. Uit een inspectierapport, in juli 1790 opgemaakt door Jan Timmerman, fabriek van de stad Woerden en mr. metselaar Jacobus van Dam, blijkt ondermeer dat de muren te ondiep gefundeerd waren, de stadsmuur ter plaatse afgebroken had moeten worden, wat niet was gebeurd, en een slechte kwaliteit steen was gebruikt. Bovendien was het gebouw ook kleiner dan het bestek had verordonneerd. Het werd alsnog in de gewenste staat gebracht. Helaas bleef de verwachte uitbreiding van het garnizoen achterwege, zodat het nieuwe gebouw niet eens nodig was. Men besloot in 1806 de Doelenkazerne voor sloop te verkopen. Dat gebeurde kennelijk niet meteen, want in 1809 werden er nog vluchtelingen voor het water uit de Alblasserwaard gehuisvest. Uiteindelijk werd in 1816 te koop aangeboden ‘een blok caserne bestaande uit twee rijen lang 118 voeten, breed 68 voeten, hoog 10 voeten Amsterdamse maat, staande op het Doelenplein’. De prijs werd geschat op 900 gulden. Het gebouw werd tenslotte voor f 1270,- verkocht en kort daarna afgebroken (Archief van de gemeente Schoonhoven, inv. nr. 797; Schoute, 1978, 52).
| |
Overig
Aan de kant van het Doelenplein kwam in 1876 een kantinegebouw, dat later tot schoolgebouw werd ingericht. Het gebouw is in een sobere klassicistische architectuur opgetrokken, militaire architectuur eigen. De bakstenen gevels zijn door pilasters geleed en aan de voorzijde op regelmatige afstand van vensters voorzien. De houten kroonlijst is gekornist.
In 1886 is op het Bastion een exercitieloods neergezet van negen traveeën diep. De gemeente richtte die loods na 1922 in als kanonnenbergplaats, die daartoe enigszins werd verbouwd. Thans is er een cultureel centrum in gevestigd.
54 Het voormalige kantinegebouw op het Doelenplein (foto RDMZ, 1994).89
|
|