Het Nederlandse lied in de Gouden Eeuw
(1991)–Louis Peter Grijp– Auteursrechtelijk beschermdBredero als toetssteen van de voetenbankHet is niet moeilijk om met tientallen voorbeelden van geslaagde zoekacties de indruk te wekken dat de voetenbank een wondermiddel is waarmee men alle oude Nederlandse liederen weer hun wijzen kan terugbezorgen. Evenzo kan men met tientallen mislukte zoekacties het tegenovergestelde suggereren. Ik heb daarom naar een toetssteen gezocht, waaraan de effectiviteit van de strofische heuristiek kan worden afgemeten. Het meest geschikt leek me een groep liederen die ik beschouw als de musicologisch best onderzochte van het oude Nederlandse lied: die van Bredero. De melodieën daarvan zijn opgespoord door Fred Matter en in 1979 gepubliceerd als onderdeel van de Volledige Werken van Bredero (ed. G. Stuiveling). De onderzoeker kon gebruik maken van het krachtigste wijsaanduidingensysteem dat Nederland rijk is: dat van het Nederlands Volksliedarchief, behorende tot het P.J. Meertens-Instituut, opgebouwd onder leiding van Marie Veldhuyzen. Matter heeft 62 melodieën gevonden waarop het leeuwendeel van Bredero's 177 liederen gezongen kunnen worden. In zijn uitgave geeft met een opsomming van de 22 melodieën voor de 26 liederen uit Bredero's Groot liedboeck (1622) waarbij hij geen noten heeft kunnen vinden. Op deze restgroep zal ik nu de voetenbank testen. Ik houd daarbij Matters volgorde aan. | |||||||||||||||||||||||||||||||
1. Al ben ick schoon Liefje niet machtigh rijck (ed. Stuiveling deel 1, p. 284). 4A. 4A. 2B = 2B. 4B Bijna consequent tripels Dit is een lied uit Bredero's toneelstuk Stommen ridder (1618), zonder wijsaanduiding opgenomen in het Groot liedboeck. De strofevorm komt, behalve voor Bredero's lied, nog voor één ander lied voor: ‘Die my dit bekerken schencken deet’ op de wijze ‘Het waren twee gespelen stout’ (o.m. in het Nieu groot Amstelredams liedtboeck 1605, p. 6). Ook dit bevat bijna consequent tripels. De herhaling 2B=2B en de tripels zijn te zamen zo karakteristiek dat een toevallige gelijkenis uitgesloten lijkt. Dit wordt bevestigd door de literaire ontlening die Bredero blijkt te hebben toegepast. In beide liederen staat de gedachte centraal dat liefde belangrijker is dan geld. Zo vindt men de passage ‘De rijckdommen steken veel sorgen in/Hoe weynigher goets hoe vrolijcker sin’ uit het bekerlied bij Bredero terug in ‘De beste | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 305]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
rijckdommen leggen in 't gemoet’. We kunnen er dus van uitgaan dat ook Bredero's lied op ‘Het waren twee gespelen stout’ gaat. Van Duyse geeft ‘Die my dit bekerken schencken deet’ met een melodie, afkomstig uit de Souterliedekens (psalm 8, ‘Het waren twee gespeelkens goet’)Ga naar eind409. De Souterliedekens dateren van 1540, maar werden in Bredero's dagen nog steeds herdrukt. De melodie heeft geen tripels. Van Duyse heeft geprobeerd de melodie in een driedelige maat te gieten, maar met een weinig overtuigend resultaat. Ik heb een ritmisch verwante melodie uit Fruytiers' Ecclesiasticus (1565) gekozen, die daar ‘Het waren twee ghespeelkens’ heet, en het basisritme ongewijzigd gelaten. Het resultaat (vb. 78) zou ik willen karakteriseren als een versie van de melodie die Bredero beslist bedoeld heeft.
Voorbeeld 78: G.A. Bredero, ‘Liedeken’. Geen wijsaanduiding. Melodie (Het waren twee ghespeelkens) naar Fruytiers 1565, p. 16
Al ben ic schoon Lief - je niet mach - tig rijck,
Ick ben ten min - sten als mijns ghe - lijck,
Wat geef_ ick om 't goet, Wat geef ick om 't goet,
De bes - te rijck - dom - men leg - gen in 't ge - moet.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
2. Seght my, seght my Vriendinne (ed. p. 391)
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 306]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
weerspiegelt evenwel veel beter het Amsterdamse wereldlijke milieu van Bredero. De Druy-ventros geeft een melodie voor ‘Ick claegh u Venus dieren’ waarop Bredero's liederen uitstekend passenGa naar eind410:
Voorbeeld 79: G.A. Bredero, ‘Een eerlijk Vrijsters antwoort-lied’. Wijsaanduiding: Van een eerbaer vrouw en haren man. Melodie (Ick claegh u Venus dieren) naar Van der Goes 1602, p. 76
Nu hoort mijn vrient ge - pre - sen, Na dien ghy hier ver -
maent,
Van mijn be - teu - tert we - sen, En mijn ver - schrickt ge -
daent,
Mijn wan - ghen nat be - traent Die moet ick eerst af droo -
ghen: De anxst die 't her - te waant___ Maeckt bee - cken van mijn oo - ghen.
De oorspronkelijke tekst van ‘Ick claech u Venus dieren’ vindt men onder meer in de Amoreuse liedekensGa naar eind411. De bewijsvoering is weer convergent (criteria 4 en enigszins 5) en geeft aan dat de gevonden melodie waarschijnlijk de door Bredero bedoelde is. | |||||||||||||||||||||||||||||||
3. De blijdscap komt van mijn (ed. p. 277)..3A .3B .3A .3B .3c + 1D .3E .3c + 1D .3E Een lied uit Griane (ca. 1612), zonder wijsaanduiding. Het strofeschema is uniek en de voetenbank bevat geen herkenbare transformaties. | |||||||||||||||||||||||||||||||
4. De Liefd' die myn begeert beveelt (ed. p. 470).wijs: Alst begint .4A .4A .3b .4C .4C .3b Het schema van dit lied, dat bij Bredero alleen een wederkerige wijsaanduiding heeft, komt zeven maal voor in de voetenbank. Geen van de vermeldingen voert echter tot een zinvolle melodie: één behoort bij een lied van Cats dat lang na Bredero's dood is geschreven en de overige hebben geen of geen oplosbare wijsaanduiding. | |||||||||||||||||||||||||||||||
5. Ick ben vervaert veur Heyntjeman (ed. p. 73).wijs: Den Admirant, den Admirant. .4A = 4A .4A .2B = 2B .4A .2B | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 307]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
De voetenbank kent geen liederen met dezelfde of een verwante vorm, anders dan enkele liederen met dezelfde wijsaanduiding die reeds door Matter zijn genoemd. | |||||||||||||||||||||||||||||||
6. Getrou van zeeden (ed. p. 399).wijs: Galiarde tortellerie, Ofte reyn manieren is den Echten Staat. .2a 2b+1C .2a 2b+1C .1b+1C .3D .2C .3D .1E+1f+1G .1E+1f+1G .1E+1f+1G .2D De voetenbank levert geen nieuwe aanknopingspunten. | |||||||||||||||||||||||||||||||
7. Hoe soet singht ons de Nachtegael (ed. p. 495).wijs: Alst begint .4A .4A .3b .4A .4A .1c + 3c Wanneer men dit strofeschema in de voetenbank opzoekt, komt men uit bij een lied in de Amoreuse liedekens (na 1613), waarvan het begin op een ontbrekende pagina heeft gestaanGa naar eind412. Dit blijkt Bredero's eigen lied te zijn. Een onverwachte toepassingsmogelijkheid van de voetenbank! Verder is er alleen een verwant schema: .4A .4A .3b .4C .4C .2d + 4d behorende bij een lied uit het handschrift van Buytevest, ‘O Veenes wat hebt gij nu gewracht’, ook met een wederkerige wijsaanduiding. Een relatie van deze aanspraak tot Venus met Bredero's lied is niet onwaarschijnlijk: in zijn laatste strofe richt de dichter zich niet, zoals gebruikelijk, tot zijn prinsesse maar tot Venus. Een melodie leveren al deze wetenswaardigheden echter niet op. | |||||||||||||||||||||||||||||||
8. O Bruydegom en Heere (ed. p. 152).wijs: Ick hebber een uyt verkoren, &c. .3a .3a 4B .3a .3a 4B .2C + 2C .3B Er zijn diverse liederen met deze wijsaanduiding en de Amoreuse liedekens (die pas na de publicatie van Matter aan het licht zijn gekomen) bevatten de tekst van het bedoelde lied: | |||||||||||||||||||||||||||||||
Een nieu Amoreus Liedeken, Op de wijse alst begint.Ick hebber een uytverkoren
Sy doet mijn vreught orboren,
En soo vast in mijnen sin,
Haer aenschijn klaer' dat blinckt voorwaer
Dat isser dat ick beminGa naar eind413.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 308]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Uit deze korte strofevorm volgt dat Bredero de eerste drie verzen herhaalt, muzikaal althans. De voetenbank bevat een strofe die sterk lijkt op die van Bredero zonder herhaling:
.3a .3a 4B .1c + 1c + 2c .3B Het betreft een lied van Valerius op de wijs ‘Van een Fransche Courante’Ga naar eind414. Het bewijs dat dit de gezochte melodie is, vinden we bij Wellens (1612), die als alternatieve wijsaanduiding voor ‘Ick hebber een uytverkoren’ geeft: ‘Curante brande’. Bredero's lied past er uitstekend op:
Voorbeeld 80: G.A. Bredero, ‘Bruylofts-liedt’. Wijsaanduiding: Ick hebber een uyt verkoren. Melodie (Fransche Courante/Courante branle) naar Valerius 1626, p. 26
O Bruy - de - gom en Hee - re, U waer - de Bruydt wilt
ee - ren En be - min - nen als u ziel.
Wilt ghy___ wijs' - lijck re - gee - ren? Voor - doen - de, moet ghy
lee - ren 'tGeen ghy gaa - ren on - der - hiel.
Swijgt, en___ ver -
draecht'__ en kreunt noch claecht, Of u___ wat swaers___ voor - viel.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
9. Dieuwer is verlieft (by get) (ed. p. 88),
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 309]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Voorbeeld 81: G.A. Bredero, ‘Van Dieuwertjes Vryer’. Wijsaanduiding: Meester Clement ghy vuyle vent. Melodie (Den lanxten dach van desen jare) naar Souterliedekens 1559, ps. 125
Dieu - wer is ver - lieft (by get) Op suk - ken rey - nen
vrij - er: Mar s'het - ter niet iens op e - let Hoe slim dat
hy sen bie - nen set, Ghe - lijck en kreup' - le Snij - er
Dit is uiteraard geen bewijs van authenticiteit: de gevonden melodie vertegenwoordigt hooguit een geschikte mogelijkheid. Hardere bewijzen, zoals contrafacten met binnen- en middenrijmen die door de wijsaanduiding en Bredero's eigen variant worden gesuggereerd, heb ik echter niet kunnen vinden. | |||||||||||||||||||||||||||||||
10. Ach dach! wenschelijcke dach (ed. p. 202).wijs: Met een Minnelycke sin, Com ick u. 3a + 1B .3C 3a + 1B .3C .3C .3C 2D+2D 2D+2D, 4C De voor de hand liggende transformatie 4A.3B etc. levert ons alleen twee liederen met verwante strofevorm op uit Cupido's lusthof (1613), die echter dezelfde wijsaanduiding hebben als Bredero's lied en dus geen nieuwe gezichtspunten opleveren. | |||||||||||||||||||||||||||||||
11. Vraaght ghy, waerom sucht ghy so seer (ed. p. 282).wijs: Nachtegael kleyn wilt vogelken, &c. .4A .2B .4A 2c +1c + 1c .2B De wijsaanduiding ‘Nachtegael kleyn wilt vogelken’ komt enkele malen voor in liedboeken als de Bloemhof en Apollo, maar is niet opgelost. De voetenbank geeft gelijke schema's voor liederen op ‘In kleinheid leef ik onbenijd’ en ‘Roosjes in de mei’, met welke twee wijsaanduidingen hetzelfde bedoeld wordt. De strofevorm is voldoende karakteristiek om Bredero's lied bij dit vrij grote contrafactcomplex te mogen inlijven, alleen...het levert geen melodie op. | |||||||||||||||||||||||||||||||
12. O leyder Minne! (ed. p. 245).De relatie van dit lied met ‘Ach Amaryllis!’ is eerder uitvoerig aan de orde geweest (pp. 116, 262). Al in mijn recensie van Matters Bredero-uitgave heb ik op deze melodie gewezen, die | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 310]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
ik inderdaad via de strofevorm had gevonden - zij het niet met behulp van de voetenbank, die toentertijd nog niet bestondGa naar eind416. Het is inderdaad mogelijk strofevormen zonder gecodeerde strofeschema's en computers te herkennen. Dit vergt echter grote repertoirekennis en een goed geheugen voor strofevormen. Als methode lijkt me deze benadering weinig betrouwbaar. 13. Al waert dat mijn, de Godt Jupijn (ed. p. 415). Bredero heeft hier exact de strofe gekopieerd van het in de wijsaanduiding genoemde lied, dat te vinden is in het Princesse lietboec (1605). Het heeft als wijsaanduiding de ‘Almaigne Cicilie’, die Matter niet heeft kunnen oplossen. Ik kan slechts wijzen op een sterk verwante strofevorm voor een lied in het handschrift van Buytevest, ‘Cornelyae wilt toch eens drae’ op de wijze ‘als begint’Ga naar eind417. Dit levert weliswaar geen melodie op, maar maakt wel aannemelijk dat de Cicilie van de ‘Almaigne Cicilie’ een meisje is en niet een eiland. Cicilie lijkt althans model te hebben gestaan voor de Cornelia uit het handschrift. 14. Vermaledyden/ Gelt-honger snoot (ed. p. 579). De voetenbank levert geen nieuwe gezichtspunten op. 15. Als ick in myn gedacht (ed. p. 360),
Ook hier geeft de voetenbank weinig resultaat. Strofisch is er een zekere gelijkenis met een liedje van Krul uit de Amstelsche linde (1627)Ga naar eind418, te weinig echter om van een serieuze kandidaat te spreken. 16. De lieve, waerde, soete Mey (ed. p. 238). | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 311]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Deze strofe is uniek voor zover de huidige kennis reikt. 17. Maar siet! sy sluit (ed. p. 193) Een liedje met exact dezelfde strofe vindt men in E. Pels' Lof van Cupido (1626, p. 102), overigens ook met dezelfde wijsaanduiding. Gezien de overeenkomst in thematiek is een navolging van Bredero door Pels waarschijnlijk. Overigens werpt de voetenbank geen nieuw licht over deze meermalen aangehaalde melodie. 18. Als d' ooghen schoon (ed. p. 507). Dit strofeschema is uniek, maar er zijn twee voor de hand liggende transformaties:
Voorbeeld 82: G.A. Bredero, ‘Nieuw Liedeken’. Wijsaanduiding: 'tEerste gebodt eer Adam wert. Melodie (Grijpt eenen moet, ghy edel jongelingen/Cupido godt) naar Van der Goes 1602, p. 118
Als d'oo - ghen schoon Die my - ne siel be - swo - ren, Mijn steel-wijs
noon Met an - min - nich be - ko - ren, Soo moet ick doon Soo
moet___ ick doon Mijn wre - vle moet, ghe - bo - ren Uit spijt en hoon.
Het tweede schema wordt gebruikt voor liederen met de wijsaanduiding ‘Cupido Godt’, onder andere door Hooft. Matter had de relatie tussen Bredero's lied en ‘Cupido Godt’ reeds vastgesteld. De melodie uit Leenaerts' Druyventros voorziet dus een belangrijk | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 312]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
contrafactcomplex van een melodie, aan welks authenticiteit mij weinig twijfel mogelijk lijkt. | |||||||||||||||||||||||||||||||
19. Uyt Liefden com ick dagelijcx nu (ed. p. 326).wijs: Van Coridon. .4A .3b .4A .3b .2C .2C .3AHet schema komt 14 maal voor in de voetenbank, met wijsaanduidingen als ‘Van Coridon en Sylvia’ en ‘Ghy lodderlijcke Silvia’. Dat heeft natuurlijk betrekking op het liedje uit Apollo (1615) dat we al eerder hebben gezien (p. 268). Bredero's tekst past uitstekendGa naar eind420:
Voorbeeld 83: G.A. Bredero, ‘Amoureus Liedtjen’. Wijsaanduiding: Van Coridon. Melodie (Ghy Lodderlijkke Sylvia) naar Stalpart 1631, p. 407
Uyt Lief - den com ick da - ge-lijcx nu By u deur dus hen -
ghe - len, En soeck myn har-tje met het__ u Heel in een te stren-
ghe-len Want u ghe - stalt Myn_schoon be - valt Van al d'aart - sche En-ghe - len.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
20. Wie dat so dol als onbedacht (ed. p. 623)..4A .3b .4A .3b .4C .4C .3d .3d Een lied zonder wijsaanduiding afkomstig uit de Stommen ridder. De voetenbank leert dat het strofeschema gebruikt is voor een aantal liederen op de Lustelijke mei in onder meer het Nieu groot Amstelredams liedtboeck (1605), het handschrift van Buytevest (ca. 1590), Ruissenberchs Flora (1615) en het Aemstelredams amoreus lietboeck (1589), in het laatste voor de tekst van het oude meilied zelf. Voorts diende het schema voor een lied uit ongeveer dezelfde groep liedboeken rond 1600, ‘Nu laet ons allegaer’, waarvan geen melodie bekend is, en verder voor enkele aanzienlijk latere melodieën. Het is denkbaar dat ook ‘Nu laet ons allegaer’ op de Lustelijke mei ging. Ik geef Bredero's lied op de Lustelijke mei in de wetenschap dat het slechts een (goede) mogelijkheid is (vb. 84). In de tekstplaatsing heb ik zoveel mogelijk Stalpart gevolgd, aan wiens Guldejaers feestdaghen (1635) ik de muziek ontleen. De tekstherhalingen kan men ad libitum uitvoeren. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 313]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Voorbeeld 84: G.A. Bredero, ‘Aendachtigh Gesangh’. Geen wijsaanduiding. Melodie (De lustelijcke Mey is nu den tijd) naar Stalpart 1635, p. 423
Wie dat so dol___ als on - be -
dacht Zijn lus - ten wil na - ja - [gen, wil na -
ja - ]gen Wt al - le weel - den on - be-waant
Die wert in't lest___ als on - ver -
wacht Van Go - des hant ge - sla - [gen: hant ge -
sla - ]gen Waar - door de mensch vaack wert ver-maant,
Dat hy met goet___ op-mer - cken, Moet ma -
ti - gen zijn wer - [cken, zijn___ wer - ]cken.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
21. Hou sick hou, goen dach in't huys (ed. p. 81).wijs: Wie wil hooren een nieu Liet, &c. ,4A ,4A .3b .3b .2C+2C .3b .3C De wijsaanduiding is ontmoedigend stereotyp. Het strofeschema komt elders in de voetenbank niet voor. Het binnenrijm inspireert echter tot het raden van strofische variaties met gesplitste eerste verzen. Daarmee vond ik in de voetenbank 2A+2B 2A+2B .3c .3c .2D+2D .3c .3D Een transformatie die geheel volgens de regels tot stand kwam, hetgeen bevestigt wordt door de wijsaanduiding in de bron, Nieu groot Amstelredams liedtboeck (1605): ‘Wie wil horen een nieuwe Liedt? Wat te Gent is gheschiet’Ga naar eind421. Via het wijsaanduidingenregister van het Meertensinstituut vond ik verder nog een ‘Jaer-liedt int Sot’ op de wijze ‘Wie wil hooren een nieu Liet, Van een Boer die Jasper hiet’ (ca. 1622)Ga naar eind422. Gezien de strofevorm die gelijk is aan die van Bredero en het kluchtige karakter van het lied is dit wellicht een navolging. Een melodie leveren de gevonden relaties echter niet op. | |||||||||||||||||||||||||||||||
22. Wech segh ick en vertreckt (ed. p. 222).wijs: Wil Paris nu helaes verlaat, &c. .3A .3b .3A .3b .3b .3C .3b .3C .3C .3b .3C .3b .3b .3C .3b .3C | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 314]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Deze strofevorm, een kopie van het in de wijsaanduiding aangehaalde lied uit het Princesse lietboec (1605), bevat een verrassing. Er is een symmetrisch patroon herkenbaar: .3A .3b .3A .3b .3b .3C .3b .3C .3C .3b .3C .3b .3b .3C .3b .3C De wijsaanduiding in het Princesse lietboec luidt ‘Die soete coele Mey, is nu ontdaen’. Dit liedje, waarvan de oorspronkelijke tekst al voorkomt in 1589Ga naar eind423, heeft een achtregelige strofe. Dat suggereert dat Bredero's lied en zijn model een dubbele strofe hebben: per strofe moet men de melodie twee maal zingen. Deze bijzondere constructie wordt verklaard door een eigenschap van ‘Die soete coele Mey’. Het liedje begint als een ketendicht in die zin dat de laatste rijmklank van de eerste strofe gelijk is aan de eerste rijmklank van de tweede strofe. Deze techniek wordt niet consequent toegepast maar heeft de dichter van Bredero's model (‘Wil Paris nu’) blijkbaar op een idee gebracht. Maar wat is nu de melodie? ‘Die soete coele Mey’ heeft nergens muzieknotatie, maar wordt in 1626 als alternatief genoemd voor ‘Fortuyn eylaas bedroeft’Ga naar eind424. Een smalle basis om een identieke melodie aan te nemen, maar op die melodie past ons lied in elk geval, mits we in de eerste helft van het lied van twee rijmen het geslacht veranderen (vb. 85). De melodie van ‘Fortuyn eylaes’, ontstaan in de tweede helft van de 16e eeuw, is daarmee te beschouwen als een ‘historisch alternatief’. Bovendien kende Bredero de melodie.
Voorbeeld 85: G.A. Bredero, ‘Liedeken’. Wijsaanduiding: Wil Paris nu helaes verlaat. Melodie (Fortune helas pourquoy) naar Prieel 1617, p. 13
Wech_ segh ick en ver - treckt,___ Haas_ op ghij Raa - se - rij - e
Die_ myn't ver - nuft be - vleckt___ Met_ nieu - we sot - ter - nij - e,
Die 't ey - ghen komt ont - vrij - e Met een_ las - tich ge - biet Van
op - per - heer- schap - pij - e Dats min,_ die my dit hiet
En_
of ick wil of niet___ Ick_ moet mijn wil - lich
vly - en
In 't
aen - ge - naem ver - driet,___ Om_ soe - te smart te
ly - en
Is - ser wel meer ver - blij - e Als lief - de noemt mij
iet? Als sy aen we - der sij - e, Trouw en_ op - recht ge - schiet.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 315]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Een andere mogelijkheid levert de voetenbank: ‘Cupido, geeft my raedt’, een melodie die door Bredero en anderen werd gebruikt voor liederen met een identieke strofe als de onderhavige ‘halve’ strofevorm. De tekst ‘Cupido, geeft my raedt’ is tenminste van 1609. De melodie is tot 1611 te traceren - tenminste als de door Matter veronderstelde relatie met het Franse ‘Destins qui separez’ correct is. Daarmee lijkt de kans klein dat dit ook de oorspronkelijke melodie is van ‘Die soete coele Mey’, welke tekst immers op zijn laatst van 1589 dateert. |
|