Het Nederlandse lied in de Gouden Eeuw
(1991)–Louis Peter Grijp– Auteursrechtelijk beschermdOmvang van de strofische variatieOm een indruk te geven van de mate waarin strofische variatie in het 17e-eeuwse lied optreedt, laat ik hier enkele cijfers volgen. Onder de 6000 strofeschema's die de voetenbank bevat, zijn er naar schatting 2400 verschillendGa naar eind367. Het aantal unieke strofevormen in het bestand schat ik op 1500, dus zo'n 25%. Dit laatste geeft een indicatie voor de kans op succes bij zoekacties. Wanneer we schema's van liederen uit de betreffende periode (1589-1650) in de voetenbank opzoeken, dan kunnen we gemiddeld bij drie van de vier zoekacties een identiek strofeschema in de voetenbank verwachtenGa naar eind368. Tenslotte geef ik een gemiddelde van het aantal verschillende strofevormen per melodie. Dit bedraagt iets meer dan 3, gegeven de huidige kennis van de strofebouw in de contrafactuur in de eerste helft van de 17e eeuwGa naar eind369. Naarmate er meer liederen onderzocht worden, zal dit aantal wellicht groeien. Bij deze schatting dient men zich te realiseren dat de strofische variatie per individuele melodie sterk kan verschillen. Zo komt bij psalmmelodieën weinig variatie voor; als daar al gevarieerd wordt, betreft het doorgaans het splitsen van lange regels. Er zijn ook wereldlijke melodieën met een zeer stabiele strofe, zoals ‘O nacht jaloerse nacht’, ‘Windeken daar het bos af drilt’, ‘Nerea schoonste van uw geburen’ en ‘Schoonste nimfe van het woud’. Geestelijke melodieën met stabiele strofen zijn bijvoorbeeld ‘O kerstnacht schoner dan de dagen’ en ‘O zalig heilig Bethlehem’. Dit zijn allemaal | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
populaire melodieën, kort en met een heldere structuur die weinig ruimte laat voor strofische variatie. Daartegenover staan melodieën waarvan vrijwel geen contrafact dezelfde strofe heeft. Dit betreft vooral lange, instrumentale melodieën. De meeste melodieën worden gekenmerkt door een strofische variatie die zich ergens tussen deze uitersten bevindt. Men krijgt de beste indruk van deze verspreiding van de strofische varianten wanneer men overzichten bestudeert van de strofevormen die op bepaalde melodieën voorkomen. Daarbij moet ook duidelijk zijn hoe vaak en waar de betreffende varianten voorkomen. Dergelijke overzichten vindt men in de zogenoemde melodienormenlijst van de voetenbank, die per melodienorm de belangrijkste gegevens van de opgenomen liederen meedeelt, waaronder de strofevormen. Aan die lijst zijn, in geëxcerpeerde vorm, de volgende gegevens ontleend.
Als eerste van een reeks voorbeelden volgen enkele melodieën die weinig strofische variatie vertonen. De melodie van psalm 24 bijvoorbeeld komt 12 keer voor in de voetenbank, steeds met hetzelfde strofeschema:
Hier is dus in het geheel geen sprake van strofische variatie. Een meer gedifferentieerd plaatje laat psalm 23 zien:
Het bovenste van deze twee schema's is gemakkelijk via de transformatie ‘regels splitsen’ van het onderste af te leiden. (Visueel is dit niet zo gemakkelijk in te zien als in de voorbeelden die ik in de vorige paragraaf heb laten zien: in de voetenbank staan de corresponderende versdelen uiteraard niet altijd onder elkaar). De twee strofevormen van psalm 23 komen in de voetenbank even vaak voor. Het beeld is enigszins vertekend doordat één dichter, Michiel Vlack, het strofeschema met de korte regels maar liefst viermaal heeft toegepast. De meer gebruikelijke vorm is ongetwijfeld die met de lange regels van vijf accenten. Dit blijkt uit de grotere verspreiding van deze vorm over de dichters, onder wie Datheen, die Marots oorspronkelijke vorm overnam. Een stabiele wereldlijke vorm is zoals gezegd die van ‘Windeken daar het bos af drilt’: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een grote meerderheid van de contrafactdichters volgt hier de Franse vorm die Hooft introduceerde. Toch zijn er enkele dissidenten: behalve Van Mander en zijn navolgers, wier dubbelrijmen in hoofdstuk 3 uitgebreid zijn belicht, blijkt ook Valerius een mogelijkheid te hebben gevonden een rijm toe te voegen. Hun variaties doen weinig af aan de opmerkelijke stabiliteit die de strofevorm van deze melodie bezitGa naar eind370.
Geheel zonder variaties is de strofevorm van ‘O zalig heilig Bethlehem’, waarvan de bondigheid vrijwel geen variatie toelaat. Een zeldzaamheid bij een zo veelvuldig gecontraficeerde melodie!
Als voorbeelden van de grote groep van melodieën met een matige strofische variatie volgen twee melodieën die we in dit boek van nabij hebben leren kennen:
Buiten de cluster van verwante vormen rond Hooft en Bredero zien we in dit plaatje Theodotus en Stalpart experimenteren met strofevormen op de gehavende melodie van het volksliedje.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het plaatje van ‘Cessez mortels’ laat zien hoe de meest regelmatige vorm de overhand krijgt. Hooft en Stalpart kiezen nog enigszins onregelmatige oplossingen aan het einde van de strofe, conform de oorspronkelijke Franse melodie, maar later wint de strofe met gelijke regellengten het pleit. De strofe met de gesplitste verzen in het Minnebeeckje moet worden beschouwd als een variatie op dit regelmatige schema. Bij de aangehaalde voorbeelden is er steeds wel één vorm die als de meest gebruikelijke kan worden aangemerkt. De spreiding kan echter ook zeer groot zijn. Als voorbeeld volgt hier de lange melodie van ‘Onder de linde groen’.
Praktisch elke contrafact heeft hier een andere strofevorm, met twee uitzonderingen. In Cupido's lusthof is viermaal dezelfde strofe gebruikt (naar we mogen aannemen steeds door dezelfde dichter) en Stalpart van der Wiele publiceert in 1635 een contrafact met exact dezelfde strofe als een lied in de Bloemhof (1610). Gezien de vele variatiemogelijkheden kan dat laatste nauwelijks toeval zijn. En inderdaad, het lied in de Bloemhof is niet zomaar een lied, maar ‘Onder de linde groen’ zelf! Stalpart, die een zwak had voor traditionele liedjes, heeft blijkbaar de oorspronkelijke liedtekst formeel gekopieerd. De andere dichters hebben wellicht naar de melodie gewerkt en niet naar de tekst. Dat zou kunnen betekenen dat men zich de muziek van het traditionele lied beter herinnerde dan de tekst. Bovendien is er blijkbaar nooit een contrafact zo populair geworden dat het als formeel model voor andere liederen is gaan dienen, zoals bijvoorbeeld Hoofts ‘Ach Amarillys!’ op de melodie van het ‘Boerinneken’. |
|