Tertiaire gegevens
De tertiaire gegevens betreffen alle mogelijke formele bijzonderheden die niet in het strofeschema kunnen worden opgenomen, zoals ritmische of metrische bijzonderheden en refreinregels. Zo treedt er een bijzonder ritme op in de vijfde versregel van Rycheldins lied:
Uw' bórst van álle der quéllingen stóet
Dit ritme keert terug in de vijfde regel van alle volgende strofen. We kunnen het noteren als tertiair gegeven in de vorm v5=.2331. De cijfers geven daarbij de groepjes lettergrepen aan die met een accent beginnen. Deze notatie is gebaseerd op het in de voetenbank gehanteerde metrische model, dat in het volgende hoofdstuk wordt behandeld.
Op het tertiaire beschrijvingsniveau kan men ook simpelweg meedelen dat een regel, of het gehele lied, uit dactylen bestaat, dat het metrum of het rijmschema instabiel is, dat er cesuren voorkomen, enzovoort. De tertiaire gegevens vervolmaken de strofebeschrijvingen en dragen bij aan hun differentiëring. Ze kunnen dienen als toetsing van het via de primaire gegevens gevonden resultaat. Zo stemt het metrum van de zojuist geciteerde regel van Rycheldin exact overeen met de corresponderende regel in ‘Sterflijck geslacht’, waarvan we hebben gezien dat Hooft het op dezelfde melodie heeft geschreven:
Het hárt eerbíedich nae bóvenen stíjgh.
Dit bevestigt nog eens - in dit geval ten overvloede - de juistheid van de gevonden melodie.
De tertiaire gegevens verfijnen derhalve de strofeschema 's, hetgeen bij gelegenheid ook zijn heuristische nut kan hebben. Ze zijn echter niet essentieel voor het functioneren van de voetenbank.