Het lied heeft een aangrijpende melodie, waarop Rycheldins lied uitstekend past, zowel qua strofevorm als qua sfeer (vb. 40). Wat de chronologie betreft zijn er er geen problemen: Hoofts semi-vertaling van het Franse lied, ‘Sterflijck geslacht uw suchten schorst’, dateert van 1614 en de Baeto werd in 1617 voltooid. Later schreef Hooft nog een derde lied op deze melodie, ‘Schent uw perruik, vertreedt haer' schat’, waarin Susanne van Baerles vertrek uit Amsterdam wordt betreurd (1627).
Nu de verklaring van Hoofts keuze. ‘Cessez mortels de souspirer’ blijkt inhoudelijk betrekking te hebben op het lied van Rycheldin. De aanhef van het oorspronkelijke lied, ‘Cessez mortels de souspirer’ ofwel in Hoofts vertaling ‘Sterflijck geslacht uw suchten schorst’, wordt geamplificeerd weergegeven in de eerste strofe van Rycheldins lied, dat zij - onsterfelijke ziel - als troost voor haar nog levende, diep bedroefde echtgenoot zingt. De sterfelijke Baeto wordt opgeroepen zijn zuchten te staken. Er is dus sprake van ontlening aan het beginmotief van het oorspronkelijke lied.
Ik vat dit voorbeeldonderzoekje samen. Het lied van Rycheldin uit Hoofts Baeto - waarvan we overigens alleen op grond van de strofevorm konden vermoeden dat het een gezongen lied betrof - hebben we via de voetenbank gekoppeld aan het Franse lied ‘Cessez mortels de souspirez’. De voetenbank heeft ons ook van de significantie van deze vondst overtuigd: de qua structuur vrij bijzondere strofevorm wordt - voor zover op dit moment bekend - alleen door P.C. Hooft gebruikt en wel voor de genoemde melodie. De vondst wordt bevestigd door de praktijk: ons lied blijkt op de melodie van ‘Cessez mortels’ te passen. Er is verder nog een inhoudelijke bevestiging doordat Hoofts lied naar het begin van het Franse lied lijkt te verwijzen, en een historische doordat de jaartallen van de betrokken liederen een zinvolle chronologie suggereren.
Niet altijd verloopt een zoekactie zo gemakkelijk en succesvol als in het bovenstaande voorbeeld. Er zijn twee belangrijke problemen die het zoeken via strofevormen kunnen belemmeren. Ten eerste kunnen verschillende melodieën dezelfde strofevorm hebben: ‘dubbelgangers’. Wanneer men bij één strofevorm in de voetenbank verschillende melodieën aantreft, zal men moeten kiezen en argumenten voor die keuze zien te vinden. Het tweede probleem is omgekeerd: bij één melodie kunnen verschillende strofevormen behoren: ‘strofevariatie’. Wanneer men in de voetenbank een bepaalde strofevorm niet vindt, kan het zijn dat de gezochte melodie achter een andere strofevorm schuilgaat. Men kan trachten zo 'n variant te raden of te herkennen. In dergelijke gevallen is een beargumentering van de juistheid van het gevondene zo mogelijk nog belangrijker dan in situaties met gelijke strofevormen.
De twee gesignaleerde problemen - dubbelgangers en strofevariatie - zouden een ernstige bedreiging kunnen vormen voor de bruikbaarheid van de voetenbank. In hoeverre dat inderdaad het geval is, hangt af van de mate waarin dubbelgangers en strofenvariatie optreden, én van de mate waarin deze problemen ondervangen kunnen worden, hetzij door adequate bewijsvoering (inhoudelijk, historisch of anderszins), hetzij door inzicht in de principes van de strofevariatie en door daarop gebaseerde heuristische technieken. Aan het einde van het laatste hoofdstuk van dit deel zullen meer voorbeelden van zoekacties volgen die een indruk geven van de mogelijkheden én de beperkingen van de strofevorm als heuristische parameter.