Het Nederlandse lied in de Gouden Eeuw
(1991)–Louis Peter Grijp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 219]
| |
9 De Klassieke Heuristiek van de ContrafactuurIn het Voorwoord heb ik het muziek wetenschappelijk onderzoek genoemd naar het Nederlandse lied van de 16e en 17e eeuw, zoals dat bedreven werd door onder andere Scheurleer, Van Duyse, Veldhuyzen en Matter (p. 16). Zij werkten met databestanden op steekkaarten. Mij bekende kaartcatalogi zijn die van Scheurleer (lange tijd bewaard in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag), van Gilbert Huybens te Leuven voor het Zuidnederlandse lied, en het zeer omvangrijke systeem van het P.J. Meertens-Instituut te Amsterdam, opgebouwd door Marie Veldhuyzen (Nederlands Volksliedarchief). Voorts maakte Jop Pollmann in 1935 gewag van een eigen kaartsysteem van zo'n 14.000 kaarten. De voetenbank is voorzover ik weet het eerste computerbestand van enige omvang op dit gebied. In dit hoofdstuk behandel ik in het kort de klassieke heuristiek van de contrafactuur, dat wil zeggen de methoden van het contrafactonderzoek van vóór de voetenbank. Voor talrijke uitgewerkte voorbeelden kan men terecht in Van Duyse's Het oude Nederlandsche lied (1903-1907) en in de uitgave van de melodieën bij Bredero's Groot liedboeck door Matter, die uitgebreid verslag doet van zijn onderzoekingen en daarbij ook zijn overwegingen meedeelt. Niet klassiek in de volgende presentatie is mijn voorkeur voor diagrammen, waarmee ik ingewikkelde verhoudingen tracht aanschouwelijk te maken. Een meer fundamentele bijdrage aan de heuristiek van de contrafactuur is de voetenbank, die in het volgende deel uitvoerig wordt behandeld. |
|