Het Nederlandse lied in de Gouden Eeuw
(1991)–Louis Peter Grijp– Auteursrechtelijk beschermdAnderhalve strofenEen bijzonder vernuftige toepassing van het asynchronieprincipe vindt men bij Pers: Stemme: 100. Psal. Ghy Volckeren, &c. Psalm 100 en ‘Christe ghy die zijt dagh en licht’ hebben vierregelige strofen en zo heeft Pers zijn lied ook ingedeeld. In ‘Onse Vader in Hemelrijck’ hebben de strofen zes regels; ze zijn dus anderhalf maal zo lang. We moeten nu de regels van drie strofen hergroeperen tot twee (‘drie verzen voor twee zingen’): | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Elders presenteert Pers deze asynchrone relatie omgekeerd: zesregelige strofen met een wijsaanduiding waarin de asynchronie niet uitdrukkelijk wordt vermeld: Stemme: Onse Vader in Hemelrijck. De lezer herinnert zich wellicht nog het merkwaardige herhalingsvoorschrift van Wilhelm Sluiter, waarin hij de laatste twee regels van psalm 100 liet herhalen in een lied dat ook op het Onze Vader kon worden gezongen (p. 204). Dit kan nu worden verklaard uit Pers' hier geciteerde wijsaanduiding, door Sluiter blijkbaar overgenomen en veranderd (hij substitueerde voor psalm 100 zijn eigen lied ‘Mind niet het leven dat vergaet’). Sluiter zal niet hebben begrepen dat het om een asynchroon strofeverloop ging en heeft zijn toevlucht genomen tot het herhalen van de laatste regels van de psalmmelodie om de incongruentie van de strofen op te heffen. |