Het Nederlandse lied in de Gouden Eeuw
(1991)–Louis Peter Grijp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 216]
| |
dus slechts af van welke strofen men uitgaat, de lange of de korte. Ik laat een voorbeeld volgen van halve (dat wil dus zeggen: gehalveerde) strofen bij Theodotus: Op de wijse: Theodotus' lied heeft acht regels per strofe, evenals ‘O eewigh God Almachtigh’ in de eerste wijsaanduiding. De twee andere genoemde liederen hebben vier regels, zodat het voorschrift ‘mits men elke strofe in tweeën verdeelt’ op beide laatste wijzen betrekking moet hebbenGa naar eind336. Dubbele c.q. halve strofen komen niet zeer vaak maar wel verspreid voor, zij het dat ik ze alleen in geestelijke liederen heb aangetroffen. Vroege voorbeelden vindt men in het MS Brussel 2631 (ca. 1525), een goudmijn voor wie avontuurlijke wijsaanduidingen zoekt: Dit lyedekijn heeft twee wijsen die een is als men acht regulen voer een vaers sijnghet dan is die wijse Gueden dach ende gueden nacht vens ic die liefste mijn. Ende die ander wijse is als men vier regulen voer een vaers sijnghet dan is die wijse Het quamen drie rutters gheloepen gheloepen in een lant met netten ende met knoepen het waeren die besten diemen vantGa naar eind337. Neemt men acht regels als strofe dan gaat het lied op ‘Gueden dach ende gueden nacht’, neemt men er vier dan op ‘Het quamen drie rutters’. Een soortgelijk geval op fol. 43: ... Die derde wijse is alsmen een vaers in twee de[e]lt Het viel op eenen morghen stontGa naar eind338. |
|