Het Nederlandse lied in de Gouden Eeuw
(1991)–Louis Peter Grijp– Auteursrechtelijk beschermdDe incomplete slotstrofeVoor een verklaring van de genoemde incomplete psalmmelodieën moeten we ons verdiepen in de psalmberijmingen van Petrus Datheen. Sommige daarvan hebben de eigenaardigheid dat de laatste strofe niet compleet is. Dit houdt in dat de tekst voltooid is op een punt dat de melodie halverwege is: de rest van de muziek wordt botweg weggelaten, zoals blijkt uit de uitgaven ‘geheel op noten’. Dit is onder meer het geval bij psalm 79. De laatste strofe van Datheens berijming wordt op dezelfde plaats beëindigd als de strofen van het lied van Heinderijcx. Evenzo worden vele andere psalmen door Datheen afgekapt, waaronder psalm 34, die we eerder met een doorlopend halve strofe tegenkwamen. Een verkorte laatste strofe vindt men in de psalmen 2, 7, 11, 17, 18, 20, 22, 29, 32, 34, 41, 44, 46, 47, 51, 54, 63, 66, 68, 70, 72, 79, 86, 104, 107, 120, 128, 133, 144, 145, 149 en in de Lofzang van Zacharias. Het voortijdige einde heeft steeds plaats op de tonica (dat is toon van het reguliere slot), doorgaans ongeveer halverwege de strofe. Alleen bij psalm 18 wordt er na zes van de acht verzen halt gehouden. Deze psalm begint ook met een incomplete strofe, een ‘voorvers’ van vier regels. Dergelijke individuele incomplete strofen zijn, buiten de psalmen, vrijwel ondenkbaar in het Nederlandse lied. Ze zijn een gevolg van Datheens strikte navolging van de berijmingen van Marot en De Bèze, die niet altijd consequent strofisch ingedeeld zijn. Dit zijn geen contrafacten, maar gedichten die op muziek zijn gezet. Dat de incomplete strofen steeds op de tonica afsluiten, zal dan ook niet als een verdienste van de dichters maar van de componisten moeten worden beschouwdGa naar eind323. Omgekeerd zijn in sommige gevallen de componisten | |
[pagina 212]
| |
schuldig aan de incomplete slotstrofen, namelijk wanneer zij twee korte strofen tot één lange hebben samengevoegd (vgl. p. 290). De incomplete slotstrofen zijn door bijna alle latere psalmberijmers gehandhaafd. Geldorpius en Westerbaen zijn in dit opzicht uitzonderingen. Westerbaen oordeelde een berijming met een incomplete slotstrofe een ‘manck werk’ en vulde de slotstrofe in zo'n geval aan. Het aantal strofen bleef daarmee onveranderd (een halve strofe telde hij voor één) en zo kon hij toch nog stellen dat zijn Psalmen Davids (Den Haag 1655) gingen ‘op de selve wijsen ende getal van Zang-verzen als die in de Fransche ende Nederlantsche Gereformeerde Kercken werden gesongen’Ga naar eind324. Het is een interessante vraag in hoeverre het gebruik van incomplete psalmmelodieën door alle strofen heen, zoals in het 't Gheestelijck bloemhofken en bij Pers, kan worden verklaard uit de individuele incomplete strofen van Datheen. Het feit dat het slot van psalm 34 in de kerkzang halverwege de melodie plaatsvond kan voor de dichter van het Bloemhofken een argument zijn geweest om zijn lied op de halve strofe te schrijven. Voor Pers' gebruik van de tweede helft van de melodie van psalm 79 gaat die verklaring echter niet op. Ook het Gentse contrafact kan men niet direct uit de praktijk van de gereformeerde kerkzang verklaren; ik neem tenminste niet aan dat de katholieke Loys Heinderijcx daarmee ervaring had. Eerder zou men veronderstellen dat hij de moeilijke psalmmelodie maar gedeeltelijk kende. In ieder geval maakte hij gebruik van de muzikale mogelijkheid die in vele psalmmelodieën is ingebouwd, namelijk om halverwege te eindigen. Als algemene conclusie kan men stellen dat deze muzikale eigenschap in enkele gevallen er toe heeft geleid dat de halve melodieën een eigen leven zijn gaan leiden. Wanneer geen aanvullende zangaanwijzingen worden gegeven is het bij contrafacten op psalmmelodieën met afwijkende strofelengte soms moeilijk vast te stellen of men met halve strofen te maken heeft of met een incomplete slotstrofe. De halve strofen zijn namelijk vaak gelijkvormig. Bij Camphuysen vinden we bijvoorbeeld de achtregelige psalm 32 als wijsaanduiding boven een vierregelige strofeGa naar eind325. Er zijn zeven gelijkvormige strofen. Men kan het lied dus zingen hetzij op de halve melodie of met een incomplete slotstrofe, zoals bij Datheen in deze psalm. Voor het laatste pleit dat de psalm bij Datheen even lang is, drieenhalve strofe. Een soortgelijk geval is het lied ‘Welsalich zijn te achten’ uit de Verscheyden bruyloft dichten ende liedekens (1611)Ga naar eind326, een berijming van psalm 128 in zeven strofen, vier- in plaats van achtregelig. Dit correspondeert met de drieënhalve strofe van Datheen, die nauwkeurig gevolgd wordt. De uitvoering van dit ‘Liedt ter eeren des Houwelijcken staets’ zal dan ook wel met een muzikaal incomplete slotstrofe zijn geweest. Hetzelfde ziet men bij twee liederen uit het toneelstuk Hagars-vluchte ende weder-komste (1616) van Abraham de KoninghGa naar eind327. Het eerste, ‘Waerom is hier het tijdelijke goedt’, draagt het opschrift ‘Chooren of gesang’ en bestaat uit vijf genummerde strofen van vier regels met als wijsaanduiding psalm 2 (‘Waerom raest dat volk etc.’). De eerste twee luiden: 1.
Waerom is hier het tijdelijke goedt
Veel meer begeert als eeuwichlijke dingen?
Lof, eer en staet, of eêl door-luchtich bloedt
Sal dat o mensch, dij Hemel-heijl toe-brengen?
| |
[pagina 213]
| |
2.
In d'eerste eeuw ons' oude wyse vad'ren,
Leefden gerust in deuchdelijk bemerk:
Ieder socht hem tot gode waerts te rad'ren,
Eens ieders huijs was doen gemeent' en Kerk.
Het zijn halve strofen, want psalm 2 heeft acht regels per strofe. In dit geval zijn de halve strofen niet gelijkvormig, zodat we er zeker van kunnen zijn dat de gehele melodie werd gezongenGa naar eind328. Het lied zal dan halverwege de melodie zijn beëindigd. Bij Datheen bedraagt het aantal gehele strofen van psalm 2 tweeëneenhalf, hetgeen correspondeert met de vijf halve strofen van De Koningh. In formeel opzicht is het koor dus weer een navolging van de psalmtekst. Naar analogie van dit koor neem ik aan dat ook het lied van Hagar uit hetzelfde stuk, ‘Twist is gelijk een bitt're rook’ op psalm 68, met een incomplete slotstrofe werd gezongenGa naar eind329. |
|