Het Nederlandse lied in de Gouden Eeuw
(1991)–Louis Peter Grijp– Auteursrechtelijk beschermdDe wijsnoemerDe meest gangbare kernwoorden die in wijsnoemers worden gebruikt (wijsnoemertermen), zijn ‘wijs’, ‘toon’, ‘stem’ en ‘voois’; daarnaast komen ‘zang’, ‘air’, ‘note’, ‘trant’ en ‘maat’ ook wel voor. ‘Melodie’ is uiterst zeldzaam, althans in liedboeken uit de eerste helft van de 17e eeuw. Men kende het woord wel, maar het had blijkbaar een te gewichtige connotatie om voor het muzikale bestanddeel van liederen te worden gebruiktGa naar eind233. Ook ‘lied’ en ‘deun’ zal men tevergeefs in wijsaanduidingen zoeken: deze termen behoren immers thuis in de tekstuele component van het opschrift, alwaar ze het genre van het gedicht aangevenGa naar eind234. | |||
[pagina 172]
| |||
Wijs of ‘wijze’ is in de 16e eeuw de meest gebruikte Nederlandse wijsnoemerterm. Het gaat hier om hetzelfde woord als ‘wijze’ in de betekenis van ‘manier’. ‘Na die wijze van’ kan in de Middeleeuwen even goed betekenen ‘op de manier van’ als ‘op de melodie van’Ga naar eind235 en deze semantische verwantschap verklaart waarom ‘wijs’ niet voor alle soorten melodieën kan worden gebruikt maar bijna uitsluitend voor liedmelodieën (‘zangwijzen’). Ook even-tuele instrumentale toepassing van ‘wijs’ blijft in de sfeer van de informele muziek (dans-wijsje). De betekenisoverlapping manier-melodie komt al voor in het Middelhoogduits (wisa, wis) en ook het Oudnoorse ‘visa’ heeft betrekking op strofe en vers. De betekenisnuances van ‘wijze’ zien we fraai geïllustreerd in de wijsaanduiding van een geuzenlied op de slag bij Mook (1574): Sanghwijse op de wijse van den slach van MunsterGa naar eind236. In de formule ‘op de wijze van’ betekent ‘wijze’ blijkbaar voor deze geuzendichter meer ‘manier’ dan ‘melodie.’ Als hij melodie bedoelt, gebruikte hij althans ‘sanghwijse’. Een ander bewijs van de betekenis ‘manier’ vindt men meer dan honderd jaar later bij Lodenstein, die door elkaar gebruikt:
Toon is evenals ‘wijs’ afkomstig uit het Duits (Ton, dôn), waar het veel in wijsaanduidingen wordt gebruikt. In het 16e-eeuwse Nederlandse lied komt ‘toon’ nog weinig voorGa naar eind238, maar rond het midden van de 17e eeuw wordt het een veelvuldig gebruikte wijsnoemerterm. Ook voois was in de 16e eeuw niet onbekend en werd in Vlaanderen wel eens als wijsnoemerterm gebruiktGa naar eind239. Het is uiteraard de vernederlandsing van het Franse ‘voix’. ‘Air’ en ‘chant’ zijn overigens meer gebruikelijke wijsnoemertermen in het Frans. In Noordnederlandse liedboeken uit de 16e eeuw komt ‘voois’ nog slechts sporadisch voorGa naar eind240. Op het titelblad van het Aemstelredams amoreus lietboeck (1589) wordt ‘voois’ gebruikt, wellicht voor de duidelijkheid in een tautologische constructie: ‘meest al met zijn voys oft wyse daer bi gestelt’. In het begin van de 17e eeuw wordt ‘voois’ in het noorden echter populair in modieuze liedboeken als Den nieuwen lusthof (1602), Den bloemhof (1608) en Cupido's lusthof (1613). De term zou tot in de 18e eeuw in gebruik blijven. Stem is de letterlijke vertaling van ‘voois’ en wellicht een purisme. De oudste mij bekende vindplaats in een wijsnoemer is Coornherts Liedboeck (1587). Ook komt ‘stem’ voor boven het ‘Jubel-Jaar Lied’ (1599) van zijn vriend Hendrik Laurensz SpiegelGa naar eind241. In de eerste druk van Den nieuwen lusthof (1602) komt ‘stem’ eenmaal voor in een tautologische constructie met ‘voois’: Op die stem, soo ick hier lese,
Van een voys: Fortuyn EngleseGa naar eind242.
| |||
[pagina 173]
| |||
Dezelfde combinatie vinden we in het opschrift van Valerius' ‘Tafel van Stemmen ofte Voysen’ (1626) en ook in Den Nederduytschen Helicon (1610) lijkt men het blijkbaar nog ongewone ‘stem’ te willen verklaren door middel van een in traditionele wijsnoemers uiterst zeldzame tautologie: Een nieuw Liedt, op de stemme ofte wijse: De fiere Nachtegale. ‘Stem’ raakte evenwel snel ingeburgerd. In de vermeerderingen van Den nieuwen lusthof en het bijbehorende Bruyloftsbancket (ca. 1604 resp. 1607) verschijnt het woord een aantal keren en in het Princesse lietboec van 1605 is het veruit de meest gebruikte wijsnoemerterm. ‘Stem’ zou de meest algemene wijsnoemerterm van de 17e eeuw worden. In de meeste liedboeken worden de termen wijs, stem, toon en voois zonder onderscheid door elkaar gebruikt, niet zelden zelfs alle vier in één bundel. Consequent gebruik van dezelfde wijsnoemertermen komt daarentegen ook voor, onder meer bij Valerius en Stalpart van der Wiele (beiden: stem), bij Theodotus en in de uitgave van Hoofts gedichten van 1636 (beiden: wijze) alsmede in Anthony Janssens Christelijck vermaeck van 1645 (toon). |
|