Het Nederlandse lied in de Gouden Eeuw
(1991)–Louis Peter Grijp– Auteursrechtelijk beschermdDe opkomst van de wijsaanduiding in NederlandIn het Nederlandse lied zien we wijsaanduidingen pas aan het einde van de 15e eeuw verschijnen bij geestelijke liederen, zoals in het bekende MS Berlijn 190, gedateerd ‘tegen 1500’Ga naar eind230. Het bevat zowel muziek als wijsaanduidingen. Nog geen wijsaanduidingen hebben Die gheestelicke melody (Noordnederlands, ca. 1470; geen muziek), het ‘Tongerse handschrift’ (MS Hasselt, ca. 1480; muziek) en MS Wenen 12875 (tussen 1473 en 1493; muziek). Het liedboek van Lijsbeth Ghoeyvaers (1470-1510; geen muziek) heeft er een paar aan het einde van het handschrift, hetgeen wellicht niet zonder betekenis is in het licht van mijn veronderstelling dat de wijsaanduiding in Nederland juist in die tijd in zwang raakt. Wijsaanduidingen vindt men bij de meeste liederen van het MS Berlijn 185 (begin 16e eeuw; geen muziek), het MS Brussel II 2631 (‘handschrift Meerman’, voltooid ca. 1525), en bij de liederen in het tweede deel van de druk Dit is een suverlijc boecxken (1508; geen muziek). In de loop van de 16e eeuw wordt het gebruik van wijsaanduidingen algemeen in het geestelijke lied. Soms combineert men wijsaanduidingen met muzieknotatie, zoals in Een devoot ende profitelyck boecxken (1539), de Souterliedekens (vanaf 1540) en Fruytiers' Ecclesiasticus (1565). In het wereldlijke repertoire doet de wijsaanduiding later haar intrede, tegen het midden van de 16e eeuw. Vermoedelijk is hier sprake van een parallel met de ontwikkeling van het wereldlijke contrafact, die hier te lande later lijkt te hebben plaatsgehad dan in het geestelijke lied. In het geestelijke lied rond 1500 speelde de contrafactuur immers al een grote rol, terwijl we in het wereldlijke lied pas tegen het midden van de 16e eeuw de eerste aantoonbare contrafacten te zien krijgen. Zo vindt men in het Zutphens liedboek, een handschrift uit ca. 1537, nog geen wijsaanduidingen en speelt de contrafactuur voor zover bekend geen rol van betekenisGa naar eind231. Het Antwerps liedboek (1544) vertegenwoordigt in deze visie een volgende fase: hierin komen welgeteld twee wijsaanduidingen voorGa naar eind232. Het aantal contrafacten is groter, maar niet zeer groot; men heeft er althans niet meer dan zo'n twee dozijn op de | |
[pagina 171]
| |
meer dan 200 liederen kunnen aanwijzen (p. 77). In de wereldlijke liedboeken uit de tweede helft van de 16e eeuw, zoals het Geuzenliedboek en het Aemstelredams amoreus lietboeck (1589), zijn wijsaanduidingen algemeen geworden. De 17e eeuw laat liedboeken zien met wijsaanduidingen, zowel met als zonder muziek, in zowel het geestelijke als het wereldlijke repertoire. Liedboeken zónder wijsaanduidingen zijn dan uitzonderlijk geworden, afgezien van psalmbundels en dergelijke. Dit wil niet zeggen dat alle liederen een wijsaanduiding hebben, maar liederen zonder wijsaanduiding zijn verre in de minderheid (zie p. 303). |