Het Nederlandse lied in de Gouden Eeuw
(1991)–Louis Peter Grijp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 169]
| |
6 De WijsaanduidingWijsaanduidingen in de MiddeleeuwenDe oudst bekende wijsaanduidingen in het Nederlandse lied dateren van tegen 1500. Dat betekent niet dat er vóór die tijd geen contrafacten waren. Men denke bijvoorbeeld aan de kroniek over Dirc van Herxen die in de eerste helft van de 15e eeuw een geestelijk contrafact dichtte (p. 25). In Frankrijk en Duitsland is de contrafactuur al eeuwen langer gedocumenteerd. De 12e- en 13e-eeuwse liedcultuur kende behalve troubadours, trouvères en Minnesänger die zowel dichtten als componeerden, ook dichters die hun liedteksten op bestaande melodieën schreven. Soms werden wijsaanduidingen gebruikt. Deze behoefden niet boven het lied te zijn vermeld maar konden ook in het lied zelf zijn opgenomen. De eerste strofe van een Provençaalse sirventés van Uc de Saint-Circ begint bijvoorbeeld aldus: Un sirventes vuelh far en aquest son d'en Gui De bedoelde componist is Gui de Cavaillon, van wie inderdaad een lied bewaard gebleven in de vorm van Saint-Circs sirventés, een genre trouwens waarin de contrafactuur regel was. Een andere wijsaanduiding die in het lied zelf is verwerkt vindt men in een Oudfrans geestelijk lied, waarvan de tweede strofe aanvangt als volgt: ‘Quant li rossinoil jolis
Chante seur la fleur d'esté’
C'est li chans seur quoi j'ai mis
Le dit que je ai trouvé...
‘Wanneer de vrolijke nachtegaal
zingt over de bloemen van de zomer’,
dan is dat de wijs waarop ik de woorden
heb gezet die ik heb ‘gevonden’...
Soms werd er een verwijzing naar de melodie boven het gedicht geschreven door de kopiïst of rubricator. Enkele mogelijkheden zijn: | |
[pagina 170]
| |
El so de la Rassa Dit is in wezen al dezelfde vorm als die van de wijsaanduidingen in Nederland in de 16e en 17e eeuw. |
|