Het incipit
Onder het incipit wordt in dit boek de beginregel verstaan, dat wil zeggen de eerste versregel van het lied. De volledige term luidt ‘tekstincipit’, ter onderscheiding van het melodieincipit, dat uit een reeks noten bestaat. Het incipit is een universeel veld in de letterkunde, waaraan we hier weinig bijzondere aandacht behoeven te besteden. Grosso modo verwachten we een één-op-één-relatie tussen liedtekst en incipit. Een lied dat in verschillende bronnen voorkomt, kan daar verschillende titels en zelfs verschillende wijsaanduidingen hebben, maar het incipit zal in bijna alle gevallen hetzelfde zijn, kleine varianten daargelaten. Toch kunnen die kleine varianten soms het vaststellen van identiteitsrelaties bemoeilijken wanneer men met een alfabetisch incipit-systeem werkt. Zo begint het lied ‘Lof Maria seer reyn’ uit het Prieel der gheestelicker melodije bij Theodotus als ‘Maria, Maghet reyn’, metrisch beter maar alfabetisch onvindbaar. In dergelijke gevallen is het verstandig voor het lied een ‘incipitnorm’ vast te stellen, die doorgaans gelijk is aan de meest voorkomende variant.
Zoals er - afgezien van deze kleine varianten - bij elk lied in beginsel slechts één incipit behoort, zo zouden we omgekeerd bij elk incipit slechts één lied verwachten. Op dit punt laat de één-op-één-relatie echter vaak verstek gaan. Vooral in de 16e-eeuwse geestelijke contrafactuur werd immers gaarne de eerste versregel van het wereldlijke model ongewijzigd overgenomen en ook in het wereldlijke lied kwam initiële ontlening voor (p. 81). Rekent men de tweede tekstregel tot het incipit, dan is doorgaans het onderscheid gemaakt.