5
De Velden van het Lied
Willen we grote hoeveelheden liederen bestuderen en vergelijken dan is het zinnig de gegevens van elk afzonderlijk lied te verdelen over verschillende informatiecategorieën, parameters, grootheden of hoe men ze ook wil noemen. Ik zal daarvoor de term veld hanteren, ontleend de informatica. Er zijn vele velden denkbaar, zoals titel, wijsaanduiding, tekst en daarvan afgeleid tekstincipit, melodie en melodie-incipit, refrein, strofevorm, genre, onderwerp, inhoud, taal, auteur, ken- of naamspreuk, componist en onderschrift. Voor wie de samenhang in de contrafactuur wil bestuderen zijn de wijsaanduiding en het tekstincipit (kortweg: incipit) de klassieke zoekvelden, en in mindere mate het refrein. Met deze velden kan men melodieën bij liedteksten zoeken en ontleningen vaststellen. Een in het onderzoek nog nauwelijks gebruikt zoekveld is de strofevorm. Daaraan is het derde deel van deze studie gewijd. In het onderhavige, tweede deel staat de wijsaanduiding centraal. Omdat de wijsaanduiding afhankelijk is van de velden incipit en titel worden deze in dit hoofdstuk als eerste behandeld. In de volgende hoofdstukken komt dan de wijsaanduiding zelf uitgebreid aan bod in tal van facetten. Het laatste hoofdstuk van dit deel is gewijd aan de klassieke heuristiek.
Een aantal van de genoemde velden is meestal direct zichtbaar in de bron, zoals de titel, wijsaanduiding en tekstincipit, soms ook de melodie. Andere moeten door analyse worden afgeleid, zoals de inhoud van de tekst en in zekere zin ook de strofevorm. Soms kunnen velden alleen via externe informatie worden bepaald, bijvoorbeeld de auteursnaam wanneer deze niet is vermeld in onze bron maar wel in een andere. De ‘zichtbare’ velden verschijnen in liedboeken, pamfletten, handschriften en dergelijke bij elk lied in een geijkte volgorde. De titel en de wijsaanduiding (in die volgorde) vormen te zamen het opschrift van het lied, dat wil zeggen: alles wat er boven het lied staat, ofwel alles wat aan het incipit voorafgaat. Het opschrift wordt doorgaans gevolgd door de liedtekst zelf en deze op zijn beurt eventueel door een onderschrift, bijvoorbeeld een auteursnaam, kenspreuk (naamspreuk) of datering. Er kan ook een melodie in muzieknotatie zijn, meestal direct na het opschrift. Onder de noten staan dan de woorden van de eerste strofe. Daarop volgt de tekst van de overige strofen, waarbij een enkele keer de eerste strofe nog eens afgedrukt wordt. De vervolgstrofen hebben doorgaans geen muzieknoten, behalve in de zogenoemde uitgaven van psalmen ‘geheel op noten’ (zie p. 48)Ga naar eind214.