de strofen van de eerste zanger voorstellen. Als de strofen elkaar onregelmatig afwisselen, krijgen we dikke en dunne spijlen op onregelmatige afstanden te zien (vb. 9b). Er zijn dus regelmatige en onregelmatige traliedialogen.
Voorbeeld 9: Traliepatronen van dialogen
Het ladderpatroon onderscheidt zich van het tralieprincipe doordat in elke strofe beide zangers aan het woord komen, en wel volgens een vast patroon, dat congruent is in alle strofen. De grafische weergave levert het beeld op van een ladder, waarvan de sporten de vaste regels van de eerste zanger weergeven (vb. 10a). De sporten kunnen gelijk of ongelijk van ‘dikte’ zijn (vb. 10b).
Voorbeeld 10: Ladderpatronen (a, b) en een blokpatroon (c)
Een afgeleide vorm van deze ladder is de geblokte dialoog, die ontstaat wanneer in de even strofen de aanvankelijke rolverdeling wordt omgekeerd. Op die manier is vb. 10c afgeleid van 10b: de ‘zwarte’ zanger begint met strofe 1, de ‘witte’ met strofe 2, enzovoorts.
Van de genoemde patronen is de tralie het oudste, het eenvoudigste en het meest verbreide. De vernuftige ladderdialogen komen aanzienlijk minder frequent voor. Een lied geheel volgens het geblokte patroon is een zeldzaamheid.
Naast deze ‘zuivere’ vormen komen liederen voor waarvan de patronen slechts gedeeltelijk met een van de basispatronen overeenstemmen. Vb. 11a vertoont bijvoorbeeld overwegend een ladderpatroon, maar is aan de rechterzijde, dus in de laatste strofe, geblokt. Het lied van vb. 11b begint ook als ladder maar wordt halverwege onregelmatig; de vijfde strofe is een witte ‘spijl’, dat wil zeggen, deze strofe wordt geheel door de tweede zanger vertolkt. Er zijn ook dialogen waarin de zangers elkaar op volstrekt onregelmatige afstanden afwisse-