Het Nederlandse lied in de Gouden Eeuw
(1991)–Louis Peter Grijp– Auteursrechtelijk beschermdPendanten op verschillende melodieënAlle in het bovenstaande behandelde pendanten gaan op de melodie van hun model. Dit is inderdaad regel maar geen wet van Meden en Perzen, evenmin overigens als bij contrafacten met ‘gewone’ literaire ontleningen. Het Princesse lietboec bijvoorbeeld bevat een groot aantal antwoordliederen op nieuwe melodieën. Het betreft hier een op zichzelf staande cyclus van brieven in liedvorm naar de aan Ovidius toegeschreven Heroidum epistolae. Bedrogen mythologische prinsessen doen hun beklag en krijgen antwoord van hun ontrouwe minnaars. De opschriften van een zo'n brievenpaar dienen hier als voorbeeld: Ipermenestra schrijft tot Lyno, Op de stemme: Fortuyn elaes bedroeft. Lyno antwoort tot Ipermenestra: Op de stem. Op u betrouw ick Heere Behalve dat de melodieën en de strofevormen van lied en antwoordlied verschillen, is er ook geen overeenkomst in strofenaantal en dispositie. Elders in het Princesse lietboec vinden we echter een antwoordlied dat volgens de regels van de kunst is gedicht, behalve dat de melodie verschilt van het model. Het is een klacht over de kwaadsprekers met het refrein: ‘Maer hoe fenynich dat ghy schiet/ Ons tween en moecht ghy scheyden niet’. Het antwoordlied geeft troost en heeft als refrein: ‘Wordt ghy belooghen, wilt het ghedooghen/ Ghy sult int eynde verblijden dan’Ga naar eind152. Van een overeenkomst in dispositie is niet veel te merken maar wel stemmen de strofenaantallen overeen. Een voorbeeld tot slot van pendanten op verschillende melodieën met een bijzondere bedoeling: Vondels lofzangen op de heilige Agnes en Klara (ca. 1654). Inhoudelijk is er eerder van parallellie sprake dan van een tegenstelling: beiden hebben een voorbeeldig leven geleid, beiden zijn vrouw. Misschien heeft Vondel juist daarom de liederen op verschillende melodieën gezet: ze zouden anders te veel op elkaar zijn gaan lijken. De formele ongelijkheid die het gevolg is, lijkt hij echter te willen compenseren. Vergelijken we de eerste strofen: Lof-zang van Sinte Agnes.
[op de wijs van: O schone Europa] Hoe zalig was de Maagd,
Die Gode zoo behaagt,
Dat op haar ziel’ Het oog van JEZUS viel,
Die dees bedaude roos
Tot zijne Bruid verkoos,
Zoo ras zijn licht’ Verheugde haer gezicht,
En zij hem opdroeg den morgenstond
Van 's levens geuren’ En knop, en kleuren;
In 't hart gewond.
| |
[pagina 108]
| |
Lof-zang van Sinte Klara.
[op de wijs: Cupid' onlangs geleên] Assisium verplicht
Europe om 't kloosterlicht,
Dat uit haar’ Het altaar’ Der Klarissen
Gebouwt heeft en gesticht.
De zwangre Moeder, had
Niet ijdel, toen ze bad
Op de knien’ Al voorzien’ Deze klaarheid
Van haar geboorte-stad.
Dat de eerste twee regels metrisch identiek zijn, kan op toeval berusten; belangrijker is dat het lied van Agnes uit 8 strofen van 9 regels bestaat en dat van Klara uit 9 strofen van 8 regels. Het aantal strofen is weliswaar niet gelijk, maar dankzij deze aritmetische symmetrie in ieder geval wel het totale aantal versregelsGa naar eind153. Vondel lijkt hier een subtiel spel te spelen met de ongeschreven regels van het pendantlied. |
|