trafactuur. Aan contrafacten met alleen thematische ontlening, dus zonder initiële of andere woordelijke ontlening, wordt in de literatuur over het laatmiddeleeuwse contrafact weinig aandacht geschonken, terwijl we hebben geconstateerd dat deze in de 17e eeuw een niet onbelangrijke groep zijn gaan vormen. In het algemeen lijkt zich dus, wanneer we de eerste helft van de 17e eeuw met de periode van zo'n honderd jaar eerder vergelijken, binnen de literaire ontlening een accentverschuiving van woordelijke naar niet-woordelijke ontlening te voltrekken.
Wie de theorie van de imitatio op de contrafactuur wil toepassen, moet zich realiseren dat hij nieuwe etiketten plakt op een procédé dat niet wezenlijk is gewijzigd ten opzichte van het tijdperk vóór de Renaissance. Dit is evident bij de aemulatio in de zin van vergeestelijking. Toch laten zich een aantal zaken vanuit de imitatie-theorie beter begrijpen en benoemen. Vooral de gedachte van de transformatie is vruchtbaar: een imitatie is pas geslaagd wanneer het oorspronkelijke gegeven wordt verwerkt tot iets nieuws. Het overbrengen naar een andere context lijkt daartoe het middel bij uitstek. Sleutelwoorden zijn associatie en combinatie. Vondel combineert Reintje en de kip met Bredero's boerengezelschap, Hooft een Frans liefdesliedje met koning Hendriks liefdesverdriet, Stalpart een verdwaalde koningin met de afvallige ziel, enzovoorts. Andere dichters, imitators als Dubbels en in mindere mate Wellens, zijn tevreden met een kopie van het model en voegen er zelden iets wezenlijks aan toe. Hun doel is het opnieuw uitwerken van hetzelfde gegeven, terwijl voor de ‘transformators’ het model een middel is om een nieuw doel te bereiken.
De dissimulatie, het verhullen van het model, wordt nergens met zoveel woorden beleden. Men zou het eventueel kunnen vermoeden achter de wijsaanduidingen die
niet het model noemen, een figuur waarvan we enkele voorbeelden hebben gezien, die met talrijke andere zijn aan te vullen. Het principe laat zich schematiseren als volgt:
Zoals eerder opgemerkt zullen echter vooral praktische motieven een rol hebben gespeeld - men koos voor de bekendste wijs - terwijl men zelfs kan betogen dat het citeren in de wijsaanduiding van het model van het model ook een vorm van imitatie is: C volgt B na en neemt ook diens wijsaanduiding A over. Wat de motieven ook mogen zijn geweest, het effect is dat een lied met zo'n ‘dissimulatieve wijsaanduiding’ ons zijn literaire model niet onmiddellijk verraadt.
Een vruchtbare invalshoek is de retorische fasering van het scheppingsproces gebleken. De contrafactuur blijkt vooral bij de inventio van groot belang, zoals we in diverse voorbeel-