Het Nederlandse lied in de Gouden Eeuw
(1991)–Louis Peter Grijp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 75]
| |
2 Literaire OntleningVoor het tijdperk waarop deze studie voornamelijk betrekking heeft, het einde van de 16e en de eerste helft van de 17e eeuw, gebruikt de literatuurgeschiedenis graag het begrip imitatio wanneer er ontlening in het spel is. Dit refereert aan een theoretisch model dat door literatoren in de Renaissance werd gehanteerd. Zou de literaire ontlening in het contrafactlied zich ook adequaat in termen van de imitatie-theorie laten beschrijven? Men moet bij die vraag bedenken dat de ontlening in het lied al een belangrijk principe was lang voordat de renaissancisten het toepasten. Anders gezegd: er werd ook ontleend door liederendichters die nooit van imitatio hadden gehoord. Ik zal daarom de literaire ontlening in fasen behandelen. Allereerst karakteriseren we de ‘onbevangen’ ontlening aan de hand van het middeleeuwse lied, vooral het vroeg 16e-eeuwse geestelijke lied, daarna beschouwen we de hoofdzaken van de imitatie-theorie. Op grond hiervan kunnen we bij de behandeling van de 17e-eeuwse contrafactuur nagaan in hoeverre deze zich vanuit deze twee invalshoeken laat begrijpen. |
|