Het Nederlandse lied in de Gouden Eeuw
(1991)–Louis Peter Grijp– Auteursrechtelijk beschermdBijzondere combinaties van ontleningenHet hiërarchische ontleningsmodel laat slechts drie combinaties toe van de verschillende ontleningsniveaus: M, MF en MFL. Er zijn echter ook andere combinaties mogelijk, met name ML en FL. De combinatie ML houdt in dat een lied wel muzikaal en literair aan een model ontleent, maar niet formeel. Als illustratie dient een lied van Karel van Mander uit Den nieuwen lusthof (1607): Na de wijse: Vluchtighe Nimph.
Minne God dom eerghierigh’ wicht
Dwinght ghy met u vyerigh’ schicht
Phoebi sinnen’ tot het minnen?
Hoe sal u den crancken’ mensch
Dienen dan niet na danck’ end'wensch.
t'Lijckt wel of brant geen brandt’ en blust
Als t'oogh nut moet vanden lust
Dienaer wesen’ want of desen
Godt niet dan een slaef en’ waer
Saghmen hem Daphne draven’ naerGa naar eind67.
| |
[pagina 63]
| |
Cupido heeft met zijn vurige schicht Apollo in vuur en vlam gezet voor Daphne. Dan volgt Apollo's achtervolging van zijn geliefde, die ontsnapt door in een olijfboom te veranderen (strofe 7): Tempe du schoon landouw' en’ dal
Langhe men onthouwen’ sal
Hoe dat Daphne’ als haar grafste
U int vluchten bald’ verkoos
Doe sy lijf end' ghestalt’ verloos.
Van Mander noemt in zijn wijsaanduiding een bekend lied van Hooft: Vluchtige nimph waer heen soo snel?
Galathea wacht u wel,
Dat u vlechten, niet en hechten,
Met haer opgesnoerde goudt
Onder de tacken van dit hout.
Galathea's situatie bij Hooft is dezelfde als die van Daphne bij Van Mander: beiden worden achtervolgd door een opdringerige minnaar. Er is daardoor sprake van literaire ontlening. Formeel is er echter een verschil: Van Mander gebruikt stelselmatig dubbelrijmen (eergierig’ wicht, vierig’ schicht enz.). De dichter, die een voorliefde had voor kunstige rijmschema's, heeft dus niet Hoofts strofevorm letterlijk overgenomen. Op zichzelf is het aanbrengen van een dubbelrijm een subtiele variatie maar de consequentie waarmee Van Mander het doet, is opvallend genoeg om van een ‘andere strofevorm’ te kunnen spreken. Dan is er dus sprake van irreguliere contrafactuur, ofwel - gezien vanuit de totale ontleningsrelatie - een geval van ‘geen formele ontlening’. Muzikaal is er natuurlijk wel sprake van ontlening, zodat we Van Manders lied inderdaad als een voorbeeld van de ontleningscombinatie ML kunnen beschouwen. Contrafacten met een andere bijzondere combinatie, FL, hebben de eigenaardigheid dat er geen muzikale ontlening plaatsheeft. Dat lijkt strijdig met de definitie van het contrafact. Laten we echter eens kijken naar een lied van de Duitse dichter Robert Roberthin, gepubliceerd in de Arien van de componist Heinrich Albert (1640): Rede einer verstorbenen Jungfrau aus dem Grabe.
Wie lieg ich hie! wie muss ich starren,
Ohn Leben, ohn Verstand, ohn Sinn!
Ach dass doch, die der Welt nachnarren,
Jetzt lernten, was ich nunmehr bin!
Die, so nur hie in eiteln Lüsten
Ihr wüstes Leben mehr verwüstenGa naar eind68.
Het is blijkens het onderschrift ‘Aus dem Holländischen’ een bewerking van een Nederlands lied. De originele tekst vindt men onder meer in het Haerlems oudt liedtboeck (ca 1640): | |
[pagina 64]
| |
Een Klaegh-Liedeken
Stemme: Hoe is den Mensch helaes verbolgen Hoe legh ick hier in dees ellende,
Van mijn vijf sinnen gants berooft,
Komt siet my aen ghy aerdtsche bende
Die van de Wereldt wordt verdooft,
Ghy die altijdt in ydel saecken
Soeckt uwen gheest soo te vermaeckenGa naar eind69.
De melodie hiervan is bekendGa naar eind70, maar verschilt van die bij Albert (vb. 8a en 8b). De Duitse componist heeft blijkbaar nieuwe muziek bij Roberthins vertaling geschreven. Ten opzichte van het Nederlandse lied, een gewoon contrafact op een bestaande melodie, is bij het ontstaan van het Duitse lied de omgekeerde weg bewandeld: eerst werden de woorden geschreven, toen de noten. Dit heeft geleid tot een melodie die het affect van de woorden sterk benadrukt. Volgens algemeen Duits gebruik heeft Albert een continuostem toegevoegd.
Voorbeeld 8a: ‘Een Klaegh-Liedeken’ (anoniem, uit het Haerlems oudt liedtboeck). Wijsaanduiding: Hoe is den Mensch helaes verbolgen. Melodie naar Pers, Urania 1648, p. 141
Hoe legh ick hier in dees el - len - de, Van mijn vijf
sin - nen gants be - rooft,
Komt siet my aen ghy aerdt - sche ben - de Die van de
We - reldt wordt ver - dooft,
Ghy die al - tijdt in y - del
sae - cken Soecktu - wen gheest soo te ver - mae - cken.
Tussen Alberts zetting en het Nederlandse lied bestaan een formele en een literaire ontleningsrelatie maar geen muzikale (FL). Hetzelfde geldt voor een aantal andere uit het Nederlands vertaalde liederen die in Duitsland van nieuwe muziek voorzien zijnGa naar eind71. Goed beschouwd is hier geen sprake van een muzikaal contrafact, dat wil zeggen van een liedtekst op een bestaande melodie, maar van een literair contrafact van een liedtekst, welk contrafact weer op muziek is gezet. Het is overigens denkbaar dat Roberthin de melodie van het Nederlandse lied wel heeft gekend en daar ook naar heeft gewerkt, maar dat zijn bewerking desondanks door Albert opnieuw op muziek gezet is. |