Het Nederlandse lied in de Gouden Eeuw
(1991)–Louis Peter Grijp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |||||||
1 Drie OntleningsniveausHet hiërarchische ontleningsmodelTussen een contrafact en zijn model bestaat een relatie die we in algemene zin ‘ontlening’ zullen noemen. Immers, in het contrafact worden een of meer elementen overgenomen van het model, zoals de melodie, de strofevorm, eventuele andere vormaspecten (refrein, dialoogpatroon), woorden, zinnen, opbouw, stijl, thema's en sfeer. Men kan deze elementen onderbrengen in drie groepen rond de grootheden melodie, vorm en tekst. Melodie en tekst zijn uiteraard de tastbare basiscomponenten van het lied. De vorm beschouw ik als een derde, gemeenschappelijke component: het belangrijkste vormelement, de strofevorm, komt weliswaar tot uiting in de tekst maar hangt in sterke mate samen met de structuur van de melodie. Op grond van deze verdeling onderscheid ik drie niveaus van ontlening: muzikale, formele en literaire ontlening. In elke ontleningsrelatie tussen een contrafact en zijn model wordt er op tenminste één van deze niveaus ontleend. Globaal houden ze het volgende in:
Deze drie ontleningsniveaus zijn gerangschikt van algemeen naar bijzonder. Bij alle contrafactliederen is sprake van muzikale ontlening, bij de meeste tevens van formele ontlening en bij een aanzienlijk kleiner aantal ook nog van literaire ontlening. Deze voorstelling van zaken zou ik hiërarchisch willen noemen. Zo'n hiërarchische model biedt een eerste handvat voor onze verkenning van het mechanisme van de contrafactuur. Later zullen verfijningen aangebracht worden. Ik zal het model illustreren aan de hand van drie contrafacten op een liedje van de dichter Cornelis Stribée, dat bekend stond als Bocxvoetje (1643): | |||||||
[pagina 58]
| |||||||
Voyse: Van de Mooren-Dans
Als Bocx-voetje speelt met sijn Pijpje in 't Dal
Dan singen,
En springen,
De Satyrtjes al:
De Boompjes int wilt
't Gants Bosje dat drilt
En dreunt door het lieffelijck na-geschalGa naar eind61.
In dit arcadische tafereeltje verschijnen in de volgende strofe nimfjes, die door de satyrs verkracht worden - Stribée's liederen munten niet uit door verfijnde erotiek. Het ondeugende onderwerp en de aantrekkelijke dansmelodie (vb. 7), ongetwijfeld van Engelse oorsprongGa naar eind62, maakten Stribée's lied populair.
Voorbeeld 7: C. Stribée (geen titel). Wijsaanduiding: Van de Mooren-Dans. Melodie naar Dubbels 1645, p. 20
Als Bocx - voet - je speelt met sijn Pijp - je in't Dal, Dan sin - gen, En
sprin - gen, De Sa - tyr - tjes al. De Boom - pjes int wilt 't Gants
Bos - je dat drilt Endreunt door het lief - fe - lijck na - ge - schal
Deze populariteit blijkt onder meer uit talrijke contrafacten die ‘op de wijze van het Bocxvoetje’ gaan. Een daarvan is het boertige liedje ‘Geveynsde Vrijerey’ van C. Seep, waarin een meisje uit de stad een loopje neemt met een boerenjongen: Stemme: Als Bockxvoetje, &c.
Heer Krelis! wat sinje een kluchtige quant,
Hoe aerdigh,
En vaerdigh
Ist Hoetje in d'handt,
Het pastje soo wel, gut Krelis hoe sel
Men lieven op jou noch door 't heele LandtGa naar eind63.
De melodie is blijkens de wijsaanduiding dezelfde als van het model en ook de strofevorm is gelijk. Inhoudelijk is er echter geen verband met het lied van Stribée. Anders gezegd: hier is alleen sprake van muzikale en formele ontlening, maar niet van literaire. Dit voorbeeld representeert de minst spectaculaire maar meest voorkomende vorm van contrafactuur in de 17e eeuw. | |||||||
[pagina 59]
| |||||||
Een voorbeeld van een lied waarin niet alleen muzikaal en formeel maar ook literair wordt ontleend, is het volgende ‘Gezang’ van P. Dubbels (1645): Toon: Als Boxvoetje speelt.
Als Daifilo speelden en Filida zong,
Van vreugden,
Vol jeugden,
't Gantsch bosje schier sprong:
Pan liet zijn gefluit,
En quam op 't geluit,
Door doornen en hagen tot by haar en drongGa naar eind64.
Het eerste vers laat al zien dat Dubbels zich op Stribée heeft geïnspireerd. Niet Bocxvoetje, dat wil zeggen Pan, maar Daifilo speelt hier. Hij begeleidt de zang van Filida. Uit Stribée's lied zijn Pan, die onder de indruk van hun fraaie musiceren zijn fluitspel staakt, en het bosje present. De arcadische sfeer van de beide liederen is dezelfde: Daifilo en het bosje ‘dat drilt’ herinneren aan Hoofts pastorale Granida (1605). Het is duidelijk dat Dubbels Stribée imiteert. In de geciteerde twee contrafacten op ‘Bocxvoetje’ is de strofevorm precies gelijk aan die van het model. Daardoor kan men ze zonder problemen op de gegeven melodie zingen. De strofevorm kan echter ook verschillen. Men ziet dit in één oogopslag wanneer men het volgende lied van Jacob Steendam (1649) met de vorige vergelijkt: Stemme: Als 't Boks-voetje speeld.
Nu lestent eens 's ochtens,
Ik sluymerd' en sliep:
En hoorden
(Met woorden)
Een nimph die my riep:
Ontvoud uwe bochtens
Steendam, en rijst op:
Ont-duysterd,
En luysterd,
Want d'Helicons-top
Is heden vervuld
Met vreugde, gy sult
Onthouden (gekluysterd)
't Geen d'Hemel schiepGa naar eind65.
De strofe van dit lied is aanzienlijk langer dan de voorafgaande. Blijkbaar heeft Steendam de strofevorm van Stribée niet overgenomen, althans niet letterlijk. We zeggen dat Steendam hier geen formele ontlening toepast. Dergelijke veranderingen in de strofevorm worden als strofische variatie in hoofdstuk 12 aan een uitgebreid onderzoek onderworpen. In beginsel is strofische variatie te verklaren uit de muziek. In dit geval herhaalt Steendam de eerste twee muzikale frasen, die corresponderen met de eerste vijf versregels van de tekst. Na ‘Een nimph die my riep’ gaat hij dus weer terug naar het begin van de melodie. | |||||||
[pagina 60]
| |||||||
We hebben met deze voorbeelden alle drie combinaties van ontleningen geïllustreerd waarin het hiërarchische model voorziet. Aan het lied van Steendam lag alleen muzikale ontlening (M) te grondslag, dat van Seep combineerde muzikale en formele ontlening (MF) en Dubbels' lied muzikale, formele en literaire ontlening (MFL).
Figuur 8: Nieu dubbelt Haerlems lietboeck 1643: illustratie bij Stribée's ‘Als Bocx-voetje speelt met zijn pijpje in 't dal’
Foto: Koninklijke Bibliotheek, Den Haag Het hiërarchische model kan evenwel op verscheidene punten worden verfijnd. Ten eerste is er geen onderscheid gemaakt tussen enerzijds ontlening en anderzijds overeenkomst en eventueel gelijkheid. Ten tweede worden door de hiërarchische structuur bepaalde combinaties van ontleningen uitgesloten. Ten derde is ervan uitgegaan dat een contrafact slechts één model heeft. We zullen in de volgende paragrafen deze punten een voor een nuanceren.
Figuur 9: Amsteldams minnebeeckje 1645: illustratie bij Seeps ‘Geveynsde Vrijerey’ (‘A.v. Venne inven. A. Matham sc.’)
Foto: Koninklijke Bibliotheek, Den Haag |
|