verhanghen hadden: Soo veranderde Melampus seer haest van sijn voorige opinie. Want hem dochte doen, dat dat heerlijck Palleys , 'twelck hem te vooren een Paradys scheen te wesen, nu in een ysselijcke Ghevanckenisse verandert was. Ons alsoo vertoonende: Dat, soo wy de menschen soo wel als de Huysen, van binnen als van buyten konden aenschouwen: dat wy dan dickmaels souden bevinden, dat de ghene, die wy voor gheluckigh houden, haer selven voor seer ellendigh achten. Ende dat d'aensienlijcke Palleysen veeltijdts niet anders en zijn, als wel ghetimmerde Ghevanckenissen, de welcke van buyten wel schoon, maer van binnen met veel heymelijcke holen ende pyn-bancken vervult zijn. Want de gene, die hier Palleysen soecken voor hare Lichamen, vinden veel-tijdts Ghevanckenissen voor hare zielen.