Om rijkdom aannemelijk te maken, zijn meer deugden nodig dan waarover de gemiddelde man beschikt.
Het verschil tussen geestelijk en stoffelijk bezit is niet zo groot als de lekeprekers het doen voorkomen. Op het bezit komt het aan, niet op wàt men bezit.
Men is mens naarmate men bezitter is.
Wie niets bezit dan aards bezit, bezit toch iets.
Wie armoede aanprijst en bevordert, werkt ten bate van 's-mensens degradatie.
Allen die zich tegen het bezit verklaren, hebben de bedoeling het langs deze weg te verwerven.
Ik heb geen achting voor hen die onverantwoordelijk met hun geld omspringen. Doch als men er iets van weg geeft, mag men niet omkijken om na te gaan wat hij die ontving ermede doet.
Geld is geen bezit. Slechts een middel om het te verwerven.
Er zijn meer arme dan rijke miljonairs.
Rijkdom geeft geen verstand, doch vervangt het op bevredigende wijze.
Het geld is van nature rein en schuldeloos. Het voedsel is toch ook niet verantwoordelijk voor de maagkwaal van wie zich stelselmatig overeet.
Het ruilmiddel dat men machteloos maakt door het bezit, houdt op ruilmiddel en dus ook belangrijk te zijn.
De rijkaard adelt of bezoedelt de Rijkdom.
Wie volhoudt dat geld niet gelukkig maakt, heeft geen geld of is, door innerlijke verwording, niet tot geluk in staat.