deze data heeft Gorter geen andere verzen gepubliceerd. Van deze sonnetten bevat de uitgave van 1897 nog 31, de uitgave van 1905 nog 13, en die van 1916 slechts één.
V: Balder, zeven fragmenten, gepubliceerd in de Nieuwe Gids van Augustus 1893, dus direct na de laatste vier sonnetten: nimmer herdrukt. Het is de laatste bijdrage van Gorter aan de Nieuwe Gids.
VI: al het overige werk dat voor het eerst in 1897 werd gepubliceerd: de Spinozistische gedichten. Alleen het eerste hiervan is gedateerd: Dec. '92. Deze gedichten zijn waarschijnlijk ontstaan tijdens het vertalen van Spinoza's Ethica, welke vertaling in 1895 werd uitgegeven.
Het drieregelige gedicht, dat in 1916 voor het eerst gepubliceerd werd als slot-vers van de niet-socialistische poëzie, maar waarvan de tijd van ontstaan onbekend is, werd in deze complete uitgave geplaatst als inleidend gedicht vóór de socialistische groep, die als volgt is samengesteld:
I:herdruk van Verzen (1903), afdeling I.
II:herdruk van Verzen (1903), afdeling II, met tussenvoeging van het gedicht: In 't lichte Oosten kwam de zon, dat in de Nieuwe Tijd, jrg 6, gepubliceerd werd vlak vóór: De dag gaat open als een gouden roos, maar dat ongebundeld bleef; en voorts met verdubbeling van: ‘Gedoken zit ik in de ruimte’ wegens de zo belangrijke wijziging in vs 7.
III:herdruk van Verzen (1903), afdeling III.
IV:herdruk van Verzen (1903), afdeling IV, met tussenvoeging van de twee gedichten: ‘Ik heb een zeer schoon man gezien’ en: ‘Er treedt een man mij aan’, hier herdrukt vóór en nà ‘Een man trad op mij aan’, zoals dit drietal ook te vinden is in de Nieuwe Tijd, jrg 5.
V:herdruk van alle gedichten die in De School der Poëzie (1905) gepubliceerd zijn en die niet voorkomen in eerdere uitgaven; de stellig nogal willekeurige volgorde is niet gewijzigd.
VI:het enige gedicht dat onmiddellijk bij de uitgave van 1905 aansluit: De propaganda, gepubliceerd in de Nieuwe Tijd, elfde jrg (1906).