Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 515*] [p. 515*] [Jeugd ziet van God in elk ding de essentie] Jeugd ziet van God in elk ding de essentie omdat zij krachtig is en 't in elk deel Gods van nature is hem te erkennen. Hoe zou een deel dat rede heeft zijn eel bestaan en waarnaar streven al zijn wenschen, nu dat zijn kracht juist is, van zelf niet kennen! En daarom ook zijn er menschen die blijven zoo lang zij leven gelukkig wijl zij lijven van God overal zien, aan wien zij wennen: dat zijn die teere en die fraaië menschen de aan hun vader meest gelijke teel. Het licht der zon ontsteekt aan jeugd de oogen en, zelf Gods lach, ziet het met luiden lach waar jeugd zich heft in zijn machtige sprongen. De zachte jonge ziel maakt van den dag een feest, in overtuiging onbedrogen dat leven is één van adem zijn dronken. De zachte oogen van den stuurman vader moeten regeeren dat niet zijn jonge ader te loofrijk uitspruit, maar dat zijne kronken worde' opgebonden, dat zijn krachten mogen één worden en hij een Man worden mag. De ziel van God door de wereld gegoten, herkent zich uit elk deel in ieder deel - geen wonder dat zij daar gevoelig is; maar wie God in één ding zoekt wordt gestoten uit zijn kennis, omdat hij is het Heel en alleen wie het Heel kent is gewis. En daarvandaan komt nu ook al het lijden want kracht is kennis, alleen wie valsch zijn lijden, [pagina 516*] [p. 516*] en valsch zijn alle van God-zien ontbloote. Hoewel niemand onwetend is - wie 'n deel van God half kent, kent Gods gelijkenis. De knaap die van God leert is zacht, leergierig en vol van moed, in zijn jeugd is hij krachtig en zelfbeheerschend brandende van liefde een man geworden ernstig en aandachtig gaat hij, een golf van gratie om zich, zwierig - vol van adel en vol van sterke liefde, tracht hij te maken andren zooals Gode - vroom en rechtvaardig en ongedachtig doode -, en het recht uitgevende, goedertierig, is hij, door de anderen bewonderd, machtig tot God te brengen al zijn vreugd en liefde. In de ouderdom nadenkende verzonken verheugt hij zich der jeugd naar de oogen ziende het eens geleefde nog eens na te leven en zijner wijsheid helder zacht geblonken woorden aan de stille jonglingen biênde nog laat in 't leven nieuw leven te geven. Maar vooral bij zich zelf gedachtig Gode, wiens leven hij is denkend en dus nooit doode, met stiller oogen liefdevolle lonken, de laatste fouten als onkruiden wiênde, zich bewust aan de Alsmacht op te geven. (december 1892) Vorige Volgende