Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 486*] [p. 486*] Een dag in 't jaar O wilde woeste oneindige nacht eindelijk zijt ge ten einde gebracht nu zijn uw dampen voorbij nu blinkt de kleurkleedij van uwen jager, oneindige troebele, eeuwige, reinigen reinigen laat u met zuiver water hoor een val komt nu over u, laat er uw voeten niet wasschen, maar vlucht, o vlucht hoor, hoor, nadert nu watergerucht. O dierbare zon, keizer zon mijn bondgenoot, rijs er, bron mijn spiegelbron, dein en dein over vloei over eigen vloed, deiningen kloof er eindeloos diep in week kristal, water en licht o kom ik zal als ge nu komt een lied u zingen, het wroet in mijn keel en wil al springen hoog boven menschenhuizen uit een spiegelfontein van watergeluid. Water en licht in u zwem ik zon kristal, waterval, u klem ik in mijn beide roode armen, naar u verlang ik, o ik arme heb een oneindige wereldsche dorst, nog veel meer dan ik zeggen dorst eens, maar nu zal het verre klinken, ik wil woorden, mijn woorden drinken drinkend u toe en noemend u, zitten in uwen klankschaduw [pagina 487*] [p. 487*] schaduw van uwe stralen en vallen, achter uw licht- en watervallen. Komt wie immer dorst om mij heen allen lafenis regent, geen zal van hier gaan dan druipend van regen rood en koel zoodat de wegen rood zullen zijn van nieuw frisch vleesch, nat van de regen wat nog heesch van het stof is in droge jaren, roode zangvogels zullen bij scharen vliegen over ons groene land spiegelend zich aan waterkant. Vorige Volgende