Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 368*] [p. 368*] [In de zachte kleedaage van de Vrijheid] In de zachte kleedaage van de Vrijheid, vlak bij haar warm elpenen lichaam, in de schaduw van hare bloedroode vlag, is het goed naar de gouden woorden te hooren, die zij toetert, en zacht hoor ik haar gouden haar door de lucht gaan achter haar. Den klinkklaren klank van den kopren klaroen, haar mond, hoor ik, en ik zie haar zwaard vlammen, dat, zilver, den gouden dag verdeelt, als zij strijdt met de duizenden van haar vijanden. Ik hots en ik bots terwijl zij weerspringt, en terug, in de drommen van haar vijanden, en links en rechts slaat, en te hulpe roept de millioenen van haar proletaren. En onderwijl lig ik, en luister zacht naar 't zachte geruisch van hare haren. Als een vogeltje voel ik mij bij haar thuis. in zijn nest hoog in de zwiepende blaren, als de storm vloeit. Ik ken haar thuis, ik ken haar zacht bloed, haar teere aren, ik weet hoe ze opgebouwd is, liefelijk, de Moedige! Zij, de dappere Vrijheid. Vorige Volgende