Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 361] [p. 361] I O zoo te minnen in den grooten gloed Van 't heelal, van het zonlicht, in de lucht. O zoo te eten d' honingstroomende lucht, O zoo te gaan het heelal tegemoet. Elk uur te voelen als de groote zucht Van 't leven, elke plaats met het gemoed Vol liefde te bereiken, nooit beducht Van iets te zijn, maar een wezen van moed! En dan te vinden waar de grootste wensch leit, Die alle sterkste menschen immer hadden, Waarom ze God altijd zoo vurig baden: Om zich te geven voor de heele menschheid. O zoetste schat die in 't rijke leven leit. O in zaligheid diepste zaligheid! Vorige Volgende